ECLI:NL:RBSGR:2010:BO5271
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.M. Janse van Mantgem
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning asiel en motivering door verweerder
In deze zaak heeft eiser op 10 oktober 2006 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door verweerder op 17 oktober 2006 werd afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, die op 15 november 2006 door de voorzieningenrechter werd toegewezen. Uiteindelijk verleende verweerder op 25 juli 2007 een verblijfsvergunning aan eiser. Echter, op 29 juni 2010 trok verweerder deze vergunning weer in, wat leidde tot het huidige beroep van eiser.
De rechtbank heeft op 1 oktober 2010 de openbare behandeling van het geschil gehouden. Eiser stelde dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom de verblijfsvergunning was ingetrokken. Hij betoogde dat verweerder niet alleen had mogen verwijzen naar eerdere uitspraken, maar dat er een integrale beoordeling van de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas moest plaatsvinden. De rechtbank oordeelde dat verweerder in zijn besluit voldoende had gemotiveerd waarom het relaas van eiser ongeloofwaardig werd geacht en dat er geen nieuwe informatie was die een andere conclusie rechtvaardigde.
De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen reden was om een van de partijen te veroordelen in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door rechter J.M. Janse van Mantgem, in aanwezigheid van griffier C.J.V. van Venrooij, en werd openbaar uitgesproken op 11 november 2010. Partijen hebben de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak.