ECLI:NL:RBSGR:2010:BO7265
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardigheid van het asielrelaas
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 10 december 2010 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, van onbekende nationaliteit, had op 7 november 2008 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag werd door verweerder, de minister voor Immigratie en Asiel, bij besluit van 19 november 2009 afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de openbare behandeling op 24 september 2010 zijn eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl verweerder vertegenwoordigd was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in zijn beroepschrift de toepassing van artikel 31, tweede lid, onder c en d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) door verweerder niet gemotiveerd heeft betwist. Eiser heeft geen argumenten aangedragen tegen de overwegingen van verweerder, waardoor de rechtbank concludeert dat verweerder deze bepalingen terecht op de aanvraag van eiser heeft toegepast. Verweerder heeft het niet onverwijld melden en het gebruikmaken van vervalste bescheiden in redelijkheid aan eiser mogen toerekenen.
De rechtbank heeft verder overwogen dat verweerder het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig heeft kunnen achten wegens het ontbreken van positieve overtuigingskracht. Eiser heeft verklaard dat hij gedwongen werd zich aan te sluiten bij een geheim genootschap, maar verweerder heeft deze verklaring als niet aannemelijk beoordeeld. De rechtbank concludeert dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en verklaart het beroep ongegrond. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling.