ECLI:NL:RBSGR:2010:BO3684

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
378823 / FT-EA 10-411
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot eigen faillietverklaring na beëindiging van de schuldsaneringsregeling zonder schone lei

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 4 november 2010 uitspraak gedaan in een verzoek tot eigen faillietverklaring van de verzoekster. De verzoekster had recentelijk de wettelijke schuldsaneringsregeling doorlopen, maar deze was beëindigd zonder de toekenning van een schone lei. Dit betekende dat de verzoekster niet in staat was om haar schulden af te lossen en er nieuwe schulden waren ontstaan tijdens de schuldsaneringsregeling. De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 18 van de Faillissementswet een schuldenaar moet aantonen dat er voldoende baten zijn om de faillissementskosten te voldoen, vooral wanneer binnen drie jaar na de opheffing van een eerder faillissement opnieuw een verzoek tot faillietverklaring wordt gedaan.

De rechtbank concludeerde dat de verzoekster niet voldoende bewijs had geleverd dat er baten aanwezig waren om de faillissementskosten te dekken. Hoewel de maatschappelijk werker, mevrouw Kouwer, had aangegeven dat het salaris van de curator mogelijk via bijzondere bijstand vergoed kon worden, was er geen zekerheid over deze financiering en waren de benodigde middelen op dat moment niet beschikbaar. Bovendien was er geen sprake van enige (evenredige) uitkering aan crediteuren, wat een essentieel doel van een faillissement is.

De rechtbank oordeelde dat het belang van de verzoekster om een rustpauze te creëren voor het ordenen van haar financiën niet door de Faillissementswet werd beschermd. Daarom werd het verzoek tot faillietverklaring afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. C.W.D. Bom en ter zitting was ook mr. B.M.J.W. Robeerst aanwezig als griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, uitsluitend via een advocaat.

Uitspraak

rekestnummer: 378823/FT-EA 10.411
uitspraakdatum: 4 november 2010
RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - enkelvoudige kamer
[verzoekster]
verzoekster,
heeft aangifte gedaan strekkende tot eigen faillietverklaring.
Verzoekster is ter zitting verschenen en gehoord. Daarnaast is mevrouw Kouwer, maatschappelijk werker, verschenen.
Mevrouw Kouwer heeft namens verzoekster verklaard dat recentelijk de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing zijnde op verzoekster zonder de toekenning van de zogenoemde schone lei is beëindigd, daar er gedurende de schuldsaneringsregeling een nieuwe schuld is ontstaan en dit conform de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling een reden is om de regeling zonder schone lei te beëindigen. Mevrouw Kouwer heeft verder verklaard dat verzoekster niet over enig actief kan beschikken en zonder hulp van buitenaf niet uit haar financiële problemen kan komen. Met betrekking tot de kosten die gemoeid zijn met een faillissement heeft mevrouw Kouwer verklaard dat een medewerkster van de Gemeente Den Haag heeft aangegeven dat het salaris van de curator via bijzondere bijstand voldaan zou kunnen worden. Tot slot heeft mevrouw Kouwer verklaard te erkennen dat het faillissement de schulden van verzoekster niet zal oplossen, maar het faillissement verzoekster een rustpauze zal geven, waarin zij kan trachten haar financiën te ordenen en de ontstane schulden af te lossen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van artikel 18 Faillissementswet dient een schuldenaar aan te tonen dat er voldoende baten aanwezig zijn om de faillissementskosten te voldoen, indien binnen drie jaar na opheffing van een eerder faillissement van de schuldenaar wederom een verzoek tot faillietverklaring wordt gedaan.
Naar het oordeel van de rechtbank dient artikel 18 Faillissementswet analoog worden toegepast op de situatie zoals de onderhavige waarbij een schuldenaar het faillissement aanvraagt na afloop van een schuldsaneringsregeling, die zonder schone lei is beëindigd. Zowel het faillissement als de schuldsaneringsregeling betreffen immers een situatie van insolventie.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verzoekster onvoldoende aangetoond dat er voldoende baten aanwezig zijn om de kosten van het faillissement te bestrijden. Mevrouw Kouwer heeft weliswaar te kennen gegeven dat het salaris van de curator via bijzondere bijstand vergoed zou kunnen worden, maar enige zekerheid daartoe is er niet en bovendien zijn de betreffende gelden thans niet beschikbaar. Zij heeft bovendien niet gesproken over andere bijkomende kosten, laat staan dat enige (evenredige) uitkering aan crediteuren gerealiseerd zou kunnen worden, hetgeen toch juist het kerndoel is van een faillissement. Het genoemde belang van verzoekster, zijnde het creëren van een rustpauze waarin verzoekster haar financiën zal trachten te ordenen, is geen door de Faillissementswet beschermd belang. Het verzoek tot faillietverklaring dient om deze redenen te worden afgewezen.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot faillietverklaring van:
[verzoekster].
Gewezen door mr. C.W.D. Bom en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 november 2010 om 16.00 uur, in tegenwoordigheid van mr. B.M.J.W. Robeerst, griffier.
Tegen deze uitspraak kan degene die is verschenen en aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te 's-Gravenhage.
L 35