RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
vreemdelingenkamer
nevenzittingsplaats Almelo
uitspraak van de enkelvoudige kamer
op het beroep tegen de maatregel van bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), toegepast ten aanzien van de vreemdeling genaamd althans zich noemende:
[naam],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
van nationaliteit,
thans verblijvende in het AC te Schiphol,
[justitienummer],
,
gemachtigde: , advocaat te ;
DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. P.A.L.A. van Ittersum, ambtenaar van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).
1. Procesverloop
Op is met het oog op de uitzetting in bewaring gesteld (op grond van artikel 59, eerste lid aanhef en onder a, Vw 2000).
variabele onbekend heeft op tegen de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Dit beroep strekt mede tot toekenning van schadevergoeding.
Het beroep is behandeld ter zitting van . variabele onbekend is in persoon verschenen, bijgestaan door variabele onbekend gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. Ter zitting was een tolk aanwezig.
2. Standpunten
variabele onbekend heeft de rechtbank verzocht het beroep gegrond te verklaren, de opheffing van de bewaring te bevelen en schadevergoeding toe te kennen.
Verweerder heeft de rechtbank verzocht het beroep ongegrond te verklaren en het verzoek om toekenning van schadevergoeding af te wijzen.
3. Overwegingen
Beoordeeld dient te worden of de toepassing en tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in overeenstemming zijn met de wettelijke vereisten dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid gerechtvaardigd zijn.
Eiser heeft –samengevat weergegeven- het volgende aangevoerd. Eiser heeft, verwijzend naar het arrest van het Hof van Justitie van 22 juni 2010 (Melki en Abdeli vs. Frankrijk), C-188/10 en C-189/10, gesteld dat de Mobiel Toezicht Vreemdelingen-controle (MTV-controle) waarbij eiser op 30 november 2010 is staande gehouden, in strijd is met artikel 20 en 21, onder a van de Schengengrenscode. Ingevolge deze artikelen is het uitoefenen van een grenscontrole verboden. Een controle “die hetzelfde effect heeft als de uitoefening van een grenscontrole” is evenmin toegestaan. Het Hof van Justitie gaat in het arrest in op de vraag hoe bepaald kan worden of van een dergelijke controle sprake is.
Volgens het Hof van Justitie is hiertoe ten eerste het doel van een dergelijke controle van belang. Eiser stelt dat uit artikel 50, eerste lid, Vw 2000 en uit de Vreemdelingencirculaire 2000 blijkt dat de MTV-controle exclusief ziet op grensgangers als bedoeld in de Schengengrenscode. Het doel van de MTV-controle is derhalve in strijd met artikel 20 en 21 van de Schengengrenscode.
Een tweede criteria is het territoriale bereik van de controle. Eiser heeft betoogd dat ook de MTV-controle een territoriaal bereik kent, namelijk drie kilometer vanaf een Schengen-binnengrens, c.q. tot de tweede afslag vanaf de grens. Voorts wordt de controle uitgevoerd door de KMar. Dit levert een rechtsvermoeden op dat er sprake is van een ontoelaatbare controle aan de binnengrens.
Tot slot vindt het Hof van Justitie het van belang dat in de betreffende situatie in het arrest geen waarborgen zijn ingebouwd om te voorkomen dat in de praktische uitoefening van de controlebevoegdheden eenzelfde effect als grenscontrole optreedt. Volgens eiser zijn deze niet aanwezig.
Verweerder heeft aangegeven dat de MTV-controle plaats vindt in het kader van het toezicht gericht op het in een zo vroeg stadium tegengaan van illegaal verblijf. De MTV-controle ziet derhalve alleen op toezicht in het kader van de Vreemdelingenwet. Deze controle verschilt van de omschrijvingen in artikel 2, onder 9 tot en met 11, van de Schengengrenscode. Nu deze controle steekproefsgewijs gebeurt en er geen faciliteiten aanwezig zijn zoals bij een grenscontrole, stelt verweerder dat de MTV-controle op juiste wijze heeft plaatsgevonden.
De rechtbank is van oordeel dat de procedure leidend tot de inbewaringstelling en de wijze van tenuitvoerlegging van de bewaring in overeenstemming zijn met de wettelijke vereisten. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
De wijze waarop mobiel toezicht in Nederland wordt uitgevoerd is beschreven in de Vreemdelingencirculaire 2000 in paragraaf A3/2.4. Het toezicht vindt plaats voordat het grensverkeer zich heeft vermengd met het binnenlands verkeer. Dit gebeurt in internationale treinen en bij auto’s die de Nederlandse grens zijn gepasseerd, maar ook in het geval van internationaal vliegverkeer waarbij sprake is van een intra-Schengenvlucht naar het grondgebied van Nederland. Het moet gaan om “personen van wie mag worden aangenomen dat zij grensgangers zijn”. “Alle personen, Nederlanders en niet-Nederlanders, waarvan mag worden aangenomen dat zij grensganger zijn, kunnen aan deze vorm van vreemdelingentoezicht worden onderworpen. Een redelijk vermoeden over illegaal verblijf speelt bij deze vorm van toezicht geen rol.”
De rechtbank kan zich in het standpunt vinden van verweerder nu in de Schengengrenscode de nadruk wordt gelegd op de grensoverschrijding “an sich” en de bewaking en controle van de grens, terwijl in een MTV-controle degene die de grens is gepasseerd, gecontroleerd wordt op de rechtmatigheid van zijn verblijf in Nederland. Voorts is de rechtbank van oordeel dat er wel degelijk waarborgen zijn ingebouwd waardoor de MTV-controle verschilt van een grenscontrole als bedoeld in de Schengengrenscode. Zo wordt niet overal en constant gecontroleerd, maar steekproefsgewijs en alleen daar waar de kans op confrontatie met illegale immigratie reëel is. In de Vreemdelingencirculaire 2000 staat naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk uitgewerkt hoe de bepaling van deze kans tot stand komt. Derhalve faalt het betoog van eiser.
De vrees is gerechtvaardigd dat variabele onbekend, die geen rechtmatig verblijf hier te lande heeft, indien in vrijheid gesteld, zich aan de uitzetting zal onttrekken. De rechtbank laat daarbij wegen dat variabele onbekend niet beschikt over een identiteitspapier als bedoeld in artikel 4.21 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000), geen vaste woon- of verblijfplaats heeft en niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende voortvarendheid betracht bij de (voorbereiding van de) uitzetting van variabele onbekend. Hierbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. Gebleken is dat eiser asiel heeft aangevraagd. Gelet hierop dienen uitzettingshandelingen te worden gestuit. Voorts is gebleken dat op 2 december 2010 een claim België is verstuurd naar Bureau Dublin en dat op 7 december 2010 een vertrekgesprek met eiser heeft plaatsgevonden.
Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden gebleken op grond waarvan de bewaring onrechtmatig moet worden geacht.
Dit brengt mee dat de toepassing en tenuitvoerlegging van de bewaring in overeenstemming zijn met de wettelijke vereisten en dat de bewaring bij afweging van alle daarbij betrokken belangen gerechtvaardigd is.
Het beroep is ongegrond. Daarom kan geen schadevergoeding worden toegekend.
4. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus gedaan door mr. , rechter, in tegenwoordigheid van mr. , griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen een week na verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “Hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage.
Artikel 85 Vw 2000 bepaalt dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Algemene wet bestuursrecht (herstel verzuim) is niet van toepassing.
Afschrift verzonden: