ECLI:NL:RBSGR:2010:BO4410

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/37664
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitzetting van Chinese vreemdeling zonder geldig paspoort

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 17 november 2010 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de uitzetting van een Chinese vreemdeling. Eiser, die zijn paspoort aan de autoriteiten had afgegeven, stelde dat hij niet meer in het bezit was van een geldig paspoort en dat dit hem belette om uitgezet te worden naar China. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat Chinese vreemdelingen met een geldig paspoort een laissez passer van de Chinese autoriteiten nodig hadden voor uitzetting. De rechtbank concludeerde dat zolang eiser niet kon aantonen dat hij niet binnen een redelijke termijn een nieuw paspoort kon verkrijgen, er voldoende zicht was op zijn uitzetting.

De openbare behandeling van het beroep vond plaats op 10 november 2010, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en de verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. De rechtbank verwierp het betoog van eiser dat verweerder met een minder belastend middel dan bewaring had moeten volstaan. De rechtbank benadrukte dat het aan verweerder is om te beoordelen of de uitzetting met een minder belastend middel kan worden veiliggesteld, en dat de rechtbank deze beoordeling terughoudend dient te toetsen. Gezien de niet-betwiste gronden voor de maatregel van bewaring, oordeelde de rechtbank dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat bewaring noodzakelijk was.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en de termijn voor hoger beroep is vastgesteld op één week na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer, enkelvoudig
Nevenzittingsplaats Rotterdam
Reg.nr : AWB 10/37664
V-nummer: […]
Inzake: [voorletters en familienaam eiser], eiser,
gemachtigde mr. L.E.J. Vleesenbeek, advocaat te Rotterdam,
tegen: de Minister voor Immigratie en Asiel, verweerder,
gemachtigde mr. M.S. Mol.
I Procesverloop
1 Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum en -jaar] en de Chinese nationaliteit te bezitten.
2 Op 29 oktober 2010 is beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van
27 oktober 2010 waarbij eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) de maatregel van bewaring is opgelegd.
3 De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 10 november 2010. Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig B. Farida-Fong, tolk Mandarijn.
II Overwegingen
1 Ingevolge artikel 94, vierde lid, van de Vw 2000 staat ter beoordeling of het besluit tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel in strijd is met deze wet, dan wel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten.
2 De rechtbank oordeelt als volgt.
2.1.1 Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 augustus 2010 (LJN: BN4049) stelt eiser dat in de afgelopen drie jaar slechts zeventien laissez passers zijn verstrekt door de Chinese autoriteiten. Volgens eiser is dat een te gering aantal om zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn aan te kunnen nemen.
2.1.2 Gesteld noch gebleken is echter dat ten behoeve van Chinese vreemdelingen die over een geldig paspoort beschikken tevens een laissez passer door de Chinese autoriteiten dient te zijn afgegeven alvorens zij kunnen worden uitgezet naar China. De enkele stelling van eiser dat hij niet meer in het bezit is van een paspoort, omdat hij in Nederland zijn paspoort aan de slangenkop heeft moeten afgeven, biedt onvoldoende grond om van de juistheid van die stelling uit te gaan. Zolang eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet binnen een redelijke termijn alsnog een geldig paspoort kan overleggen, bestaat naar het oordeel van de rechtbank vooralsnog voldoende zicht op uitzetting. Met dat oordeel behoeft de vraag of ten behoeve van eiser binnen een redelijke termijn een laissez passer zal worden afgegeven, geen beantwoording.
2.2.1 Het betoog van eiser dat verweerder met een lichter middel dan bewaring had moeten volstaan, wordt eveneens verworpen.
2.2.2 Voorop moet worden gesteld dat het aan verweerder ter beoordeling voorligt of de uitzetting met een minder belastend middel is veilig te stellen. De rechtbank dient deze beoordeling terughoudend te toetsen. Gelet op de niet-betwiste gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat niet met een lichter middel dan bewaring kon worden volstaan. De omstandigheid dat eiser al vanaf 2001 in Nederland verblijft, leidt niet tot een ander oordeel.
2.3 Niet is gebleken dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de bewaring ten aanzien van eiser in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten. De rechtbank ziet derhalve geen aanleiding om de opheffing van de maatregel te bevelen of een wijziging van de tenuitvoerlegging daarvan te gelasten.
2.4 Het beroep is ongegrond.
2.5 Er bestaat geen ruimte voor het toekennen van schadevergoeding, zodat het verzoek daartoe wordt afgewezen.
2.6 De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
1 verklaart het beroep ongegrond;
2 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus gedaan door mr. J. de Gans, rechter, in tegenwoordigheid van mr. C.L. Heins, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op: 17 november 2010.
Rechtsmiddel
Krachtens artikel 95 van de Vw 2000 staat tegen deze uitspraak hoger beroep open. Ingevolge artikel 84, aanhef en onder d, van de Vw 2000 staat geen afzonderlijk hoger beroep open tegen de beslissing op het verzoek om schadevergoeding. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is één week na verzending van de uitspraak. Bij het beroep¬schrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingen¬zaken, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Voor informatie over de wijze van indienen van het hoger beroep kunt u www.raadvanstate.nl raadplegen.
Afschrift verzonden op: