ECLI:NL:RBSGR:2010:BO4150

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/41353
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag van een vreemdeling zonder reispapieren en de geloofwaardigheid van haar verklaringen over seksuele geaardheid

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 9 november 2010 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. H.C. van Asperen, een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De Staatssecretaris van Justitie, thans de Minister voor Immigratie en Asiel, was verweerder in deze procedure, vertegenwoordigd door mr. T. Boekholt van de Immigratie- en Naturalisatiedienst. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 7 oktober 2010, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk, I. Jalloh.

De rechtbank oordeelde dat verweerder het ontbreken van reispapieren aan eiseres had tegengeworpen op basis van onvoldoende gedetailleerde verklaringen over haar reis. De rechtbank stelde vast dat dit oordeel niet in overeenstemming was met artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vreemdelingenwet 2000, dat alleen van toepassing is als het ontbreken van reispapieren toerekenbaar is aan de vreemdeling. De rechtbank concludeerde dat verweerder ten onrechte de maatstaf van positieve overtuigingskracht had gehanteerd bij de beoordeling van het asielrelaas van eiseres.

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat eiseres niet in redelijkheid kon worden verplicht haar seksuele geaardheid na terugkeer naar haar land van herkomst te verbergen. De rechtbank benadrukte dat seksuele geaardheid een wezenlijk element van iemands persoonlijkheid is en dat het bestreden besluit in strijd was met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 874, te betalen aan de griffier van de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Dordrecht
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer
procedurenummer: AWB 09/41353, V-nummer: [v-nummer] ,
uitspraak van de enkelvoudige kamer
inzake
[eiseres] , eiseres,
gemachtigde: mr. H.C. van Asperen, advocaat te Rotterdam,
tegen
de Staatssecretaris van Justitie, thans de Minister voor Immigratie en Asiel, verweerder,
gemachtigde: mr. T. Boekholt, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
1. Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 15 oktober 2009 heeft verweerder afwijzend beslist op de aanvraag van eiseres tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij faxbericht van 10 november 2009 beroep ingesteld.
De zaak is op 7 oktober 2010 behandeld ter zitting van een enkelvoudige kamer.
Eiseres is ter zitting verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
Voorts is ter zitting verschenen I. Jalloh, tolk.
2. Overwegingen
2.1. wettelijk kader
Ingevolge artikel 28, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) is Onze Minister bevoegd de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd in te willigen, af te wijzen dan wel niet in behandeling te nemen.
Ingevolge artikel 29, eerste lid, van de Vw 2000, voor zover hier van belang en zoals luidend met ingang van 1 juli 2010, kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 worden verleend aan de vreemdeling:
a. die verdragsvluchteling is;
b. die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan:
1° doodstraf of executie;
2° folteringen, onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen; of
3° ernstige en individuele bedreiging van het leven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict.
Ten tijde van het bestreden besluit was hetgeen thans is neergelegd in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 gedeeltelijk neergelegd in het per 1 juli 2010 vervallen artikel 3.105d van het Vreemdelingenbesluit 2000.
Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 afgewezen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zich zelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
Ingevolge artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000, wordt bij het onderzoek naar de aanvraag mede betrokken de omstandigheid dat de vreemdeling ter staving van zijn aanvraag geen reis- of identiteitspapieren dan wel andere bescheiden kan overleggen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag, tenzij de vreemdeling aannemelijk kan maken dat het ontbreken van deze bescheiden niet aan hem is toe te rekenen.
2.2. het bestreden besluit
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. In het bestreden besluit en het daarin ingelaste voornemen van 16 september 2009 heeft verweerder, samengevat, het volgende overwogen.
Eiseres heeft geen documenten overgelegd om haar nationaliteit, identiteit en reisroute te kunnen vaststellen. Evenmin heeft zij documenten overgelegd ter staving van haar asielrelaas. Eiseres heeft onvoldoende meegewerkt aan de vaststelling van de reisroute, omdat zij haar reisverhaal niet heeft onderbouwd met het gebruikte grensoverschrijdingsdocument of enig ander bewijs. Eiseres weet niet via welk Afrikaans land en met welke vliegmaatschappij zij is gevlogen. Evenmin weet eiseres op welke luchthaven zij is aangekomen. Eiseres heeft derhalve niet aannemelijk gemaakt dat het ontbreken van documenten die haar reisverhaal onderbouwen niet aan haar is toe te rekenen. Het betoog in de zienswijze dat eiseres tijdens haar reis volkomen afhankelijk was van haar reisagent en dat het paspoort en vliegticket steeds in handen zijn geweest van de reisagent leidt niet tot een ander oordeel. Dat eiseres volkomen afhankelijk was van haar reisagent, laat onverlet dat in redelijkheid van haar mocht worden verwacht meer te verklaren over de reis.
