ECLI:NL:RBSGR:2010:BO6907
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Uitzetting van Chinese vreemdeling en bewaring in het belang van openbare orde
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 10 december 2010 uitspraak gedaan in een beroep tegen de inbewaringstelling van een Chinese vreemdeling. Eiser, geboren op een onbekende datum en verblijvende in een penitentiaire inrichting, had op 19 november 2010 beroep ingesteld tegen zijn inbewaringstelling en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting van de enkelvoudige kamer op 29 november 2010, waar eiser in persoon verscheen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerder vertegenwoordigd werd door mr. X.J. Polak. Na sluiting van het onderzoek op 30 november 2010, werd de behandeling verwezen naar de meervoudige kamer, waar eiser opnieuw in persoon verscheen, maar zijn gemachtigde niet aanwezig was. Verweerder werd vertegenwoordigd door mr. M.A.M. Janssen.
De rechtbank overwoog dat verweerder voldoende voortvarendheid had getoond in de uitzetting van eiser en dat er geen aanknopingspunten waren om de jurisprudentielijn van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te verlaten. Eiser had aangevoerd dat er geen zicht op uitzetting naar China was, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder afdoende had gemotiveerd dat er sprake was van een structurele wijziging in de opstelling van de Chinese autoriteiten. De rechtbank concludeerde dat eiser de plicht had om mee te werken aan zijn uitzetting en dat hij inspanningen moest verrichten om in het bezit van een paspoort te komen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen omstandigheden waren die toewijzing rechtvaardigden. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. R.J.A. Schaaf, en de leden mr. J. van Berchum en mr. T. van de Woestijne, in aanwezigheid van griffier W.G.M. de Boer.