Parketnummer 09/758054-09
Datum uitspraak: 19 november 2010
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
adres: [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 5 november 2010.
De verdachte, bijgestaan door haar raadsman mr A.P. Visser, advocaat te 's Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr H.G. de Koning heeft gevorderd dat verdachte ter zake het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 18 februari 2009 tot en met 23 maart 2009 te 's-Gravenhage als ambtenaar of als degene met een openbare dienst voortdurend of tijdelijk belast, opzettelijk zaken bestemd om voor de bevoegde macht tot overtuiging of bewijs te dienen, akten, bescheiden en/of registers, te weten een DNA-wangslijmsetje, welke zij, verdachte in haar bediening (als medewerker van de Frontdesk van het NFI) onder zich had, heeft verduisterd, vernield, beschadigd of onbruikbaar gemaakt;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij in of omstreeks de periode van 18 februari 2009 tot en met 23 maart 2009 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een DNA-wangslijmsetje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het NFI en/of [X], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat zij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Bij de beoordeling van de in deze zaak uitgebrachte dagvaarding is de rechtbank van het volgende uitgegaan.
Op 19 februari 2009 is door het Nederlands Forensisch Instituut, verder aan te duiden als NFI, een krat met nummer G016 met wangslijmsets van veroordeelden van de politie Haaglanden ontvangen. Alle stukken van overtuiging, verder aan te duiden als svo’s, waaronder ook genoemde wangslijmsets, worden ontvangen in kamer C011. De svo’s worden in die kamer uitgepakt en geregistreerd in een systeem met de naam Promis. De svo’s worden aangeleverd met een door de politie al aangebracht SIN-nummer (sporen identificatie nummer). Dit nummer bestaat uit een sticker met barcode en een identificatiechip. Op de sets is de naam van betrokkene niet zichtbaar aangebracht.
Om te voorkomen dat svo’s in het ongerede raken heeft het NFI een track&tracesysteem, verder aan te duiden als t&t, geïnstalleerd. Dat systeem bestaat uit een aantal poorten die telkens als er een svo passeert dat stuk registreren aan de hand van de chip in het SIN-nummer. Als een svo is ingevoerd in Promis dan wordt bij het passeren van een t&t-poort dat stuk geregistreerd. Is een svo niet geregistreerd in Promis dan gaat er bij het passeren van een t&t-poort een alarm af in de vorm van licht-en geluidsignalen. Op 19 februari 2009 was het t&t systeem in werking. Men had alleen het geluidalarm (toeter) uitgezet.
Als wangslijmsets door het NFI zijn ontvangen en geregistreerd, gebeurt er niets tot de opdracht van de officier van justitie tot het doen van onderzoek is ontvangen. Die opdrachten komen niet gelijktijdig met de te onderzoeken sets binnen, maar op een later tijdstip. Bij ontvangst van de opdrachten worden de desbetreffende sets erbij gezocht en overgedragen aan de afdeling die het DNA-onderzoek uitvoert.
Bij de wangslijmsets die op 19 februari 2009 door het NFI zijn ontvangen, bevond zich de set van [X], de vriend van verdachte [verdachte]. Het SIN-nummer van deze set was [nummer]. Op 23 maart 2009 is de opdracht tot onderzoek van de officier van deze set bij het NFI ontvangen. Getuige [getuige] heeft deze opdracht ontvangen, maar kon deze niet verwerken omdat zij de bijbehorende wangslijmset niet kon vinden. Getuige [getuige] herkende de bij deze set behorende naam als die van de vriend van verdachte [verdachte]. Uit navraag bij de politie bleek dat deze set op 19 februari 2009 bij het NFI was afgeleverd. Na melding door [getuige] van vermissing van deze set bij haar leidinggevende heeft het NFI een onderzoek gelast dat is uitgevoerd door [hoofd beveiliging], hoofdbeveiliging van het NFI.
Uit dit onderzoek is gebleken dat de personeelspas van verdachte en de wangslijmset van [X] op 19 februari 2009 om 10.03 uur gelijktijdig ruimte C011 hebben verlaten en op een route naar een andere ruimte, E001, binnen het NFI zijn gegaan. Om 10.10 uur hebben de personeelspas van verdachte en de wangslijmset dezelfde weg terug afgelegd. De meldingen van de wangslijmset (6) zijn alarmmeldingen hetgeen inhoudt dat deze set niet in Promis was geregistreerd. Op 20 februari is deze wangslijmset van ruimte C011 door de buitendeur DOK3 met het vuil naar buiten afgevoerd.
Uit door getuigen afgelegde verklaringen komt naar voren dat verdachte enige tijd voor dit incident belangstelling toonde voor de werkzaamheden rond de ontvangst en het inboeken van wangslijmsets van veroordeelden en het matchen van deze sets aan de opdrachten van de officier van justitie. Zij zou een aantal keren ongevraagd haar hulp hebben aangeboden; zo ook op 19 februari 2009. In het dossier wordt er op grond van het bovenomschrevene, de gang van de pasjes, de omstandigheid dat het om de wangslijmset van haar vriend gaat en haar onverwachte belangstelling voor deze zaken, van uitgegaan dat het niet anders kan dan dat verdachte deze wangslijmset heeft laten verdwijnen.
De rechtbank is echter van oordeel dat met een eventuele bewezenverklaring op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen een aantal onverenigbare mogelijkheden openblijven die op zich niet strijdig zijn met de inhoud van deze bewijsmiddelen. Alvorens tot een oordeel te komen, dient van deze mogelijkheden onderzocht te worden of zij kunnen worden uitgesloten.
Dat de personeelspas van verdachte en het betreffende svo op 19 februari 2009 een bepaalde route binnen het NFI hebben afgelegd kan als vaststaand worden aangenomen. Deze aanname geeft echter geen uitsluitsel over de persoon die de drager was van beide elektronische media. Dat kan verdachte zijn geweest, maar ook iemand anders. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij haar pas vaak op haar bureau liet liggen. Niemand heeft verdachte die dag zien lopen naar ruimte E001. Een niet uit te sluiten mogelijkheid is dat een ander met het pasje van verdachte die korte wandeling heeft gemaakt. Er is ook niemand die heeft waargenomen dat verdachte de betreffende wangslijmset onder zich heeft genomen en ermee is gaan lopen. Evenmin staat vast dat de betreffende wangslijmset en de daarbij behorende SIN-code bij elkaar zijn gebleven. Als de sticker met de SIN-code van de set is afgehaald kan de set zonder te worden geregistreerd door het hele gebouw worden verplaatst en overal worden weggegooid. Het staat vast dat deze sticker het NFI op 20 februari heeft verlaten maar het is niet met zekerheid te zeggen dat de set daar nog aan vast zat. Ook hier kan hoogstens worden aangenomen dat het verdachte is geweest die heeft gehandeld, maar het bewijs daarvoor leveren is iets anders.
Op grond van bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de wangslijmset met kenmerk [nummer] bij het NFI in het ongerede is geraakt. Er is echter op grond van het dossier niet een zodanige link met een bepaalde persoon te leggen dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat die persoon als dader van dat in het ongerede raken kan worden aangewezen. Een en ander betekent dat de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen acht hetgeen aan verdachte in de tegen haar uitgebrachte dagvaarding als verdenking is geformuleerd. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van al het haar tenlastegelegde.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Dit vonnis is gewezen door
mrs H.J. de Graaff, voorzitter,
W.A. Jacobs en C.M. Cichowski - Van der Kleijn, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Zelst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 november 2010.
mr C.M. Cichowski - Van der Kleijn is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.