ECLI:NL:RBSGR:2010:BO3596

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-757507-10
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afdreiging van bekende Nederlander met dreiging van openbaarmaking van sekstape

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 10 november 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot afdreiging. De verdachte heeft door middel van telefonische bedreigingen en sms-berichten geprobeerd het slachtoffer, een bekende Nederlander, te dwingen tot het betalen van een geldbedrag van € 10.000. Bij gebreke van betaling zou de verdachte overgaan tot openbaarmaking van een sekstape waarin het slachtoffer te zien zou zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet alleen het slachtoffer heeft bedreigd, maar ook zijn familieleden heeft genoemd in zijn berichten, wat de ernst van de zaak vergroot. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld, waaronder getuigenverklaringen en telefoongegevens, en kwam tot de conclusie dat de verdachte de onbekende beller was die de bedreigingen heeft geuit. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische gevolgen van de bedreigingen voor het slachtoffer en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De verdachte heeft eerder voor vermogensdelicten in Nederland een straf opgelegd gekregen, wat ook is meegewogen in de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/757507-10
Datum uitspraak: 10 november 2010
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank ’s-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum[ 1984 te [plaats],
adres: [adres].
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Haaglanden" te
Zoetermeer.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ten terechtzittingen van 30 juli 2010 en 27 oktober 2010.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. D.M. Benammar en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. S. Lodder, advocaat te Rotterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 16 maart 2010 tot en met
19 april 2010 te 's-Gravenhage en/of te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [A] en/of [B] te dwingen tot de
afgifte van een geldbedrag (van in totaal 10.000 euro), in elk geval van enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [A] en/of die
[B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- (meermalen) telefonisch contact heeft opgenomen met (de mobiele telefoon
en/of de huistelefoon van) die [A] en/of die [B] en/of
- (meermalen) (telefonisch) bedreigende taal heeft geuit en/of sms-teksten heeft verzonden, onder meer "Let goed op [C]!" en/of "Denk aan je kinderen! En vrouw! Scholen zijn bekend en dergelijke" en/of
- die [A] (meermalen) (een) (bedreigende) sms-bericht(en) heeft
gezonden en/of
- (meermalen) zich in de buurt van de woning en/of de familieleden van die
[A] heeft opgehouden en/of
- die [A] (telefonisch) de opdracht heeft gegeven om (met voornoemd
geldbedrag) richting/naar Rotterdam te rijden, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer (onbekend gebleven) perso(o)n(en) op één of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 16 maart 2010 tot en met 19 april 2010 te
's-Gravenhage en/of te Rotterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering
van het door die perso(o)n(en) voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [A] en/of [B] heeft gedwongen
tot de afgifte van een geldbedrag (van in totaal 10.000 euro), in elk geval
van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [A] en/of
die [B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die (onbekend
gebleven) perso(o)n(en) en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte, welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- (meermalen) telefonisch contact heeft opgenomen met (de mobiele telefoon
en/of de huistelefoon van) die [A] en/of die [B] en/of
- (meermalen) (telefonisch) bedreigende taal heeft geuit en/of sms-teksten heeft verzonden, onder meer "Let goed op [C]!" en/of "Denk aan je kinderen! En vrouw! Scholen zijn bekend en dergelijke" en/of
- die [A] (meermalen) (een) (bedreigende) sms-bericht(en) heeft
gezonden en/of
- (meermalen) zich in de buurt van de woning en/of de familieleden van die
[A] heeft opgehouden en/of
- die [A] (telefonisch) de opdracht heeft gegeven om (met voornoemd
geldbedrag) richting/naar Rotterdam te rijden, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op één of meer
tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 maart 2010 tot en met 19
april 2010 te 's-Gravenhage en/of te Rotterdam en/of elders in Nederland
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- het ter beschikking stellen van de telefoon met nummer [nummer] en/of
- het verstrekken van informatie rondom gebeurtenissen uit Assen in 2006;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of
een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 16 maart 2010 tot en met 19
april 2010 te 's-Gravenhage en/of te Rotterdam, in elk geval in Nederland, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met
smaad, smaadschrift of openbaarmaking van een geheim [A] en/of
