ECLI:NL:RBSGR:2010:BO3291

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/9243
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Eritrese eiseres en de beoordeling van identiteit en reisdocumenten

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 6 oktober 2010 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, geboren op een onbekende datum en van Eritrese nationaliteit, had op 11 mei 2008 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag werd door de minister van Justitie, vertegenwoordigd door mr. J.N. Mons, afgewezen op 17 februari 2009. Eiseres heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld. Tijdens de openbare behandeling op 25 augustus 2010 was eiseres aanwezig, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.C.E. Hoftijzer.

De rechtbank oordeelde dat de minister niet deugdelijk had gemotiveerd waarom eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat het ontbreken van documenten over haar identiteit en reis niet aan haar kon worden toegerekend. Eiseres had aangevoerd dat zij in een afhankelijke positie verkeerde en dat haar tante de reis naar Nederland had geregeld. De rechtbank vond dat de enkele verwijzing naar de eigen verantwoordelijkheid van eiseres niet voldoende was, gezien haar omstandigheden. De rechtbank concludeerde dat de minister niet had aangetoond dat eiseres haar reis niet op andere wijze had kunnen onderbouwen met verifieerbare verklaringen.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de minister op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 874,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 09 / 9243
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 6 oktober 2010
in de zaak van:
[eiseres],
geboren op [geboortedatum], van gestelde Eritrese nationaliteit,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.C.E. Hoftijzer, advocaat te Zaandam,
tegen:
de minister van Justitie, voorheen de staatssecretaris van Justitie,
verweerder,
gemachtigde: mr. J.N. Mons, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te
’s-Gravenhage.
1. Procesverloop
1.1 Eiseres heeft op 11 mei 2008 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 17 februari 2009 afgewezen. Eiseres heeft tegen het besluit beroep ingesteld.
1.2 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2010. Eiseres is verschenen, vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1 Eiseres heeft ter onderbouwing van haar aanvraag het volgende aangevoerd. Eiseres stelt de Eritrese nationaliteit te hebben omdat zij heeft vernomen dat haar overleden vader deze nationaliteit ook had. Eiseres is op jonge leeftijd samen met haar tante, de zus van haar vader, vertrokken vanuit Ethiopië naar Soedan, omdat alle Eritreërs werden weggestuurd. Eiseres moest van haar tante altijd binnenblijven en werd zeer slecht behandeld. Eiseres moest al het huishoudelijke werk verrichten en op haar neefje en nichtje passen. Eiseres is viermaal verkracht door de echtgenoot van haar tante. De laatste keer is haar tante daar achtergekomen. Omdat de tante van eiseres haar eer wilde behouden, heeft zij de reis voor eiseres naar Nederland geregeld.
2.2 Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen op de volgende gronden. Eiseres is toerekenbaar ongedocumenteerd inzake haar identiteit en reisroute en wordt derhalve artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) tegengeworpen. Dat betekent dat van het asielrelaas van eiseres een positieve overtuigingskracht dient uit te gaan. Volgens verweerder is dat niet het geval. Aan dit standpunt heeft verweerder onder meer ten grondslag dat eiseres haar gestelde Eritrese nationaliteit niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiseres komt niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29 Vw.
2.3 Eiseres heeft in de zienswijze en ook in beroep aangevoerd dat haar ten onrechte het bepaalde in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, Vw wordt tegengeworpen. Ter onderbouwing hiervan heeft eiseres aangevoerd dat zij vanaf zeer jonge leeftijd door haar oom en tante in slavernij dan wel in dienstbaarheid werd gehouden en dat zij hierdoor geheel afhankelijk was van haar tante. Haar tante heeft de voorbereidingen voor de reis getroffen en tevens de reisagent betaald. Verweerder is door enkel te wijzen op de eigen verantwoordelijkheid van eiseres voorbij gegaan aan deze omstandigheden. Juist in een geval als het onderhavige mag verweerder niet te veel nadruk leggen op de eigen verantwoordelijkheid.
2.4 Verweerder heeft hier in het bestreden besluit als volgt op gereageerd. Eiseres heeft een eigen verantwoordelijkheid om identiteitsdocumenten te verkrijgen of te overleggen. Eiseres is een jonge volwassen vrouw voor wie het onvoldoende verschoning biedt om te stellen dat zij voor het verkrijgen van de hier bedoelde documenten afhankelijk was van haar tante. De aangevoerde afhankelijkheid van de reisagent als reden voor het ontbreken van reisdocumenten is niet voldoende om eiseres te verschonen van de eigen verantwoordelijkheid die zij in deze heeft. Onbetwist is gebleven dat eiseres heeft verzuimd om reisdocumenten over te leggen. Ook heeft zij haar reis niet op andere wijze onderbouwd door afdoende concrete en verifieerbare verklaringen over de gehele reis of significante onderdelen van deze reis.
