ECLI:NL:RBSGR:2010:BO7529

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08-13004
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid van bezwaarschrift in vreemdelingenzaak en verschoonbaarheid van termijnoverschrijding

In deze zaak heeft eiseres, van Surinaamse nationaliteit, op 29 mei 2007 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf. Deze aanvraag werd door de minister van Buitenlandse Zaken op 21 augustus 2007 afgewezen. Eiseres heeft op 2 december 2007 bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing. Het bezwaar werd echter door de minister op 14 maart 2008 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift niet binnen de wettelijke termijn was ingediend. Eiseres heeft hiertegen op 1 december 2009 beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft op 10 december 2010 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank overwoog dat de bezwaartermijn, ingevolge artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is gaan lopen op 29 september 2007, de dag na de verzending van het bestreden besluit op 28 september 2007. De termijn voor het indienen van het bezwaarschrift was daarmee verstreken op 29 oktober 2007. Eiseres had haar bezwaarschrift pas op 2 december 2007 ingediend, wat buiten de gestelde termijn viel.

Eiseres voerde aan dat zij het besluit pas op 22 november 2008 had ontvangen en dat zij daardoor binnen de termijn bezwaar had gemaakt. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres niet had aangetoond dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was. Eiseres had de gelegenheid gekregen om de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding te onderbouwen, maar had hiervan geen gebruik gemaakt. De rechtbank concludeerde dat het verstrijken van de termijn voor rekening en risico van eiseres kwam.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de minister het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk had verklaard. Er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken, en partijen kregen de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 08 / 13004
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 10 december 2010
in de zaak van:
[eiseres],
geboren op [geboortedatum], van Surinaamse nationaliteit,
eiseres,
vertegenwoordiger: [referent], referent en partner.
tegen:
de minister van Buitenlandse Zaken,
verweerder,
gemachtigde: mr. Ch.R. Vink, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te
’s-Gravenhage.
1. Procesverloop
1.1 Eiseres heeft op 29 mei 2007 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 21 augustus 2007 afgewezen. Eiseres heeft tegen het besluit op 2 december 2007 bezwaar gemaakt.
1.2 Verweerder heeft het bezwaar bij besluit van 14 maart 2008 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres heeft tegen dit besluit op 1 december 2009 beroep ingesteld.
1.3 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 24 september 2010. [referent] voornoemd is niet verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1 Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat het bezwaarschrift niet binnen de wettelijke termijn is ingediend en dat dit niet verschoonbaar is.
2.2 Eiseres heeft (in de bezwaarfase) aangevoerd dat zij het bestreden besluit eerst op 22 november 2008 heeft ontvangen en daarmee binnen de gestelde termijn van vier weken bezwaar heeft gemaakt.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.3 Ingevolge artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vangt de bezwaartermijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekend gemaakt. De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt ingevolge artikel 3:41, eerste lid, Awb door toezending of uitreiking aan hen, onder wie de aanvrager.
2.4 Een bezwaarschrift is ingevolge artikel 6:9 Awb tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
2.5 Ingevolge artikel 6:11 Awb blijft ten aanzien van een na de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.6 Ingevolge artikel 69, eerste lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift, in afwijking van artikel 6:7 Awb, vier weken.
2.7 Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) dient, ingeval van niet aangetekende verzending van besluiten of andere rechtens van belang zijnde documenten, het bestuursorgaan aannemelijk te maken dat het desbetreffende stuk is verzonden. Er is, zoals de Afdeling heeft overwogen bij uitspraak van 19 september 2007 (zaaknr 200701760/1) echter geen grond voor het oordeel dat de verzending reeds aannemelijk is gemaakt indien een afschrift van de brief wordt overgelegd met daarop een juiste adressering. Er dient op enigerlei wijze aannemelijk te worden gemaakt dat de brief ook daadwerkelijk is verzonden. Uit de uitspraak van de Afdeling van 1 juli 2008 (nr. 200707984/1) volgt dat daadwerkelijke verzending aannemelijk is gemaakt indien op de brief een datumstempel is geplaatst en duidelijk is dat dit stempel de datum van de verzending betreft. Dit is bevestigd bij uitspraak van de Afdeling van 15 juli 2009 (nr. 200901238/1).
2.8 Uit de zich in het dossier bevindende stukken blijkt dat verweerder het besluit in primo op de juiste wijze heeft bekendgemaakt. Blijkens de brief van de ambassade (gedingstuk 38) heeft verweerder het besluit op 28 september 2007 per aangetekende post aan eiseres verzonden. Ingevolge artikel 6:8 Awb is de bezwaartermijn derhalve gaan lopen op 29 september 2007 en ingevolge artikel 69, eerste lid, Vw verstreken op 29 oktober 2007. Het bezwaarschrift van 2 december 2007 is derhalve niet binnen de in artikel 69 Vw gestelde termijn ingediend.
2.9 Eiseres heeft (niet nader onderbouwd) aangegeven het besluit in primo eerst op 22 november 2008 te hebben ontvangen. De postbode zou brieven verkeerd hebben bezorgd. Eiseres is bij brieven van 8 januari 2008 en 14 februari 2008 door verweerder in de gelegenheid gesteld de eventuele verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding te onderbouwen. Hiervan is door eiseres geen gebruik gemaakt. Verweerder heeft de door eiseres opgegeven reden naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende kunnen achten. Het verstrijken van de termijn waarbinnen zij bezwaar kon instellen komt voor rekening en risico van eiseres.
2.10 Voorts is niet gebleken van andere feiten of omstan¬digheden op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat eiseres in verzuim is geweest.
2.11 Nu niet is gebleken van een verschoonbare termijnoverschrijding heeft verweerder het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.12 De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren.
2.13 Er is geen grond een van de partijen te veroordelen in de door de andere partij gemaakte proceskosten.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Mateman, rechter, en op 10 december 2010 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van A.J. Vervoordeldonk, griffier.
Afschrift verzonden op:
Coll:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC, ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.