ECLI:NL:RBSGR:2010:BO4413

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
18 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-925522-10
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging doodslag en zware mishandeling, maar veroordeling voor roekeloos rijgedrag met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 18 november 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag en het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank heeft vastgesteld dat het opzet van de verdachte om de politieagent [X] te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen niet bewezen kon worden. De verdachte reed op 23 juli 2010 met een hoge snelheid op een motorscooter en heeft daarbij een politieagent aangereden, wat resulteerde in een open beenbreuk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos had gereden, onder invloed van alcohol en cannabis, en de maximumsnelheid had overschreden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair en subsidiair tenlastegelegde feiten, maar achtte het meer subsidiair ten laste gelegde feit bewezen, namelijk roekeloos rijgedrag dat leidde tot zwaar lichamelijk letsel van de agent. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en ontzegde de verdachte de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor een periode van 2 jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van € 3.500,- aan de benadeelde partij [X] voor immateriële schade. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich een gevaar op de weg had betoond en dat de ernst van het letsel van de agent, die zijn werk deed, zwaar meeweegt in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/925522-10
Datum uitspraak: 18 november 2010
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank ’s-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1985,
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Midden-Holland, huis van bewaring De Geniepoort, te Alphen aan den Rijn.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 4 november 2010.
Verdachte is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.A. Kuipers en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. A.W. Syrier, advocaat te Utrecht, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 23 juli 2010 te Zoetermeer ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [X] van het
leven te beroven, opzettelijk met een motorscooter/motorrunner, een snelheid
van ongeveer 80 km/u, althans met een hoge snelheid, daarmee rijdend over de
Scheldestroom, is gereden in de richting van die [X] en/of gas heeft
bijgegeven waardoor de snelheid van de motorscooter/motorrunner werd verhoogd
en/of heeft gestuurd naar rechts waardoor hij op die [X] afreed en/of die
[X] vervolgens raakte en/of aanreed, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 23 juli 2010 te Zoetermeer aan een persoon genaamd
[X], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een open beenbreuk
aan het rechterbeen en/of blijvende littekens en/of een draaiïng van de
rechtervoet van 12% à 14%), heeft toegebracht, door opzettelijk met een
motorscooter/motorrunner, met een snelheid van ongeveer 80 km/u, althans met
een hoge snelheid, daarmee rijdend over de Scheldestroom, is gereden in de
richting van die [X] en/of gas heeft bijgegeven waardoor de snelheid van
de motorscooter/motorrunner werd verhoogd en/of heeft gestuurd naar rechts
waardoor hij op die [X] afreed en/of die [X] vervolgens raakte en/of
aanreed;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 23 juli 2010 te Zoetermeer als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorscooter, daarmee rijdende over de weg, de Scheldestroom, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- terwijl verdachte onder invloed was van alcohol en/of na het roken van meerdere joints
- met een snelheid van ongeveer 80 km/u, althans met een hoge snelheid, althans met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane 30 km/u en/of
- is gereden in de richting van de zich op die weg bevindende [X] en/of
- gas heeft bijgegeven waardoor de snelheid van zijn motorscooter/motorrunner werd verhoogd en/of
- heeft gestuurd naar rechts waardoor hij op die [X] afreed en/of
- die [X] vervolgens heeft geraakt en/of heeft aangereden,
waardoor die [X] zwaar lichamelijk letsel, te weten een open botbreuk aan het rechterbeen en/of blijvende littekens en/of een draaiing van de rechtervoet van 12 á 14% heeft bekomen,
terwijl verdachte tijdens het plegen van het feit verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 en/of het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij de maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden.
3. Het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte – kort weergegeven – heeft geprobeerd [X] van het leven te beroven door opzettelijk met een motorscooter met hoge snelheid die [X] aan te rijden, zoals primair ten laste gelegd.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De advocaat heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde omdat verdachte geen opzet had de heer [X] aan te rijden. Hooguit heeft verdachte roekeloos gereden, zoals meer subsidiair is ten laste gelegd, aldus de verdediging.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging 1
Gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
In de ochtend van 23 juli 2010 stond [X], rond 2.30 uur, samen met een aantal collega’s van politie Haaglanden, op de Scheldestroom in Zoetermeer, naar aanleiding van een melding dat daar zou zijn geschoten. 2 Zij kregen vervolgens via de portofoon een melding dat een scooter zonder verlichting hun richting uit kwam rijden. [X] en zijn collega’s waren voornemens de scooterrijder staande te houden en hadden zich om die reden verdekt opgesteld zodat de bestuurder van scooter bij het zien van hen niet voortijdig zou keren3. Bij het naderen van de scooterrijder is (onder anderen) [X] vanuit de verdekte opstelling de weg op gestapt om hem staande te houden. Vervolgens heeft een aanrijding tussen [X] en de scooterrijder – zijnde verdachte – plaatsgevonden. [X] heeft als gevolg van deze aanrijding een open beenbreuk opgelopen.4
Het primair en subsidiair tenlastegelegde
Centrale vraag met betrekking tot het primair en subsidiair tenlastegelegde is of verdachte bij de aanrijding het opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, heeft gehad [X] te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank is van oordeel dat opzet daarop niet bewezen kan worden geacht. Daartoe heeft de rechtbank het volgende overwogen.
Verdachte heeft opzet op de aanrijding steeds ontkend. De aanrijding was volgens hem immers een ongeluk. Hij heeft verklaard dat hij, rijdend op de scooter, een politiewagen op de weg zag staan. Hij wilde voor de politie wegrijden omdat hij zonder helm reed en geen kenteken had. Hij gaf vervolgens gas bij en keek naar achteren om te zien of de politiewagen hem achterna kwam. Toen hij weer voor zich uit keek, werd hij verblind door licht dat op hem scheen. Hij zegt toen zijn linkerarm – de rechtbank stelt vast dat verdachte in dit verband niet consistent is, nu hij bij de rechter-commissaris en ter zitting zowel over zijn linker arm voor het gezicht houden spreekt, als (uitsluitend) over het afwenden van zijn gezicht – voor zijn gezicht te hebben gedaan tegen het licht. Hij had niet meer de mogelijkheid om af te kunnen remmen omdat er gelijk een aanrijding ontstond. 5
Drie van de aanwezige agenten, [A], [B] en aangever [X] hebben verklaard dat zij, toen ze op straat stapten om verdachte staande te houden, verdachte hebben aangeroepen en (daarbij) tevens met een zaklamp van het merk Maglite in zijn richting hebben geschenen. [A] heeft verklaard dat verdachte toen op ca 30 meter was genaderd; [B] heeft het in dit verband over een afstand van ca 25 meter6. Volgens de opstellers van het proces-verbaal Verkeersongevals Analyse is het voorts niet ondenkbaar dat de bestuurder van de motorscooter verblind werd door de zaklamp en de in het donker staande en in het donkergeklede politieambtenaren niet of te laat heeft opgemerkt7.
Op grond van voornoemd proces-verbaal Verkeersongevals Analyse in samenhang bezien met de verschillende processen-verbaal van bevindingen inzake hetgeen voorafgaande aan het ongeval is voorgevallen, kan de rechtbank niet uitsluiten dat verdachte inderdaad werd verblind, doordat er met zaklampen in zijn richting werd geschenen en dat hij om die reden aangever [X], niet, althans niet tijdig, heeft opgemerkt. Hierbij laat de rechtbank meewegen dat rond 2:30u ‘s nachts was en dat [X] in het zwart was gekleed.
De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat verdachte toen met hoge snelheid reed. De twee verbalisanten die hem als eerste zagen en parallel met hem zijn opgereden in een politieauto spreken immers van 80 km/u8 waar verdachte zelf ter zitting heeft aangegeven tussen de 60 en 80 km/u te hebben gereden. Nu de verbalisanten hem hebben aangeroepen en in zijn richting hebben geschenen op een afstand van ca 25 à 30 meter, moet met een dergelijke snelheid de aanrijding zeer kort daarop zijn gevolgd. De rechtbank kan om die reden evenmin uitsluiten dat de beweging met de scooter naar rechts in de richting [X] nadat deze op de weg was gestapt – een beweging die alle aanwezige agenten verdachte hebben zien maken – een uitvloeisel is geweest van de desoriëntatie van verdachte als gevolg van het verblind worden, ofwel een consequentie van een afwerende beweging van verdachte in reactie op het licht.
De rechtbank kan gegeven het voorgaande, mitsdien niet concluderen dat verdachte [X] bewust heeft aangereden en evenmin dat verdachte willens en wetens het risico op die aanrijding heeft aanvaard en dus voor lief heeft genomen. Het voor een poging doodslag – het primair tenlastegelegde – of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel – het subsidiair tenlastegelegde – vereiste opzet bij verdachte is daarmee niet voldoende komen vast te staan.
