ECLI:NL:RBSGR:2010:BO7265

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09-46892
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardigheid van het asielrelaas

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 10 december 2010 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, van onbekende nationaliteit, had op 7 november 2008 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag werd door verweerder, de minister voor Immigratie en Asiel, bij besluit van 19 november 2009 afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de openbare behandeling op 24 september 2010 zijn eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl verweerder vertegenwoordigd was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in zijn beroepschrift de toepassing van artikel 31, tweede lid, onder c en d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) door verweerder niet gemotiveerd heeft betwist. Eiser heeft geen argumenten aangedragen tegen de overwegingen van verweerder, waardoor de rechtbank concludeert dat verweerder deze bepalingen terecht op de aanvraag van eiser heeft toegepast. Verweerder heeft het niet onverwijld melden en het gebruikmaken van vervalste bescheiden in redelijkheid aan eiser mogen toerekenen.

De rechtbank heeft verder overwogen dat verweerder het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig heeft kunnen achten wegens het ontbreken van positieve overtuigingskracht. Eiser heeft verklaard dat hij gedwongen werd zich aan te sluiten bij een geheim genootschap, maar verweerder heeft deze verklaring als niet aannemelijk beoordeeld. De rechtbank concludeert dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en verklaart het beroep ongegrond. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 09 / 46892
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 10 december 2010
in de zaak van:
[naam eiser],
geboren op [geboortedatum], van onbekende nationaliteit,
eiser,
gemachtigde: mr. R.L. Braakman, advocaat te Amsterdam,
tegen:
de minister voor Immigratie en Asiel, voorheen de minister van Justitie, voorheen de staatsecretaris van Justitie,
verweerder,
gemachtigde: mr. Ch.R. Vink, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te
’s-Gravenhage.
1. Procesverloop
1.1 Eiser heeft op 7 november 2008 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 19 november 2009 afgewezen. Eiser heeft tegen het besluit beroep ingesteld.
1.2 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 24 september 2010. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1 Eiser is in november 2007 Nederland ingereisd. Op 2 september 2008 is hij in bewaring gesteld. Bij uitspraak van 17 september 2008 van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Amsterdam, is het beroep gericht tegen de inbewaringstelling ongegrond verklaard ([#]). Op 24 september 2008 is een terugname verzoek bij de Italiaanse autoriteiten ingediend, welk verzoek op 17 oktober 2008 is afgewezen. Bij uitspraak van 15 november 2008 van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Amsterdam, is een beroep gericht tegen de inbewaringstelling ongegrond verklaard ([#]). Op 18 december 2008 is de bewaring opgeheven. Op 2 april 2009 is een herhaald terugname verzoek ingetrokken.
2.2 Eiser heeft ter onderbouwing van zijn aanvraag het volgende aangevoerd. De vader van eiser is voodoopriester en lid van een geheim genootschap. Eiser moest zijn plaats innemen als hij zou sterven. Dat wilde eiser niet. Daarom is eiser naar Kaduna in het noorden van Nigeria gegaan waar hij in een kerk jeugdleider werd. Vanwege de spanningen en geweld tussen moslims en christenen in 2000 heeft eiser Kaduna verlaten. Eiser is teruggegaan naar Benin City. Daar kwam eiser er achter dat hij nog steeds werd gezocht. Eiser heeft vrees voor de moslims en de autoriteiten.
2.3 Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen op de volgende gronden. Verweerder verwijt eiser de omstandigheden bedoeld in artikel 31, tweede lid, sub c en d, Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Nu eiser niet aannemelijk, tegenstrijdig, onduidelijk en bevreemdend heeft verklaard, ontbeert het relaas positieve overtuigingskracht en acht verweerder het ongeloofwaardig.
2.4 De rechtbank overweegt als volgt.
2.5 Vastgesteld wordt dat eiser in het beroepschrift de toepassing door verweerder van artikel 31, tweede lid, onder c en d, Vw niet gemotiveerd heeft betwist. Nu eiser geen argumenten heeft aangedragen tegen de door verweerder gebezigde overwegingen en deze de tegenwerping naar het oordeel van de rechtbank kunnen dragen, moet de conclusie leiden dat verweerder deze bepalingen terecht op de aanvraag van eiser van toepassing heeft geacht. Verweerder heeft derhalve het niet onverwijld melden en het gebruikmaken van vervalste bescheiden in redelijkheid aan eiser mogen toerekenen.
2.6 Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het asielrelaas van eiser positieve overtuigingskracht ontbeert. Zoals volgt uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan, indien als gevolg van het toerekenbaar ontbreken van documenten van het relaas positieve overtuigingskracht moet uitgaan, reeds een enkele vaagheid, hiaat, ongerijmde wending of tegenstrijdigheid op het niveau van de relevante bijzonderheden tot de slotsom leiden dat daarvan geen sprake is.
2.7 Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig kunnen achten wegens het ontbreken van positieve overtuigingskracht. Daartoe overweegt de rechtbank dat verweerder niet aannemelijk heeft kunnen achten dat eiser gedwongen was zich aan te sluiten bij een geheim genootschap dan wel dat hij zich hier niet aan zou hebben kunnen onttrekken. Voorts heeft verweerder de verklaringen van eiser inzake het bijwonen van een bijeenkomst van het geheime genootschap en de leden daarvan tegenstrijdig kunnen achten. Eiser heeft in beroep geen gronden aangevoerd die tot een ander oordeel leiden.
2.8 Verweerder heeft op goede gronden geconcludeerd dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
2.9 Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren.
2.10 Er is geen grond een van de partijen te veroordelen in de door de andere partij gemaakte proceskosten.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Mateman, rechter, in tegenwoordigheid van A.J. Vervoordeldonk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 december 2010.
Afschrift verzonden op :
Coll:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC, ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.