ECLI:NL:RBSGR:2010:BO7529
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tijdigheid van bezwaarschrift in vreemdelingenzaak en verschoonbaarheid van termijnoverschrijding
In deze zaak heeft eiseres, van Surinaamse nationaliteit, op 29 mei 2007 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf. Deze aanvraag werd door de minister van Buitenlandse Zaken op 21 augustus 2007 afgewezen. Eiseres heeft op 2 december 2007 bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing. Het bezwaar werd echter door de minister op 14 maart 2008 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift niet binnen de wettelijke termijn was ingediend. Eiseres heeft hiertegen op 1 december 2009 beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft op 10 december 2010 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank overwoog dat de bezwaartermijn, ingevolge artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is gaan lopen op 29 september 2007, de dag na de verzending van het bestreden besluit op 28 september 2007. De termijn voor het indienen van het bezwaarschrift was daarmee verstreken op 29 oktober 2007. Eiseres had haar bezwaarschrift pas op 2 december 2007 ingediend, wat buiten de gestelde termijn viel.
Eiseres voerde aan dat zij het besluit pas op 22 november 2008 had ontvangen en dat zij daardoor binnen de termijn bezwaar had gemaakt. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres niet had aangetoond dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was. Eiseres had de gelegenheid gekregen om de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding te onderbouwen, maar had hiervan geen gebruik gemaakt. De rechtbank concludeerde dat het verstrijken van de termijn voor rekening en risico van eiseres kwam.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de minister het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk had verklaard. Er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken, en partijen kregen de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Raad van State.