ECLI:NL:RBSGR:2010:BO5645
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring en zicht op uitzetting naar China
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 25 november 2010 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortzetting van de maatregel van bewaring van een Chinese vreemdelinge. De vreemdelinge had op 4 november 2010 een beroepschrift ingediend, gericht tegen het besluit van de minister voor Immigratie en Asiel van 21 augustus 2010, waarbij haar bewaring was opgelegd. De rechtbank heeft de openbare behandeling van het beroep op 22 november 2010 gehouden, waarbij de vreemdelinge werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. G.J.K. van Andel, en de minister door zijn gemachtigde, mr. W.A. Kleingeld.
De rechtbank oordeelde dat er voldoende zicht op uitzetting naar China bestaat, ondanks de zorgen van de vreemdelinge over de bereidheid van de Chinese autoriteiten om een laissez-passer (LP) te verstrekken. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken en contacten tussen de Nederlandse en Chinese autoriteiten, waaruit bleek dat er actieve pogingen werden ondernomen om de uitzetting te bespoedigen. De rechtbank concludeerde dat het tijdsverloop sinds de afgifte van 17 LP's in mei 2010 niet voldoende was om te concluderen dat het zicht op uitzetting niet langer bestond.
De rechtbank oordeelde verder dat de vreemdelinge onvoldoende had aangetoond dat zij volledige en actieve medewerking had verleend aan het verkrijgen van de benodigde documenten voor haar uitzetting. De rechtbank vond dat de vreemdelinge niet had aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die haar in staat zouden stellen om geen gegevens te verstrekken die nodig waren voor de LP-aanvraag. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.