Vanwege de toepasselijkheid van artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 moet van de verklaringen van eiseres positieve overtuigingskracht uitgaan en dat is niet het geval. De verklaringen van eiseres over het tijdstip dat zij hoorde dat zij haar tante moest opvolgen als Soweh zijn niet consistent. Voorts kan eiseres ondanks haar zesjarige opleiding geen enkele naam van een plant noemen die wordt gebruikt bij een traditionele besnijdenis. Volgens het algemeen ambtsbericht van 30 januari 2009 van de Minister van Buitenlandse Zaken over Sierra Leone is de oudste dochter van de Soweh eerste in de lijn van opvolging. De oudste dochter van de tante van eiseres was bereid Soweh te worden. Het is dan niet geloofwaardig dat de tante van eiseres haar jongste dochter vergiftigt omdat die haar niet wilde opvolgen om vervolgens haar aandacht te richten op eiseres als haar opvolgster.
Het wordt aannemelijk geacht dat eiseres biseksueel of homoseksueel is. Eiseres heeft verklaard dat haar seksuele geaardheid voor haar geen reden is geweest om Sierra Leone te verlaten. Evenmin is gebleken dat eiseres in haar land van herkomst problemen heeft ondervonden vanwege haar seksuele geaardheid. Van eiseres mag worden verwacht dat zij haar privéleven in het land van herkomst voortzet op dezelfde wijze als voor haar vertrek.
2.3. de gronden van beroep
Eiseres heeft, samengevat, het volgende tegen het bestreden besluit aangevoerd.
Uit het bestreden besluit lijkt te volgen dat verweerder het ontbreken van identiteitsbewijzen en reispapieren terecht niet langer aan eiseres tegenwerpt. Ten onrechte werpt verweerder aan eiseres tegen dat zij onvoldoende details heeft verstrekt over haar reis. Verweerder gaat voorbij aan hetgeen eiseres wel heeft kunnen verklaren over haar reis.
Verweerder heeft het asielrelaas van eiseres niet in redelijkheid ongeloofwaardig kunnen achten. De opleiding van eiseres heeft lange tijd geen intensief karakter gehad. Eiseres kan geen namen noemen van planten die worden gebruikt bij besnijdenissen omdat deze namen haar niet interesseren, maar zij kan dergelijke planten wel aanwijzen. Eiseres verklaart wel degelijk consistent over het moment waarop zij werd uitverkoren haar tante op te volgen, namelijk toen bleek dat haar nichtje dat niet wilde doen. De oudste dochter van haar tante werkte elders in Sierra Leone en was daarom niet beschikbaar om haar tante op te volgen. Uit het ambtsbericht van 30 januari 2009 volgt dat homoseksualiteit in Sierra Leone niet wordt geaccepteerd en dat men daarom niet voor zijn homoseksuele geaardheid uitkomt. Er rust een groot taboe op en het bestaan ervan wordt ontkend. Eiseres is in Nederland uitgekomen voor haar seksuele geaardheid en van haar kan niet in redelijkheid worden verwacht dat zij haar geaardheid na terugkeer naar Sierra Leone weer geheim gaat houden.
2.4. het oordeel van de rechtbank
2.4.1. Uit het voornemen en het bestreden besluit begrijpt de rechtbank dat verweerder artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 aan eiseres tegenwerpt omdat zij volgens verweerder toerekenbaar geen reispapieren heeft overgelegd.
