ECLI:NL:RBSGR:2010:BO5148

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-607819-10
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en bedreiging binnen een huwelijk met alcoholmisbruik als factor

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 22 november 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn echtgenote meermalen heeft mishandeld en bedreigd. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk toebrengen van letsel aan zijn echtgenote, waarbij hij haar onder andere in het gezicht heeft geslagen en haar met kracht heeft vastgepakt. Daarnaast heeft hij haar meerdere keren bedreigd met de woorden dat hij haar van de flat naar beneden zou gooien. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een neerwaartse spiraal van ruzies en dreigementen heeft plaatsgevonden, waarbij steeds vaker fysiek geweld werd gebruikt. Alcoholgebruik speelde een significante rol in deze situatie, wat ook door deskundigen werd bevestigd. De rechtbank heeft zowel de verdachte als zijn echtgenote een aandeel in de escalatie van de situatie toegeschreven.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Tevens is reclasseringstoezicht opgelegd, inclusief de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich moet laten behandelen voor zijn alcoholverslaving. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de gepleegde feiten, de impact op de slachtoffers en de noodzaak van behandeling voor de verdachte. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij ook de adviezen van psychologen zijn meegenomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar is en dat er geen strafuitsluitingsgronden van toepassing zijn.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer 09/607819-10
Datum uitspraak: 22 november 2010
(Verkort vonnis)
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Haaglanden – Zoetermeer" te Zoetermeer.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 4 oktober 2010 en 8 november 2010.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. J. de Vries, advocaat te 's Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. R.R. Joesoef Djamil heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt een ambulante behandeling bij Brijder verslavingszorg of een soortgelijke instelling.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 18 juli 2009 tot en met 26 juni 2010, althans op 25 juni 2010 en/of 26 juni 2010, te [woonplaats], in elk geval in Nederland, opzettelijk mishandelend zijn echtgenote, althans een persoon, te weten [X], (telkens)
- (meermalen) (hard) in het gezicht, althans op het hoofd, en/of (met gebalde vuist) op haar armen (op een blauwe plek), althans het lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of
- (met kracht) bij haar armen heeft gepakt, waardoor zij ten val is gekomen, en/of
- aan de (boven)armen en/of de benen, althans het lichaam, heeft vastgepakt en/of (vervolgens) (door het huis en/of het trappenhuis) heeft getrokken en/of gesleurd, waardoor zij ten val is gekomen, en/of
- (meermalen) met kracht bij haar armen, althans het lichaam, heeft vastgepakt en/of (vervolgens) tegen een muur, althans een hard voorwerp, heeft gegooid en/of (vervolgens) op de grond heeft geduwd en/of
- (meermalen) met kracht in haar armen heeft geknepen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01 januari 2010 tot en met 26 juni 2010 te [woonplaats][X] (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [X] (telkens) dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga je van de flat naar beneden gooien", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Partiele vrijspraak.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zijn echtgenote bij haar armen heeft gepakt, waardoor zij ten val is gekomen, noch acht de rechtbank bewezen dat verdachte zijn echtgenote tegen een muur heeft gegooid. De rechtbank zal verdachte daarom van die delen van de tenlastelegging vrijspreken.
Bewijsoverweging.
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het slaan van zijn echtgenote in het gezicht omdat hij dat niet, in ieder geval niet opzettelijk, heeft gedaan.
De rechtbank overweegt dat aangeefster in haar verklaringen bij de politie twee maal heeft verklaard dat zij wakker werd doordat zij door verdachte in haar gezicht werd geslagen en dat er tijdens het verhoor door de verbalisanten ook werd geconstateerd dat aangeefster rode striemen in haar gezicht had. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zijn echtgenote wakker heeft geschud, dat hij daarbij aan haar hoofd of tegen haar gezicht heeft geschud. Voorts heeft hij verklaard dat hij de hond van zijn echtgenote heeft geslagen, die bij haar op het bed lag, en dat het zou kunnen dat hij zijn echtgenote toen ook een paar tikken heeft gegeven.
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn echtgenote in het gezicht heeft geslagen en dat hij daarbij (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van pijn en/of letsel.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad, dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2010 tot en met 26 juni 2010, te [woonplaats], opzettelijk mishandelend zijn echtgenote, te weten [X],
- meermalen hard in het gezicht, en met gebalde vuist op haar armen op een blauwe plek heeft geslagen en gestompt en
- aan de bovenarmen heeft vastgepakt en door het huis en het trappenhuis heeft getrokken, waardoor zij ten val is gekomen, en
- meermalen met kracht bij haar armen heeft vastgepakt en op de grond heeft geduwd en
- meermalen met kracht in haar armen heeft geknepen,
waardoor deze pijn heeft ondervonden;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 01 januari 2010 tot en met 26 juni 2010 te [woonplaats] [X] telkens heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [X] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga je van de flat naar beneden gooien", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het mishandelen van zijn echtgenote en heeft daarmee pijn veroorzaakt bij zijn echtgenote. Daarnaast heeft hij verschillende malen gedreigd haar van de flat naar beneden te gooien. Hij heeft haar daarbij ook een keer daadwerkelijk opgetild en in de richting van het raam geduwd zodat zij zichzelf aan de raamkozijnen moest tegenhouden. Aldus heeft verdachte zijn echtgenote zeer veel angst aangejaagd. Zij is oprecht bang geweest dat verdachte zijn woorden ook echt in daden zou omzetten. Uit het dossier, maar in even zo sterke mate uit de verklaringen van verdachte en zijn echtgenote (als getuige) ter zitting, blijkt van een neerwaartse spiraal van ruzies en dreigementen, waarbij steeds vaker ook sprake is van fysiek geweld. Daarbij speelt alcoholgebruik een grote rol. De rechtbank weegt mee dat zowel verdachte als zijn echtgenote een aandeel in deze ontwikkelingen hebben.
Blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie van 28 juni 2010 is verdachte eenmaal eerder veroordeeld wegens een bedreiging.
De rechtbank heeft kennis genomen van het Pro Justitia Rapport van 3 oktober 2010, opgesteld door drs. R.J.H. Winter, psychiater. Hieruit komt – zakelijk weergegeven – naar voren dat:
Verdachte de laatste jaren dagelijks in ieder geval 2 liter bier drinkt en dit combineert met het gebruik van cannabis. Jaren geleden was er niet alleen sprake van overmatig alcoholgebruik, maar werd dit ook gecombineerd met XTC en amfetamine, hetgeen waarschijnlijk destijds aanleiding was tot een soort psychotische decompensatie (2004). Er zijn geen aanwijzingen voor stoornissen in het inhoudelijke en/of formele denken en/of waarnemen; er zijn geen aanwijzingen voor een eventueel (recent) psychotisch proces. Wel zijn er aanwijzingen dat verdachte, onder invloed van alcohol, snel agressief kan reageren en al helemaal sinds hij het vermoeden heeft dat zijn echtgenote het aan wil leggen met een veel jongere man. Het verdient dan ook aanbeveling dat verdachte (indien mogelijk binnen het kader van de bijzondere voorwaarden) onder begeleiding/behandeling komt van de verslavingszorg. Een meer gezins/echtpaargerichte benadering lijkt hierbij tevens aanbevolen, mede ook omdat de regelmatige ruzies een sterk negatief effect hebben op de beide nog thuiswonende kinderen. Er wordt geadviseerd verdachte als volledig toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het Pro Justitia Rapport van 1 oktober 2010, opgesteld door drs. E.E. Slovácek-Enzerink, GZ-psycholoog. Hieruit komt – zakelijk weergegeven – het volgende naar voren:
Verdachte denkt dat de woede die hij nu ervaart te maken heeft met zijn jeugd en zegt hiervoor behandeling nodig te hebben. Zijn alcoholgebruik is de afgelopen periode uit de hand gelopen en hij is verslaafd geraakt. De psycholoog is van mening dat de frustratietolerantie en coping beperkt lijken en dat de gewetensfunctie van verdachte lacunair aandoet. In diagnostische zin is er sprake van een persoonlijkheidsstoornis NAO (niet nader omschreven) met voornamelijk borderline trekken en daarnaast antisociale trekken. Er is sprake van dubbeldiagnose problematiek gezien de alcoholafhankelijkheid en de persoonlijkheidsstoornis NAO. De kans op een soortgelijk delict, met name agressie richting zijn vrouw, wordt door de psycholoog hoog ingeschat indien er geen behandeling zal volgen. Er wordt geadviseerd een verplicht GGZ-reclasseringscontact op te leggen waarbij aandacht is voor voornoemde problematiek.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de conclusies en adviezen van de psychiater en de psycholoog niet overeenkomen. Mede gelet op het verhandelde ter terechtzitting ziet de rechtbank aanleiding aan te sluiten bij het rapport van de psychiater en diens conclusie dat de psychotische decompensatie in 2004 lijkt te zijn voortgekomen uit het gecombineerde gebruik van alcohol en verdovende middelen. Omdat de delicten mede hun oorzaak lijken te vinden in overmatig alcoholgebruik, acht de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte daarvoor behandeld wordt door de verslavingszorg.
De ernst van de gepleegde feiten in aanmerking nemende, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van de in de beslissing genoemde duur passend en geboden is.
Daarnaast zal de rechtbank, teneinde de ernst van de door de verdachte gepleegde feiten nog meer tot uitdrukking te brengen, aan verdachte een voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf opleggen. Deze voorwaardelijke gevangenisstraf dient er tevens toe verdachte ervan te weerhouden zich wederom schuldig te maken aan soortgelijke of andere strafbare feiten.
Aan dit voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarde verbinden dat verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als die inhouden dat hij zich laat behandelen bij Brijder verslavingszorg of een soortgelijke instelling.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 8 (ACHT) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 3 (DRIE) MAANDEN niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet of de identificatieplicht aanbiedt, alsmede onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarde;
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de reclassering, zolang die instelling zulks nodig acht, ook indien dit inhoudt het ondergaan van een behandeling bij Brijder verslavingszorg of een soortgelijke instelling;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaald bij artikel 14d, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. M.H. Rochat, voorzitter,
M.E. Honée en I.J.K. van der Meer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V. van Rhijn, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 november 2010.
Mr. Van der Meer is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.