ECLI:NL:RBSGR:2010:BO6542

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/4673 WRB
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op bezwaar door de Raad voor Rechtsbijstand

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar door de Raad voor Rechtsbijstand. De rechtbank 's-Gravenhage heeft op 23 september 2010 uitspraak gedaan in deze kwestie. Eiser had op 13 februari 2010 bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder van 2 februari 2010, waarbij zijn aanvraag voor gesubsidieerde rechtsbijstand was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn waarbinnen verweerder had moeten beslissen op het bezwaar van eiser ruimschoots is overschreden. Verweerder heeft geen mededeling gedaan over de voortgang van de beslissing, zoals vereist door de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft geoordeeld dat de brief van eiser van 7 maart 2010 als ingebrekestelling moet worden aangemerkt, en dat sindsdien twee weken zijn verstreken zonder dat er een besluit is genomen.

De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Awb, besloten dat het beroep gegrond is. Verweerder is opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op het bezwaar van eiser. Tevens is bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,-- verbeurt voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,--. De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op € 109,25, en heeft bepaald dat het door eiser betaalde griffierecht van € 41,-- aan hem moet worden vergoed.

De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. H.G. Egter van Wissekerke. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Afdeling 3, enkelvoudige kamer
Reg.nr.: AWB 10/4673 WRB
UITSPRAAK ingevolge artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
In het geding tussen
[Eiser], wonende te [plaats],
gemachtigde mr. J.H. van Meurs,
en
de Raad voor Rechtsbijstand, verweerder.
I PROCESVERLOOP
1Bij brief van 25 juni 2010 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaarschrift van 13 februari 2010, gericht tegen het besluit van verweerder van 2 februari 2010, waarbij de aanvraag van 15 januari 2010 om gesubsidieerde rechtsbijstand is afgewezen.
2 Bij brief van 7 juli 2010 heeft de rechtbank verweerder, onder andere, verzocht, binnen twee weken na de dagtekening van de brief, mede te delen of de termijn waarbinnen in deze procedure een besluit moet worden genomen is verstreken en welke redenen daaraan ten grondslag liggen. Voorts is verweerder verzocht aan te geven binnen welke termijn alsnog een beslissing kan worden verwacht.
3 Als reactie op deze brief heeft verweerder de rechtbank bij brief van 27 juli 2010 een verweerschrift ingediend.
II OVERWEGINGEN
1.1 Op 1 oktober 2009 is de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen in werking getreden.
1.2 Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
1.3 Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
1.4 Ingevolge artikel 6:12, eerste lid, van de Awb is het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet aan een termijn gebonden.
Ingevolge het tweede lid van artikel 6:12 van de Awb, kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
Ingevolge het derde lid van dit artikel kan het beroepschrift worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen indien redelijkerwijs niet van belanghebbende kan worden gevergd dat hij het bestuursorgaan in gebreke stelt.
1.5 Artikel 7:10 van de Awb luidt, voor zover hier van belang, als volgt.
1. Het bestuursorgaan beslist binnen zes weken of - indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 is ingesteld - binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. 2. (...);
3. Het bestuursorgaan kan de beslissing voor ten hoogste zes weken verdagen.
4. (...);
5. Indien toepassing is gegeven aan het tweede, derde of vierde lid, doet het bestuursorgaan hiervan schriftelijk mededeling aan belanghebbenden.
2 De rechtbank overweegt dat de termijn waarbinnen verweerder had moeten beslissen op het bezwaar van eiser ruimschoots is overschreden. Voorts stelt de rechtbank vast dat verweerder geen mededeling als bedoeld in artikel 7:10, derde lid, van de Awb heeft gedaan. Geoordeeld wordt voorts dat de brief van eiser van 7 maart 2010 als ingebrekestelling moet worden aangemerkt en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
3 Verweerder heeft in het verweerschrift niet weersproken dat de beslistermijn is overschreden, doch stelt zich op het standpunt dat het bezwaarschrift van eiser terecht met toepassing van artikel 6:15 van de Awb is doorgezonden naar de Belastingdienst.
De rechtbank overweegt echter dat het feit dat verweerder het bezwaarschrift heeft doorgestuurd naar de Belastingdienst - wat hier van zij - niet afdoet aan het gegeven dat het bezwaarschrift zich richt tegen het besluit van verweerder van 2 februari 2010 en verweerder gehouden is hierop (zelf) een besluit te nemen.
4 Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank geen onderzoek ter zitting noodzakelijk en zal met toepassing van artikel 8:54 van de Awb het beroep gegrond worden verklaard.
5 Gelet op het bepaalde in artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb zal de rechtbank verweerder opdragen binnen een termijn van twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar te nemen.
6 De rechtbank bepaalt voorts met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat verweerder een dwangsom van € 100,-- verbeurt voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van €15.000,--.
7 Gelet op het voorgaande is er aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 109,25 (1 punt x factor 0,25 x € 437,--) als kosten van verleende rechtsbijstand. De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van zeer gering gewicht is, nu dit geding slechts betrekking heeft op de vraag of de beslistermijn is overschreden.
8 Uit de gegrondverklaring volgt dat verweerder het betaalde griffierecht ten bedrage van € 41,-- aan eiser dient te vergoeden.
III BESLISSING
De rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
I verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar gegrond;
II vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
III draagt verweerder op, binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak, alsnog een besluit te nemen op het bezwaar van eiser van 13 februari 2010;
IV bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,-- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,--;
V veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal € 109,25, te betalen aan eiser;
VI gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 41,-- aan hem vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M.M.F. Holtrop en in het openbaar uitgesproken op
23 september 2010, in tegenwoordigheid van de griffier mr. H.G. Egter van Wissekerke.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij aan de rechtbank verzoeken omtrent het verzet te worden gehoord.