[B] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van in totaal
10.000 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
die [A] en/of die [B], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), althans alleen, immers heeft/hebben
hij, verdachte en/of zijn mededader(s) die [A] (telefonisch) de
opdracht gegeven om (met voornoemd geldbedrag) richting/naar Rotterdam te
rijden en/of voornoemd geldbedrag in Rotterdam bij een MacDonalds en/of een
Texaco pompstation te overhandigen, althans dit geldbedrag naar Rotterdam te
brengen en/of (vervolgens) dit geldbedrag achter te laten, bij gebreke waarvan
hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zal/zullen overgaan tot openbaarmaking
(op het internet) en/of verstrekking aan derden van een bij hem, verdachte,
en/of zijn mededader(s) in het bezit zijnde sextape(s), waarop die [A] te zien is (met een vrouw niet zijnde zijn echtgenote), terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 318 lid 1 Wetboek van Strafrecht
nog meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of
een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 16 maart 2010 tot en met 19
april 2010 te 's-Gravenhage en/of te Rotterdam, in elk geval in Nederland, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met
smaad, smaadschrift of openbaarmaking van een geheim [A] en/of
[B] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van in totaal
10.000 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
die [A] en/of die [B], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), althans alleen, immers heeft/hebben
hij, verdachte en/of zijn mededader(s) die [A] (telefonisch) de
opdracht gegeven om (met voornoemd geldbedrag) richting/naar Rotterdam te
rijden en/of voornoemd geldbedrag in Rotterdam bij een MacDonalds en/of een
Texaco pompstation te overhandigen, althans dit geldbedrag naar Rotterdam te
brengen en/of (vervolgens) dit geldbedrag achter te laten, bij gebreke waarvan
hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zal/zullen overgaan tot openbaarmaking
(op het internet) en/of verstrekking aan derden van een bij hem, verdachte,
en/of zijn mededader(s) in het bezit zijnde sextape(s), waarop die [A] te zien is (met een vrouw niet zijnde zijn echtgenote), terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, tot en/of bij het
plegen van welk misdrijf verdachte op één of meer tijdstip(pen) in of
omstreeks de periode van 16 maart 2010 tot en met 19 april 2010 te
's-Gravenhage en/of te Rotterdam en/of elders in Nederland opzettelijk
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk
behulpzaam is geweest door:
- het ter beschikking stellen van de telefoon met nummer [nummer] en/of
- het verstrekken van informatie rondom gebeurtenissen uit Assen in 2006;
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 Wetboek van Strafrecht
art 318 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meest subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring
en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 maart
2010 tot en met 19 april 2010 te 's-Gravenhage en/of te Rotterdam, in elk
geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, [A] en/of [B], door geweld of enige
andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere
feitelijkheid gericht tegen die [A] en/of die [B] en/of de kind(eren) van
die [A] en/of die [B] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te
doen, niet te doen of te dulden, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn
mededader(s)
- (meermalen) telefonisch contact heeft opgenomen met (de mobiele telefoon
en/of de huistelefoon van) die [A] en/of die [B] en/of
- (meermalen) (telefonisch) bedreigende taal heeft geuit en/of sms-teksten heeft verzonden, onder meer "Let goed op [C]!" en/of "Denk aan je kinderen! En vrouw! Scholen zijn bekend en dergelijke" en/of
- die [A] (meermalen) (een) (bedreigende) sms-bericht(en) heeft
gezonden en/of
- (meermalen) zich in de buurt van de woning en/of de familieleden van die
[A] heeft opgehouden en/of
- die [A] (telefonisch) de opdracht heeft gegeven om (met voornoemd
geldbedrag) richting/naar Rotterdam te rijden;
art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3. Het bewijs1*
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft getracht [A] een geldbedrag ter waarde van € 10.000,-- af te persen, door die [A] in telefoongesprekken en via het sturen van sms-berichten te bedreigen met geweld. Primair is dit tenlastegelegd als (medeplegen van) poging tot afpersing, subsidiair als medeplichtigheid aan hetzelfde feit.
Meer subsidiair wordt verdachte verweten dat hij al dan niet tezamen met anderen heeft getracht [A] te dwingen tot afgifte van € 10.000,--, door hem te dreigen met openbaarmaking van een geheim. Nog meer subsidiair wordt dit aan verdachte tenlastegelegd als medeplichtigheid aan afdreiging.
Meest subsidiair wordt verdachte verweten dat hij zich met anderen schuldig heeft gemaakt aan wederrechtelijke dwang ten aanzien van [A], door die [A] te bedreigen met geweld.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tot het meest subsidiair ten laste gelegde.