In de zienswijze heeft eiseres betoogd dat zij tijdens de reis volledig afhankelijk was van de reisagent en dat hij het paspoort en vliegticket steeds bij zich heeft gehouden. In het bestreden besluit heeft verweerder dit niet betwist, maar zich op het standpunt gesteld dat eiseres meer had kunnen verklaren over de reis zelf. Naar het oordeel van de rechtbank leidt eiseres hier terecht uit af dat het ontbreken van een paspoort of vliegticket als zodanig niet langer aan haar wordt tegengeworpen. In het bestreden besluit wordt eiseres immers gevolgd in haar stelling dat zij tijdens de reis volkomen afhankelijk was van haar reisagent en dat hij de documenten steeds bij zich heeft gehouden, althans verweerder weerspreekt dit in het bestreden besluit niet. Dat het ontbreken van reispapieren desondanks aan eiseres wordt tegengeworpen omdat zij volgens verweerder meer gedetailleerd over haar reis had moeten verklaren, verdraagt zich naar het oordeel van de rechtbank niet met artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000. Deze bepaling is gezien de tekst ervan toepasbaar als een vreemdeling toerekenbaar geen reispapieren overlegt en niet als het ontbreken van reispapieren niet toerekenbaar is, maar het reisverhaal van de vreemdeling volgens verweerder onvoldoende gedetailleerd is. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in de uitspraak van 25 april 2008 (LJN BD1536) van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling). De verwijzing ter zitting naar het ter zake gevoerde beleid, op grond waarvan niet aannemelijk wordt geacht dat een vreemdeling geen reispapieren heeft én niets kan verklaren over de reis, kan verweerder niet baten. Daargelaten of eiseres 'niets' heeft verklaard over haar reis, is het als gezegd niet in overeenstemming met artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 om deze bepaling tegen te werpen als het ontbreken van reispapieren niet toerekenbaar is.
Omdat verweerder, naar zijn gemachtigde ter zitting desgevraagd heeft bevestigd, uitsluitend het ontbreken van reispapieren aan eiseres tegenwerpt, terwijl deze tegenwerping geen stand kan houden, is het beroep gegrond en moet het bestreden besluit worden vernietigd wegens strijd met artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000.
2.4.2. Uit het vorenstaande volgt dat verweerder bij de beoordeling van het asielrelaas van eiseres ten onrechte de maatstaf van de positieve overtuigingskracht heeft gehanteerd. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling is het aan verweerder en niet aan de rechtbank om de geloofwaardigheid van een asielrelaas te beoordelen. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen ruimte om het geschil tussen partijen finaal te beslechten. Verweerder zal dan ook opnieuw moeten beslissen op de aanvraag van eiseres en de geloofwaardigheid van haar verklaringen opnieuw moeten beoordelen.
2.4.3. Omdat verweerder de verklaringen van eiseres over haar seksuele geaardheid geloofwaardig acht, kan de rechtbank daarover wel een oordeel geven. Naar het oordeel van de rechtbank betoogt eiseres terecht dat van haar niet in redelijkheid kan worden gevergd dat zij haar seksuele geaardheid na terugkeer naar het land van herkomst onderdrukt of opnieuw verbergt. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat seksuele geaardheid een wezenlijk element van iemands persoonlijkheid is. Het argument van verweerder dat eiseres voorafgaand aan haar vertrek uit Sierra Leone geen problemen heeft ondervonden vanwege haar seksuele geaardheid is niet steekhoudend. Dit argument gaat voorbij aan het betoog van eiseres dat zij haar seksuele geaardheid voor haar vertrek uit het land van herkomst noodgedwongen verborgen heeft gehouden, maar daar in Nederland wel voor durfde uit te komen en dat zij haar seksuele geaardheid niet opnieuw wil verbergen. In dit opzicht is het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank genomen in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Verweerder zal de zwaarwegendheid van dit onderdeel van het asielrelaas van eiseres opnieuw moeten beoordelen.
2.4.4. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten in verband met de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand zijn op grond van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) vastgesteld op € 874 (1 punt voor de indiening van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 437 wegingsfactor 1). De rechtbank is niet gebleken dat eiseres nog andere kosten heeft moeten maken die op grond van het Bpb voor vergoeding in aanmerking komen. Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet voormeld bedrag aan proceskosten worden betaald aan de griffier van de rechtbank.
2.4.5. Gelet op het vorenstaande beslist de rechtbank als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank 's-Gravenhage:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten die eiseres in verband met de behandeling van dit beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, welke kosten worden begroot op € 874 ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, te betalen aan de griffier van de rechtbank.
Aldus gegeven door mr. B. van Velzen, rechter, en door deze en E. Naaijen-van Kleunen, griffier, ondertekend.