Het primair en subsidiair tenlastegelegde kan dan ook niet bewezen worden en de rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken.
Het meer subsidiair tenlastegelegde
De volgende vraag die beantwoord moet worden is of de aanrijding, en daarmee het letsel van [X], een gevolg is van roekeloos of in elk geval zeer onvoorzichtig of onoplettend rijden van verdachte.
Bij onderzoek van het circa 5 uur na het ongeval afgenomen bloed van verdachte zijn sporen van alcohol en van THC waargenomen.9 Het vastgestelde bloedalcoholgehalte (BAG) duidt niet op overmatig alcoholgebruik. Nu ervan mag worden uitgegaan dat gedurende voormelde 5 uur het gehalte in het bloed is afgenomen en verdachte zelf bij herhaling ter zitting heeft verklaard een halve fles whisky te hebben gedronken, voordat hij op de scooter ging rijden.10, gaat de rechtbank er van uit dat verdachte voorafgaand aan de aanrijding fors had gedronken en dat ten tijde van de aanrijding het alcoholbloedgehalte de wettelijk toegestane grens heeft overschreden. Tevens gaat de rechtbank er van uit, gelet op de verklaring van verdachte, dat hij toen ook ca 4 joints had gerookt.11
De rechtbank stelt dan ook vast dat verdachte op de motorscooter is gaan rijden onder invloed van alcohol en cannabis. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij aan de politie wilde ontkomen omdat hij geen helm op had, geen rijbewijs had en geen kentekenbewijs.12 Hij heeft daarom hard gereden en heeft, op het moment dat hij een politiewagen zag, nog gas bij gegeven.13 Hij hield er naar eigen zeggen rekening mee dat de politie hem kon dwingen te stoppen.14 Hij reed daarom op een weg waar de maximaal toegestane snelheid 30 km per uur was, met een snelheid van tussen de 60 en 80 km per uur.15
Op grond van deze combinatie van feiten en omstandigheden met betrekking tot de gedragingen van verdachte merkt de rechtbank het rijden van verdachte aan als roekeloos De rechtbank acht het verkeersongeval dat vervolgens plaats had, daarom tevens aan de schuld van verdachte te wijten. Immers het niet naleven door verdachte van verschillende verkeersregels – waaronder inzake het rijden onder invloed en het (fors) overschrijden van de toegestane snelheid – maakt dat een verkeersongeval onder de gegeven omstandigheden voorzienbaar is. Verdachte had verder de (zorg)plicht een dergelijk verkeersongeval te voorkomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte dan ook schuld, in de zin van culpa, aan het ongeval, nu, dit ongeval, ondanks het feit dat de rechtbank niet kan uitsluiten dat verdachte verblind is geweest door het licht van de zaklampen, in redelijkheid mede aan vorenbedoelde gedragingen van verdachte kan worden toegerekend. Ook stelt de rechtbank vast dat [X] door het ongeval (zwaar) lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde feit heeft gepleegd, waarbij de schuld bestaat in roekeloosheid en met de strafverzwarende omstandigheden van rijden onder invloed van alcohol en cannabis en het in ernstige mate overschrijden van de ter plaatse toegestane maximum snelheid.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht, met verbetering van in de tenlastelegging voorkomende type en/of taalfouten en met geringe tekstuele aanpassingen, door welke verbetering en aanpassing de verdachte niet in de verdediging is geschaad, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 23 juli 2010 te Zoetermeer als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorscooter, daarmee rijdende over de weg, de Scheldestroom, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos,
-terwijl verdachte onder invloed was van alcohol en na het roken van meerdere joints
-met een snelheid van ongeveer 80 km/u te rijden,
waardoor [X] zwaar lichamelijk letsel, te weten een open botbreuk aan het rechterbeen, heeft bekomen,
terwijl verdachte tijdens het plegen van het feit verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 en het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij de maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden.
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert een strafbaar feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De straf/maatregel
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – met verwijzing naar veroordelingen in zaken betreffende roekeloos rijden en pogingen doodslag in het verkeer met ernstig letsel – gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met verplicht reclasseringscontact. De officier van justitie heeft bij de hoogte van de straf in aanmerking genomen dat het slachtoffer een politieagent is en heeft daarnaast rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft een veel lagere straf dan de door de officier van justitie geëiste straf, bepleit. Daartoe heeft hij er op gewezen dat van een poging doodslag, noch van zware mishandeling sprake is en ook gewezen op andere veroordelingen in strafzaken betreffende verkeersongevallen. Voorts heeft de advocaat verzocht strafvermindering toe te passen nu de aanhouding van verdachte onrechtmatig was omdat verdachte daarbij ten onrechte in zijn been is geschoten.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende overwogen.
Het is voor een belangrijk deel aan het roekeloos rijgedrag van verdachte te wijten dat een politieagent, die daar in het belang van de samenleving zijn werk deed, zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Andere agenten hebben daar bij gestaan en moesten ervaren dat hun collega door de lucht vloog en tegen de straat werd gesmakt. Zij hebben gevreesd voor het leven van hun collega. Aangever [X] heeft als gevolg van deze aanrijding veel pijn gehad en ondervindt nog steeds een forse (medische) nasleep. Hij is immers nu, ruim drie maanden later, nog bij lange na niet volledig hersteld. Hij heeft voorts ter zitting aangegeven dat zijn voet niet meer helemaal recht zal komen te staan.
Aan dit letsel heeft verdachte in aanzienlijke mate schuld. Verdachte heeft puur in zijn eigen belang om niet aangehouden te worden door de politie, alle normen van verkeersveiligheid aan zijn laars gelapt.
De rechtbank vindt dat op een dergelijk laakbaar gedrag van verdachte, met ernstige gevolgen voor het slachtoffer [X], een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet volgen. Daarbij neemt de rechtbank mede in aanmerking hetgeen in soortgelijke zaken pleegt te worden opgelegd. De rechtbank ziet aanleiding hiervan enigszins af te wijken, nu enerzijds, zoals in dit vonnis reeds is overwogen, de omstandigheid dat het ongeval heeft kunnen plaatsvinden, niet volledig aan het handelen van verdachte kan worden toegerekend. Anderzijds gaat het echter om zwaar lichamelijk letsel dat is toegebracht aan [X] terwijl deze al politieman gewoon zijn werk deed. Voorts dient aan verdachte – die zich een gevaar op de weg heeft betoond – in het belang van de bescherming van andere weggebruikers, voor geruime tijd de bevoegdheid om een motorvoertuig te besturen te worden ontzegd.
Daarnaast neemt de rechtbank nog het volgende in ogenschouw. Verdachte is in 2008 vanuit [geboorteplaats] naar Nederland gekomen. Uit zijn strafblad blijkt dat hij inmiddels al twee keer is veroordeeld, voor drugsinvoer en een serie autokraken. In het reclasseringsrapport dat over verdachte is uitgebracht geeft de rapporteur aan dat verdachte nog niet in staat is gebleken enige richting aan zijn leven te geven. Er zijn verschillende trainingen geïndiceerd om verdachte daartoe aan te zetten en de benodigde vaardigheden mee te geven. De rapporteur heeft echter twijfel aan de haalbaarheid omdat verdachte weinig motivatie toont. Niettemin is de reclassering bereid toezicht op verdachte te houden en hem naar een training van de cognitieve vaardigheden te leiden. De reclassering acht de kans op het opnieuw plegen van een strafbaar feit groot. Met name met het oog daarop zal de rechtbank het advies van de reclassering volgen en aan verdachte, als voorwaarde aan een voorwaardelijk deel van de straf, reclasseringstoezicht opleggen.
De rechtbank past de door de verdediging gevraagde strafvermindering vanwege onrechtmatige aanhouding van verdachte niet toe. Naar het oordeel van de rechtbank was de aanhouding van verdachte op zichzelf niet onrechtmatig. Ten tijde van de aanhouding bestond tegen hem immers een redelijke verdenking van het plegen van een strafbaar feit die de aanhouding zonder meer kon dragen. Of bij de uitvoering van de aanhouding onrechtmatig is gehandeld, is onderwerp van onderzoek door de Rijksrecherche. Eerst op basis van de resultaten van dat onderzoek kan het optreden bij de aanhouding worden beoordeeld. De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat, in overleg met verdachte, het verzoek om de resultaten van dit onderzoek aan het strafdossier toe te voegen niet langer wordt gehandhaafd. Dit betekent dat de resultaten van dit onderzoek geen deel uitmaken van de onderhavige strafzaak en daarin dus ook niet tot enige beslissing kunnen leiden. Op grond van het onderhavige strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting kan de rechtbank dan ook niet oordelen dat de uitvoering van de aanhouding van verdachte niet proportioneel is geweest.
