Sector familie- en jeugdrecht
Rekestnummer: FA RK 10-4674
Zaaknummer: 368663
Datum beschikking: 17 november 2010
Beschikking op het op 14 juni 2010 ingekomen verzoekschrift van:
[verzoekster] en [de vader],
verzoekers dan wel verzoekster en de vader,
wonende te [plaats A],
advocaat: mr. R.G. van den Heuvel te Gouda.
Als belanghebbenden wordt aangemerkt:
[de zus van de overleden moeder],
zus van de overleden moeder,
wonende te [plaats B].
De rechtbank heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift;
- de brief d.d. 25 juni 2010, met bijlagen, van de zijde van verzoekers;
- de brief d.d. 22 juli 2010, met bijlagen, van de zijde van verzoekers;
- een verklaring van instemming d.d. 4 juli 2010 van [de zus van de overleden moeder].
Op 3 november 2010 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: verzoekers met hun advocaat.
Het verzoek strekt tot adoptie door verzoekster van de minderjarigen,
- [minderjarige A], geboren op [geboortedatum] 2002 te [plaats A];
- [minderjarige B], geboren op [geboortedatum] 2003 te [plaats A].
De vader ondersteunt het adoptieverzoek.
De minderjarigen zijn geboren uit de moeder, [de moeder] en door de vader erkend. De moeder is op [overlijdensdatum] 2007 te [plaats A] overleden. Verzoeker oefent het eenhoofdig gezag over de minderjarigen uit.
De vader, geboren op [geboortedatum] 1949 te [plaats C], en verzoekster, geboren op [geboortedatum] 1958 te [plaats D], zijn gehuwd op [huwelijksdatum] 2009 te [plaats van huwelijk]. Sindsdien leven zij samen.
Verzoekers achten, zakelijk weergegeven, het in het belang van de minderjarigen dat hun positie ten opzichte van verzoekster in familierechtelijke zin hetzelfde zal zijn als die ten opzichte van hun vader.
In artikel 1:227, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat een verzoek tot adoptie door de adoptant die de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder is, slechts kan worden gedaan indien de adoptant en de ouder, ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met elkaar hebben samengeleefd.
Het huwelijk van verzoekster en de vader is gesloten op [huwelijksdatum] 2009 en zij wonen eerst sindsdien samen. Aan de voornoemde drie-jaars-termijn wordt derhalve niet voldaan.
De rechtbank is echter, gelet op hetgeen uit de overgelegde stukken is gebleken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat verzoekers desondanks in hun verzoek kunnen worden ontvangen. Zij overweegt daartoe als volgt:
Adoptie is in het Nederlands recht geïntroduceerd als een maatregel van kinderbescherming. Deze bescherming wordt het kind geboden door de erkenning van de duurzame binding tussen het kind en de adoptiefouders die het kind duurzaam verzorgen en opvoeden.
In artikel 1:227, tweede lid, BW, is een samenlevingstermijn opgenomen om zoveel mogelijk te bewerkstelligen dat het kind in een bestendig en duurzaam gezinsverband terecht komt. Door adoptie is het mogelijk om de, vaak reeds feitelijk bestaande band tussen een kind en degene(n) die dat kind duurzaam als ouders (wensen te) verzorgen en opvoeden, juridisch te erkennen en beschermen.
Bij de toepassing van de bepalingen inzake de adoptie dient het belang van het kind de voornaamste overweging te zijn. Dit uitgangspunt is ook neergelegd in artikel 21, gelezen in samenhang met artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK).
De rechtbank acht van belang dat bij de vader op 8 februari 2010 een gevorderde prostaattumor is geconstateerd. De prognose is negatief.
Zoals hiervoor reeds aangegeven is de moeder van de minderjarigen in 2007 overleden. Van belemmeringen aan de zijde van de moeder die het vestigen van een juridische band met verzoekster in de weg staan is niet gebleken.
De relatie van verzoekers duurt al langere tijd. Verzoekster heeft ter zitting verklaard sinds oktober 2008 veel in het gezin aanwezig te zijn geweest. Verzoekster en de vader hebben de intentie om de minderjarigen samen op te voeden en te verzorgen.
De rechtbank acht het van zwaarwegend belang dat de minderjarigen een vader zowel als een moeder hebben, niet alleen in praktische maar ook in juridische zin. Voorts acht de rechtbank het in het belang van de minderjarigen dat de continuïteit in hun opvoeding gewaarborgd is en blijft. De rechtbank vindt hiervoor steun in artikel 20, derde lid, IVRK, waarin is voorgeschreven dat bij adoptie van kinderen zonder ouderlijke zorg op passende wijze rekening gehouden moet worden met (onder meer) de wenselijkheid van continuïteit in de opvoeding van het kind en met de godsdienstige en culturele achtergrond van het kind. Nu de vader naar verwachting binnen afzienbare tijd zal overlijden, zal de toepassing van de drie jaarstermijn eenvoudig tot gevolg kunnen hebben dat de minderjarigen alsdan een juridisch ouder ontberen. Ook de continuïteit van de opvoeding van de minderjarigen kan dan in gevaar komen. Daarbij betrekt de rechtbank dat beide minderjarigen lichamelijke of geestelijke problemen ondervinden die hun ontwikkeling naar volwassenheid kunnen beperken. Gelet op de huidige stand van zaken worden de belangen van de minderjarigen naar het oordeel van de rechtbank het best gediend met een voortgezet verblijf bij de stiefmoeder. Te verwachten is dat zij als juridisch ouder een sterkere positie kan innemen dan zonder adoptie. De toewijzing van de adoptie is derhalve ook uit maatschappelijk oogpunt in het belang is van de minderjarigen.
Daarmee komt de rechtbank, met verzoekers, tot het oordeel dat de enkele omstandigheid dat verzoekers thans nog niet voldoen aan de samenlevingstermijn van drie jaar niet aan de verzochte adoptie in de weg mag staan. Bij de beoordeling van het adoptieverzoek dient het belang van de minderjarigen immers de voornaamste overweging te zijn. De rechtbank is, kort samengevat, van oordeel dat de juridische bevestiging en bescherming van de moederrol van verzoekster onder de gegeven omstandigheden in het belang van de minderjarigen moet worden geacht.
Nu is gebleken dat verzoekers steeds de intentie hebben om de minderjarigen samen als ouders te verzorgen en op te voeden, wordt de verzochte adoptie in het kennelijk belang van de minderjarigen geacht.
De belanghebbende heeft blijkens een schriftelijke verklaring van 4 juli 2010 ingestemd met toewijzing van het verzoek.
Nu ook aan de overige in artikel 1:228 BW genoemde voorwaarden voor adoptie is voldaan, zal het verzoek tot adoptie worden toegewezen.
De minderjarigen behouden op grond van artikel 1:5, derde lid, BW de geslachtsnaam [achternaam vader].
spreekt uit de adoptie van:
- [minderjarige A], geboren op [geboortedatum] 2002 te [plaats A], en
- [minderjarige B], geboren op [geboortedatum] 2003 te [plaats A],
door [verzoekster], geboren op [geboortedatum] 1958 te [plaats D].
Deze beschikking is gegeven door mr. C.W. de Wit, kinderrechter, bijgestaan door
P. Hillebrand als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 november 2010.