ECLI:NL:RBSGR:2010:BO7455

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/12597
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoldoende inzichtelijke taalanalyse in asielzaak leidt tot vernietiging besluit

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 3 november 2010 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, van Somalische nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning, die door de minister van Justitie was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op een taalanalyse die door het Bureau Land en Taal (BLT) was uitgevoerd, waaruit bleek dat eiseres niet eenduidig kon worden herleid tot Zuid-Somalië. Eiseres betwistte de betrouwbaarheid van deze taalanalyse en voerde aan dat deze onvoldoende inzichtelijk was. De rechtbank oordeelde dat de taalanalyse niet voldeed aan de eisen van zorgvuldigheid en inzichtelijkheid, zoals gesteld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat de minister niet de vereiste zorgvuldigheid had betracht door de taalanalyse aan zijn besluit ten grondslag te leggen. Hierdoor was het besluit ondeugdelijk gemotiveerd en in strijd met de wet. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de minister op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 644,--.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
Zittinghoudende te Amsterdam
zaaknummer: AWB 09/12597
V-nrs: [X]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken
in het geding tussen:
[eiseres],
geboren op [geboortedatum] 1972, van Somalische nationaliteit, eiseres,
mede namens de minderjarige kinderen
[kind 1], geboren op [geboortedatum] 1994,
[kind 2], geboren op [geboortedatum] 2000,
[kind 3], geboren op [geboortedatum] 1997,
[kind 4], geboren op [geboortedatum] 1997,
gemachtigde: mr. M. Woudwijk, advocaat te Amsterdam,
en:
de minister van Justitie, voorheen de staatssecretaris van Justitie,
verweerder,
gemachtigde: mr. B.M. Kristel, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 13 maart 2009 heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 19 oktober 2007 tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 afgewezen. Op 7 april 2009 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseres ontvangen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2010. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Ook waren ter zitting aanwezig A. Mahamed als tolk Somalisch en de kinderen en het nichtje van eiseres.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Asielrelaas
Eiseres heeft het volgende relaas aan haar aanvraag ten grondslag gelegd. Eiseres behoort tot de Tumal. In december 2005 is haar echtgenoot vermoord. Twee maanden later is eiseres mishandeld door de vermoedelijke daders. Als gevolg hiervan heeft eiseres een miskraam gekregen. Ook is bij een later incident haar huis in brand gestoken. Tevens zijn de kinderen van eiseres mishandeld. Ten slotte vreest eiseres voor besnijdenis bij haar dochter en haar nichtje.
Overwegingen
1. Op grond van artikel 29, eerste lid, van de Vw 2000, zoals deze bepaling gold ten tijde van het bestreden besluit, kan - voor zover hier van belang - een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 worden verleend aan de vreemdeling:
a. die verdragsvluchteling is;
b. die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan folteringen, aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen;
c. van wie naar het oordeel van verweerder op grond van klemmende redenen van humanitaire aard die verband houden met de redenen van zijn vertrek uit het land van herkomst, in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij terugkeert naar het land van herkomst.
2. Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 afgewezen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zich zelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder f, van genoemd artikel wordt bij het onderzoek naar de aanvraag mede betrokken de omstandigheid dat de vreemdeling ter staving van zijn aanvraag geen reis- of identiteitspapieren dan wel andere bescheiden kan overleggen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag, tenzij de vreemdeling aannemelijk kan maken dat het ontbreken van deze bescheiden niet aan hem is toe te rekenen.
3. Indien zich één van de omstandigheden als bedoeld in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder a tot en met f, van de Vw 2000 voordoet, zal ingevolge het ter zake geldende beleid, zoals opgenomen in paragraaf C14/3.4 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000, van het relaas een positieve overtuigingskracht uit moeten gaan willen de verklaringen alsnog als aannemelijk worden beschouwd.
4. Tussen partijen is allereerst in geschil of verweerder in redelijkheid de omstandigheid als bedoeld in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 aan eiseres heeft mogen tegenwerpen.
5. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het eiseres valt toe te rekenen dat zij geen reisdocumenten heeft overgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in redelijkheid tot deze conclusie kunnen komen, nu eiseres haar vlieg-, bus- en treintickets heeft afgegeven aan de reisagent op het moment dat zij zich al in Nederland bevond. Ook heeft verweerder eiseres in redelijkheid mogen aanrekenen dat zij geen coherente en verifieerbare verklaringen heeft afgelegd over de gestelde reisroute. Van eiseres had immers mogen worden verwacht dat zij meer informatie over haar reis had kunnen verschaffen dan een beschrijving van de binnenkant van het vliegtuig. Dit leidt tot de conclusie dat verweerder artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 aan eiseres heeft kunnen tegenwerpen.
6. Hiermee is aan de orde de vraag of van het asielrelaas van eiseres positieve overtuigingskracht uitgaat.
7. Verweerder heeft overwogen dat het asielrelaas van eiseres positieve overtuigingskracht ontbeert. Verweerder hecht aan de verklaring van eiseres dat zij uit Saranley, Zuid-Somalië, afkomstig is, geen geloof en acht daarom ook haar asielrelaas ongeloofwaardig. Verweerder heeft hieraan de taalanalyse van het Bureau Land en Taal (hierna: BLT) van 9 januari 2008 ten grondslag gelegd. Volgens deze taalanalyse is eiseres eenduidig niet te herleiden tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Zuid-Somalië. Zij verstrekt weliswaar enige informatie over haar beweerde herkomstgebied, maar de informatie die zij geeft is algemeen van aard en niet concreet en gedetailleerd. Verder vermeldt de taalanalyse dat eiseres Somalisch spreekt zoals dat gangbaar is in Noord-Somalië en niet zoals dat gangbaar is in Zuid-Somalië.
8. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie onder andere de uitspraak van 18 december 2009, LJN: BK8644) blijkt dat indien bij verweerder twijfel is gerezen over de door de vreemdeling gestelde herkomst en als gevolg daarvan over diens gestelde identiteit en nationaliteit, verweerder, door een taalanalyse te laten verrichten, de desbetreffende vreemdeling tegemoet kan komen in de op hem ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 rustende last om het door hem gestelde aannemelijk te maken.
9. In beginsel mag ervan worden uitgegaan dat een vanwege verweerder door BLT verrichte taalanalyse tot stand is gekomen onder verantwoordelijkheid van een ter zake deskundige linguïst waarvan de kwaliteit voldoende is gewaarborgd en dat de ingeschakelde taalanalist op zorgvuldige wijze is geselecteerd en onder voortdurende kwaliteitscontrole staat. Niettemin dient verweerder, indien en voor zover hij tot het laten verrichten van een taalanalyse overgaat en deze aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, zich er ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van te vergewissen dat de taalanalyse – naar wijze van totstandkoming – zorgvuldig en – naar inhoud – inzichtelijk en concludent is.
10. Eiseres heeft aangevoerd dat de taalanalyse niet voldoende inzichtelijk is. Zij heeft op alle vragen die zien op haar herkomstgebied antwoord gegeven. Er is door de taalanalist niet doorgevraagd. Voorts stelt zij dat in de taalanalyse wordt volstaan met een algemene beschrijving van wat woorden, maar dat daar niet uit kan worden opgemaakt of deze woorden worden gesproken in Zuid-Somalië of in Noord-Somalië. Ten slotte heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de door haar overgelegde contra-expertise van 19 november 2008 voldoende aanknopingspunten bevat voor twijfel aan de uitkomst van de taalanalyse.
11. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting – desgevraagd – verklaard dat de taalanalyse niet inzichtelijk is. Dit leidt volgens hem echter niet tot vernietiging van het bestreden besluit, omdat het BLT in de reactie op de contra-expertise van 30 december 2008 uitgebreid heeft gemotiveerd waarom eiseres eenduidig niet uit Zuid-Somalië afkomstig is.
De rechtbank volgt verweerder hierin niet. Redengevend daartoe is het volgende.
12. Wat betreft de landenkennis van eiseres is in het rapport van de taalanalyse geen enkele onderbouwing gegeven van de conclusie dat eiseres niet in staat is om haar beweerde herkomstgebied uitgebreid en gedetailleerd te beschrijven. De taalanalyse is in zoverre niet inzichtelijk.
13. Wat betreft de spraak van eiseres vermeldt het rapport van de taalanalyse niet waarom eiseres door haar spraak eenduidig niet herleidbaar is tot de spraakgemeenschap binnen Zuid-Somalië. Volstaan is met een algemene beschrijving van de spraak van eiseres en enkele voorbeelden van haar uitspraak, woordkeuze en grammatica, zonder deze beschrijving en voorbeelden toe te lichten of te vergelijken met hetgeen ter zake in Zuid-Somalië gebruikelijk is. Ook in zoverre is de taalanalyse dus niet inzichtelijk.
14. In de reactie van 30 december 2008 heeft het BLT volstaan met een verwijzing naar het rapport van de taalanalyse en heeft het BLT de daarin ingenomen conclusies ter zake van de landenkennis en de spraak van eiseres niet nader gemotiveerd. De opmerking dat het BLT een goed en volledig beeld heeft van de verhalen waarmee vreemdelingen het land binnenkomen en daardoor beter in staat is dan contra-experts om deze verhalen op waarheid te beoordelen is een onvoldoende onderbouwing van het standpunt dat eiseres niet over gedetailleerde landenkennis beschikt. Verder heeft het BLT aangegeven dat in de spraak van eiseres veel meer Noord-Somalische elementen zijn aan te wijzen dan de contra-expert wil doen voorkomen, maar nog steeds is geen toelichting gegeven op de in het rapport genoemde voorbeelden of een vergelijking gemaakt met hetgeen ter zake in Zuid-Somalië gebruikelijk is.
15. De rechtbank is daarom van oordeel dat de taalanalyse, ook indien de reactie van het BLT van 30 december 2008 daarbij wordt betrokken, niet inzichtelijk en concludent is. Door aan het besluit van 13 maart 2009 de taalanalyse ten grondslag te leggen heeft verweerder niet de vereiste zorgvuldigheid betracht. Bovendien is het besluit aldus ondeugdelijk gemotiveerd.
16. Hieruit volgt dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. De rechtbank verklaart het beroep dan ook gegrond, vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak.
17. Gelet op het voorgaande veroordeelt de rechtbank verweerder als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,-- als kosten van verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt € 322,--, wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten, begroot op € 644,-- (zegge: zeshonderd vierenveertig euro), te betalen aan de griffier;
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J.W. Verhaagh, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. J.C.E. Krikke, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2010.
De griffier De rechter
Afschrift verzonden op:
Conc.: JK
Coll.: AS
D: B
VK
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt vier weken. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.