De raadsman stelt hiertoe dat uit het dossier en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht niet kan worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die telefonisch (met inbegrip van sms-berichten) contact heeft gehad met [A] en zijn echtgenote en derhalve een rol heeft gehad in de poging om de aangevers af te persen, dan wel af te dreigen, dan wel te dwingen een geldbedrag ter waarde van € 10.000 af te geven.
De raadsman heeft vervolgens aangevoerd dat, indien de rechtbank van oordeel is dat verdachte op basis van het aanwezige bewijsmateriaal wel degene is geweest die telefonisch contact heeft gehad met de aangevers, verdachte alsnog dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem primair ten laste is gelegd, nu ook in dat geval niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte [A] heeft bedreigd met geweld. De via de telefoon en sms-berichten geuite bewoordingen waren enkel als waarschuwing bedoeld dat, wanneer er niet werd voldaan aan het verzoek een geldbedrag af te geven, er een sekstape openbaar zou worden gemaakt. Ook het subsidiair ten laste gelegde feit kan volgens de raadsman niet bewezen worden verklaard, nu de tenlastegelegde feitelijkheden geen geweld of bedreiging met geweld vormen.
Ten aanzien van hetgeen verdachte meer subsidiair is ten laste gelegd, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat in ieder geval medeplegen niet bewezen kan worden verklaard. Op grond van het dossier en hetgeen ter terechtzitting is aangevoerd kan naar de mening van de raadsman niet worden vastgesteld dat verdachte samen met een ander of anderen bewust en nauw heeft samengewerkt ter uitvoering van de poging tot afdreiging.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank leidt uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende af.
Op 16 maart 2010 kreeg [A] een telefoontje van een onbekende man die hem belde met een onbekend telefoonnummer ([nummer]) en hem vroeg goed te luisteren, waarna de aangever ophing2*. Enkele minuten later belde de onbekende beller opnieuw met hetzelfde nummer naar [A]. Een vriend van de aangever nam de telefoon op. De onbekende man zei dat ze naar McDonalds in Rotterdam moesten komen. Hij kreeg van de onbekende beller ook te horen dat aangever een bedrag van € 10.000 aan hem moest betalen, omdat hij anders dingen aan SBS6 zou doorgeven en op internet zou plaatsen. Toen de onbekende beller werd gevraagd over welke dingen hij het had, refereerde de onbekende beller vervolgens aan Zwolle in 2006 3*.
Ten tijde van de aangifte door [A] later die dag bij de politie, bleef de onbekende beller bellen. Verbalisant [verbalisant] nam de telefoon over van [A] op het moment dat hij weer door de onbekende beller werd gebeld. Hij kreeg van de onbekende beller te horen dat de man hem [A] of [A] noemde en dat hij binnen een uur geld wilde zien. Ook heeft de onbekende man in dit telefoongesprek verklaard dat [A] er voor moest zorgen dat het geld bij een Texaco benzinestation werd gebracht te Rotterdam en dat er anders een seksfilm op internet zou worden geplaatst4*.
Na de aangifte en de klacht terzake afdreiging op 27 maart 20105 bleef de onbekende beller, op 29 maart 2010 voor het laatst, contact zoeken met [A]. Er werden via de sms en de telefoon door de onbekende beller berichten achtergelaten op diens telefoon. Ook uit deze berichten kwam naar voren dat de onbekende beller [A] sommeerde geld aan hem te geven, waarbij hij hem tevens meegaf dat als hij dit niet doet, dit gevolgen zal hebben voor de aangever en zijn familie 6*.
Tijdens de gesprekken van de onbekende beller met [A] werd verwezen naar ‘Assen 2006’ en naar een dartstoernooi aldaar7*. Naar aanleiding van deze verwijzing nam [A] op 6 april 20108 contact op met mevrouw [D], met wie hij in 2006 te Assen, na het dartstoernooi aldaar, seks heeft gehad9*. Zij verklaarde tegen hem in eerste instantie niet te weten wie de onbekende beller zou kunnen zijn. Zij ontving van [A] het telefoonnummer dat de dader steeds gebruikt10*.