Het vorenstaande in aanmerking nemend veroordeelt de rechtbank verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan verbonden de volgende bijzondere voorwaarden:
relcasseringstoezicht, ook als dat inhoudt deelnemen aan een training Cognitieve Vaardigheden of een andere training die de reclassering wenselijk oordeelt.
De rechtbank ontzegt aan verdachte voorts de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor een periode van 2 jaar.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [X] heeft € 3.500,- gevorderd ter vergoeding van door hem geleden immateriële schade.
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van dit bedrag gevorderd en gevorderd dat aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft primair de niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij bepleit en subsidiair matiging van het gevorderde bedrag.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het door de benadeelde partij gevorderde bedrag als compensatie voor het aangedane leed niet te hoog en ook overigens voldoende eenvoudig van aard is. Zij zal verdachte veroordelen tot betaling van dit bedrag en daarbij de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8. De in beslag genomen goederen
De onder verdachte in beslag genomen motorscooter wordt, als zijnde een voorwerp waarmee het feit is begaan, verbeurd verklaard.
10. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 33, 33a, 36f, en 63 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht en artikel 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
11. De beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het, bij de wijziging tenlastelegging, meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat de schuldige een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden en verkeerde in een toestand bedoeld in artikel 8, eerste en tweede lid, onderdeel b van deze wet.
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (ACHTTIEN) maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 (ZES) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht aanbiedt alsmede onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, ook als die inhouden dat verdachte zich gedurende de proeftijd bij de reclassering moet melden, zolang en frequent als de reclassering dat nodig acht ook als dat inhoudt deelnemen aan een training Cognitieve Vaardigheden of enige andere training die de reclassering wenselijk acht;
verstrekt aan bovengenoemde instelling de opdracht om aan veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde krachtens het bepaalde bij artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht;
ontzegt aan de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor een periode van 2 (twee) jaar;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [X] te betalen een bedrag van € 3.500,-;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 3,500,- ten behoeve van de benadeelde partij;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 45 (VIJFENVEERTIG) dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst vermelde motor, kleur rood, Piaggio, SKR 125.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
O.M. Harms en A.M.G. van de Kragt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. P.B. Spaargaren, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 november 2010
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met bijlagen van de politie Haaglanden, dossiernummer PL1551 201051175, doorlopend genummerd van pagina 1 t/m 99.
2 Proces verbaal van aangifte [X], p 38, proces-verbaal van aanhouding, p 13 en 14, proces-verbaal van bevindingen van [C], p 45, proces-verbaal van bevindingen van [D], p 48, proces-verbaal van bevindingen van [E], p 51 en 52.
3 Proces verbaal van aangifte [X], p 39.
4 Proces-verbaal van bevindingen van [F] en [G], p 55 en 56.
5 Proces-verbaal van de terechtzitting van 4 november 2010 voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
6 Proces verbaal van aangifte [X], p 39, proces-verbaal van bevindingen [A], p 74 en proces-verbaal van bevindingen [B], p 97.
7 Proces-verbaal Verkeersongevals Analyse met bijlagen, met registratienummer 2010115284 van 29 augustus 2010, bijlage bij proces-verbaal met bijlagen van de politie Haaglanden, dossiernummer PL1551 201051212-1van 8 september 2010, p 4.
8 Proces verbaal van bevindingen, p 56.
9 Een geschrift, zijnde een brief van 1 augustus 2010 met als onderwerp de uitslag bloedonderzoek, opgemaakt en ondertekend door verbalisant [H], en NFI rapportages van 27 juli 2010 n 16 augustus 2010 opgemaakt en ondertekend door respectievelijk [I] en [J], alle bijlagen bij proces-verbaal van 8 september 2010 met nummer Pl1551 2010151212-1.
10 Proces-verbaal van verhoor verdachte op 8 september 2010, bijlage bij proces-verbaal van 8 september 2010 met nummer Pl1551 2010151212-1 en verklaring van verdachte ter terechtzitting.
11 Zie noot 5.
12 Proces-verbaal van verhoor van verdachte p 27 en 28, verklaring van verdachte bij de RC inzake de inbewaringstelling.
13 Proces-verbaal van verhoor van verdachte p 28, proces-verbaal van aanhouding p 14, proces-verbaal van aangifte p 39.
14 Proces-verbaal van verhoor van verdachte p 27.
15 Proces-verbaal Verkeersongevals Analyse p 5, proces-verbaal van bevindingen [K] en [L], p 56, verklaring van verdachte ter terechtzitting.