2.5 Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met de hiervoor weergegeven overweging niet deugdelijk gemotiveerd waarom eiseres met de naar voren gebrachte omstandigheden niet aannemelijk heeft gemaakt dat het ontbreken van documenten inzake haar identiteit en reis haar niet kan worden toegerekend. Daarvoor is van belang dat de enkele verwijzing naar de eigen verantwoordelijkheid van eiseres niet als toereikend kan worden beschouwd nu eiseres juist heeft aangevoerd dat daaraan in haar specifieke geval vanwege de jarenlange afhankelijke positie minder waarde aan kan worden gehecht. Verweerder heeft er in het bestreden besluit voorts geen blijk van gegeven dat de eigen verantwoordelijkheid is bezien in het licht van de door eiseres aangevoerde dienstbare positie. Verweerders toelichting ter zitting dat de aangevoerde omstandigheden eiseres niet ontslaan van de verplichting haar aanvraag te staven met documenten nu het relaas ongeloofwaardig is geacht, kan, nog daargelaten dat dit standpunt eerst ter zitting naar voren is gebracht, het hiervoor geconstateerde motiveringsgebrek niet helen nu dit standpunt neerkomt op een zogenoemde cirkelredenering.
2.6 Naar het oordeel van de rechtbank is verweerders standpunt, dat eiseres haar reis niet op andere wijze heeft onderbouwd door afdoende concrete en verifieerbare verklaringen, evenmin deugdelijk gemotiveerd. Daarvoor acht de rechtbank het volgende van belang.
2.7 In C4/3.6.3 Vreemdelingencirculaire 2000 staat het volgende. In het geval dat een asielzoeker geen documenten inzake de reisroute overlegt, maar omtrent de reisroute en het ontbreken van documenten een consistente, gedetailleerde en verifieerbare verklaring aflegt, geeft hij blijk van wil tot medewerking aan de vaststelling van de reisroute. Wanneer de verifieerbare elementen blijken te kloppen, kan de conclusie zijn dat het volledig ontbreken van documenten inzake de reisroute niet aan de asielzoeker is toe te rekenen. Verifieerbare elementen zijn bijvoorbeeld:
– de omschrijving van aankomst in de EU, zoals aankomst met de boot en omschrijving van de haven (na onderzoek blijkt de betreffende boot inderdaad op die route en tijden te varen en klopt de omschrijving van de haven; in geval van een passagierslijst kan gecheckt worden of de vreemdeling inderdaad aanwezig was);
– asiel hebben gevraagd in een ander land en inderdaad in die hoedanigheid bekend zijn.
2.8 Eiseres heeft reeds in de zienswijze aangevoerd dat zij meer dan voldoende verifieerbare informatie over haar reis van Soedan naar Nederland heeft verstrekt, zoals de dag van vertrek, de reisroute via Griekenland en dat het vliegtuig zeer waarschijnlijk tot een Griekse luchtvaartmaatschappij behoorde. Eiseres weet het vluchtnummer niet omdat zij door de reisagent naar het vliegtuig is gebracht en zij daardoor zelf niet heeft hoeven opletten wat het vluchtnummer is. Nu verweerder hierop in het bestreden besluit niet is ingegaan en voornoemde elementen niet zonder meer geen verifieerbare elementen betreffen, mist het bestreden besluit ook op dit een deugdelijke motivering.
2.9 Uit het vorenstaande volgt dat verweerder niet, althans niet zonder nadere motivering het bepaalde in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, Vw bij de beoordeling van de aanvraag van eiseres heeft kunnen betrekken. Daaruit vloeit voort dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat het asielrelaas van eiseres dient te worden beoordeeld binnen het toetsingskader van de positieve overtuigingskracht, zodat evenmin verweerder evenmin deugdelijk heeft gemotiveerd dat de aanvraag van eiseres niet is gegrond op omstandigheden die een rechtsgrond vormen voor verlening van een verblijfsvergunning asiel.
2.10 De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren. Het bestreden besluit is in strijd met artikel 3:46 Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.11 De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen. Hetgeen overigens is aangevoerd, behoeft geen bespreking meer.
2.12 De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die eiseres heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 874,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, wordt dit bedrag op grond van artikel 8:75, tweede lid, Awb betaald aan de griffier.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 17 februari 2009;
3.3 draagt verweerder op binnen een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
3.4 veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 874,- te betalen aan de griffier van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Haarlem;
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in tegenwoordigheid van mr. L.I. Siers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2010.
Afschrift verzonden op :
Coll:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak, voor zover deze de hoofdzaak betreft, hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC, ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.