[D] is vervolgens door de politie gehoord en heeft verklaard dat zij in de periode van september 2009 tot en met november 2009 een kortstondige relatie heeft gehad met verdachte. Tevens heeft zij verklaard dat verdachte in die periode haar telefoon, waarin het telefoonnummer van de aangever stond en waarop tevens sms-berichten binnenkwamen van aangever, wel eens heeft gebruikt. Toen zij ten tijde van haar relatie met verdachte de privé-telefoon van verdachte nakeek, bleek de volledige naam en het telefoonnummer van [A] erin te staan. Vervolgens heeft [D] verklaard dat zij het telefoonnummer ([nummer]) van de onbekende beller, naar aanleiding van haar gesprek met [A], zelf heeft gebeld. Zij hoorde op de voicemail de tekst: ‘Hallo met […], ik ben er even niet’ en herkende hierin de stem en tevens de bijnaam (zijnde ‘[bijnaam verdachte] van verdachte11*
Uit historische printgegevens van het telefoonnummer van de onbekende beller blijkt voorts dat op 16 maart 2010, enkele minuten voordat [A] voor het eerst is gebeld, met datzelfde nummer ([nummer]) telefonisch contact is opgenomen met [D]12*
Uit onderzoek is verder gebleken dat verdachte sinds het begin van het jaar 2010 is verhuisd naar Rotterdam en dat zijn contacten in die periode zich bevonden in de omgeving van het gebied dat door de telefoon met het nummer [nummer] werd aangestraald in de periode van de ten laste gelegde feiten13*
Verbalisant [verbalisant 2], die de verdachte meerdere malen heeft verhoord op het politiebureau en tevens de onbekende beller heeft gesproken14* heeft verklaard dat de stem van verdachte overeenkomt met de stem van de onbekende beller15*
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting ontkend dat hij de onbekende beller is geweest of op enigerlei wijze betrokken is geweest bij hetgeen hem ten laste is gelegd.
Verdachte heeft wel verklaard dat de voicemailtekst ‘Hallo met […] ben er even niet’ op het telefoonnummer ([nummer]) door hem is ingesproken en dat zijn bijnaam [bijnaam verdachte] is16*. Tevens heeft verdachte verklaard dat [D] een vriendin van hem is bij wie hij rond eind 2009, begin 2010 een korte periode heeft gewoond. Hij maakte in die periode wel eens gebruik van haar mobiele telefoon17*.
De rechtbank overweegt op basis van voornoemde feiten en omstandigheden als volgt.
Vast is komen te staan dat verdachte eind 2009 de beschikking heeft gekregen over de telefoongegevens van aangever [A] en dat hij ervan op de hoogte was dat er in het verleden contact is geweest tussen [D] en [A]. Daarnaast is vast komen te staan dat verdachte de voicemail van de telefoon met het telefoonnummer ([nummer]), waarmee naar aangever gebeld is, zelf heeft ingesproken en dat de naam die op de voicemail te horen is ([bijnaam verdachte]), zijn bijnaam is. Door verbalisant [verbalisant 2], die de verdachte meerdere malen heeft verhoord op het politiebureau en tevens de destijds onbekende beller heeft gesproken, is verklaard dat de stem van verdachte overeenkomt met de stem van de onbekende beller. Tevens is uit onderzoek gebleken dat verdachte sinds het begin van het jaar 2010 is verhuisd naar Rotterdam en dat zijn contacten in die periode zich bevonden in de omgeving van het gebied dat door de telefoon met het nummer [nummer] werd aangestraald in de periode van de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank acht niet aannemelijk de verklaring van verdachte dat hij zijn telefoon met het telefoonnummer ([nummer]) is kwijtgeraakt in januari/februari 2010 bij het uitgaan in een discotheek te Rotterdam, zoals hij bij de politie heeft verklaard. Verdachte kan dit verder niet onderbouwen middels een aangifte of een melding. Daarnaast is uit de historische printgegevens gebleken dat met de mobiele telefoon met het nummer ([nummer]) op 16 maart 2010 is gebeld naar het nummer van [D] gedurende bijna vier minuten. Dit gesprek heeft plaatsgevonden enkele minuten voordat [A] voor het eerst werd benaderd door de beller met dit telefoonnummer. De rechtbank acht niet aannemelijk dat een derde, die in januari/februari 2010 de betreffende telefoon in zijn bezit krijgt, vervolgens op 16 maart 2010 bijna 4 minuten lang een gesprek voert met een, naar alle waarschijnlijkheid, hem of haar onbekend persoon, zijnde [D] en daarenboven vrijwel onmiddellijk na dit gesprek aangever bedreigt met openbaarmaking van gevoelige informatie die ziet op aangevers contacten met diezelfde [D].
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte de onbekende beller is geweest die de in de tenlastelegging genoemde telefonische berichten en sms-berichten heeft verstuurd.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het hem tenlastegelegde heeft gepleegd.
Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank met de raadsman van oordeel dat niet bewezen kan worden verklaard hetgeen verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd. De door verdachte geuite taal in de telefonische berichten en de sms-berichten was er naar het oordeel van de rechtbank met name op gericht om te dreigen dat, wanneer er niet werd voldaan aan het verzoek een geldbedrag af te geven, er een sekstape openbaar zou worden gemaakt, met alle denkbare negatieve gevolgen voor het gezinsleven van [A]. Bezien tegen de achtergrond van die gevolgen blijkt uit deze berichten onvoldoende dat zij zijn geuit met het doel aangever te doen geloven dat er bij niet-betaling van het geldbedrag mogelijk geweld zou worden gebruikt.
Nu de rechtbank met de officier van justitie en de raadsman tevens van oordeel is dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich in de buurt van de woning of de familieleden van [A] heeft opgehouden, aangezien hiervoor onvoldoende aanknopingspunten in het dossier aanwezig zijn, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van hetgeen hem primair en subsidiair is ten laste gelegd.
De rechtbank is daarentegen, anders dan de raadsman, van oordeel dat wel wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot afdreiging, hetgeen verdachte meer subsidiair is ten laste gelegd.
Immers, zoals uit het bovenstaande volgt, heeft verdachte door middel van telefoongesprekken en sms-berichten getracht [A] te bewegen tot het betalen van een geldbedrag van € 10.000,--, bij gebreke waarvan hij zou overgaan tot openbaarmaking van een sekstape die hij in zijn bezit zou hebben.
Dat verdachte dit feit tezamen en in vereniging met anderen heeft gepleegd acht de rechtbank echter niet bewezen. Op basis van het aanwezige bewijsmateriaal kan niet worden vastgesteld dat verdachte samen met een ander of anderen bewust en nauw heeft samengewerkt ter uitvoering van de poging tot afdreiging. Dit betekent dat de rechtbank er voor de bewezenverklaring van uitgaat dat verdachte alleen heeft gehandeld.
3.4 De bewezenverklaring
meer subsidiair:
Hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 16 maart 2010 tot en met 19
april 2010 te 's-Gravenhage en/of te Rotterdam, in elk geval in Nederland, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met
smaad, smaadschrift of openbaarmaking van een geheim [A] en/of
[B] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag (van in totaal
10.000 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
die [A] en/of die [B], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), althans alleen, immers heeft/hebben
hij, verdachte en/of zijn mededader(s) die [A] (telefonisch) de
opdracht gegeven om (met voornoemd geldbedrag) richting/naar Rotterdam te
rijden en/of voornoemd geldbedrag in Rotterdam bij een MacDonalds en/of een
Texaco pompstation te overhandigen, althans dit geldbedrag naar Rotterdam te
brengen en/of (vervolgens) dit geldbedrag achter te laten, bij gebreke waarvan
hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zal/zullen overgaan tot openbaarmaking
(op het internet) en/of verstrekking aan derden van een bij hem, verdachte,
en/of zijn mededader(s) in het bezit zijnde sekstape(s), waarop die
[A] te zien is (met een vrouw niet zijnde zijn echtgenote), terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 318 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die
zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De straf/maatregel
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte inzake het hem primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat hij de door de officier van justitie geëiste straf buitenproportioneel hoog vindt. Hij wijst erop dat in soortgelijke zaken veelal een straf wordt opgelegd van 18 maanden gevangenisstraf, waarvan een deel voorwaardelijk wordt opgelegd.
Daarnaast stelt de raadsman zich op het standpunt dat verdachte graag reclasseringscontact naast een eventuele straf opgelegd zou willen krijgen, zodat hij verder begeleid kan worden door jongerenwerker S. Meerveld van ‘Youth for Christ’.
Tot slot merkt de raadsman op dat verdachte per 1 februari 2011 aan de Mbo-opleiding Administratie en Boekhouding aan het [X] college te [plaats] zou willen beginnen. De raadsman verzoekt de rechtbank hiermee rekening te houden bij de oplegging van een eventuele straf.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot afdreiging. Hij heeft door middel van het bellen naar en het sturen van sms-berichten gepoogd [A] te bewegen tot het betalen van een geldbedrag van € 10.000,--, bij gebreke waarvan zou worden overgegaan tot openbaarmaking van een sekstape, waarin [A] te zien zou zijn.
Algemeen bekend is dat de psychische gevolgen van dergelijke gebeurtenissen voor het slachtoffer ernstig en langdurig kunnen zijn. Bovendien heeft verdachte zich met zijn berichten niet alleen beperkt tot het slachtoffer zelf, die zich als bekende Nederlander in een extra kwetsbare positie bevond, maar heeft hij in deze berichten ook gerefereerd aan rechtstreekse familieleden van het slachtoffer, hetgeen zijn daad des te verwerpelijker maakt. De rechtbank rekent dit verdachte dan ook zwaar aan. Verdachte heeft zich, door aldus te handelen, op geen enkele wijze bekommerd om het welzijn van het slachtoffer, zijn echtgenote en kinderen, en heeft zijn drang naar geldelijk gewin laten prevaleren.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 21 april 2010 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder voor vermogensdelicten in Nederland veroordeeld is.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het voorlichtingsrapport van de reclassering d.d. 28 juni 2010, opgemaakt en ondertekend door [reclasseringswerker], reclasseringswerker en [leidinggevende], leidinggevende. In dit rapport komt naar voren dat reclasseringscontact geïndiceerd wordt geacht, nu verdachte enige ondersteuning kan gebruiken bij het vinden van stabiele huisvesting en het op orde krijgen van zijn financiële situatie. De reclassering geeft aan dat de heer Meerveld, jongerenwerker bij ‘Youth for Christ’, heeft aangegeven de door hem ingezette begeleiding te willen voortzetten, wanneer verdachte vrijkomt. Dit contact kan dan plaatsvinden in het kader van het toezicht. De reclassering ziet tevens mogelijkheden zich samen met verdachte te richten op zijn huisvesting, waarbij plaatsing op Exodus wordt genoemd als mogelijkheid.
Dit alles brengt de rechtbank tot het oordeel dat slechts het opleggen van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende sanctie is. Een voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld verplicht reclasseringscontact zal worden opgelegd om verdachte ervan te weerhouden opnieuw soortgelijke feiten te plegen.
7. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 318 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8. De beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij gewijzigde dagvaarding onder primair of subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij gewijzigde dagvaarding onder meer subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde:
poging tot afdreiging;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, ressort Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht.
Dit vonnis is gewezen door
mrs A.J. Milius, voorzitter,
M.M. Meessen en T.L. Fernig-Rocour, rechters,
in tegenwoordigheid van mr P. Mietes, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 november 2010.
1* Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Daar waar wordt verwezen naar pv´s wordt bedoeld de volgende bundels processen-verbaal van politie Haaglanden: nummer PL1535 2010055652-1 met bijlagen (pagina’s 1-141), hierna te noemen Pv1, nummer PL1535 2010055652-35 (pagina´s 142-146, vervolgpv), hierna te noemen Pv2 en nummer PL1535 2010055652-1 (pagina’s 147-157 vervolg pv), hierna te noemen: Pv3 en nummer PL2010055652, pagina´s 1-165 (methodiekenproces-verbaal), hierna te noemen: Pv4) en nummer PL2010055652 (tapgesprekken A1 tot en met A10, ongenummerd).
2* Pv1, Proces-verbaal van Aangifte door [A], pv-1, blz. 35-36
3* Pv1, Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], blz. 44-45
4* Pv1, Proces-verbaal van Bevindingen door [verbalisant], blz: 67-68
5* Pv1, Proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie, blz. 39
6* Pv1, Proces-verbaal van Aangifte door [A], pv-1, blz. 38 en het Proces-verbaal van bevindingen, blz 81/84
7* TA03 29-03-2010, 22u18.
8* TA04 6-4-2010, 13u59.
9* Pv1, Proces-verbaal van verhoor getuige [D], blz: 51
10* TA04, 6-4-2010, 14u47
11* Pv1, Proces-verbaal van verhoor getuige [D], blz: 51-52
12* Pv1, Proces-verbaal van bevindingen, blz 77 en blz 78.
13* Pv1, Proces-verbaal van bevindingen, blz: 85 en blz 7 (relaas)
14* TA03, 23-3-2010, 14u17
15* Pv2, Proces-verbaal van bevindingen, blz: 142
16* PV1, Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte], blz: 131 en 147 en verklaring verdachte ter terechtzitting, d.d. 27 oktober 2010.
17* PV1, Proces verbaal van verhoor verdachte [verdachte], blz 124 en 126