ECLI:NL:RBSGR:2010:BO3276

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-753924-07
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valsheid in geschrift, gewoontewitwassen en niet tijdig doen van belastingaangifte door verdachte in het kader van bedrijfsuitoefening

Op 6 oktober 2010 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift, gewoontewitwassen en het niet of niet tijdig doen van belastingaangifte. De verdachte heeft meerdere keren onjuiste aanvraagformulieren voor huurtoeslag opgemaakt op naam van anderen en deze ingediend bij de Belastingdienst, waardoor hij onterecht geld heeft ontvangen. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij deze misdrijven heeft gepleegd in het kader van zijn bedrijfsuitoefening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 april 2006 tot 1 april 2009 op verschillende tijdstippen valselijk opgemaakte aanvraagformulieren heeft ingediend, met als doel deze als echt en onvervalst te gebruiken. Dit heeft geleid tot een aanzienlijke schade voor de Belastingdienst en de samenleving. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, een geldboete van € 120.000,- en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, onder de voorwaarde dat hij zich gedurende 2 jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De vordering van de benadeelde partij is afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat deze aanspraak kan maken op de geclaimde huurtoeslag. De rechtbank heeft ook bepaald dat het inbeslaggenomen geldbedrag van € 22.500,- aan de verdachte wordt teruggegeven, omdat niet is aangetoond dat dit bedrag verband houdt met de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer 09/753924-07
Datum uitspraak: 6 oktober 2010
(Verkort vonnis)
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats],
adres: [adres]
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 6 augustus 2010 en 22 september 2010.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr M. Baltus, advocaat te 's Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr R.R. Joesoef Djamil heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
Daarnaast heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [F], tot een bedrag van € 3.427,-.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het inbeslaggenomen geldbedrag van € 22.250,- zal worden verbeurdverklaard.
De tenlastelegging.
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - dat:
1.
hij op meerdere tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de
periode van 1 april 2006 tot 1 april 2009 te [woonplaats],
en/of Leiden, in elk geval in Nederland, (een) aanvraagformulier(en)
huurtoeslag ten name van:
a. [A]/of
b. [B] en/of
c. [C] en/of
d. [D] en/of
e. [E] en/of
f. [F] en/of
g. [G] en/o
h. [H] en/of
i. [I] en/of
j. [J] en/of
k. [K] en/of
l. [L] en/of
m. [M] en/of
n. [N] en/of
o. [O] en/of
p. [P] en/of
q. [Q] en/of
r. [R] en/of
s. [S] en/of
t. [T] en/of
u. [U] en/of
v. [V]
, - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van
enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft
verdachte toen en daar (telkens) valselijk op naam en/of buiten medeweten van
a. die [A] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier ingevuld dat die [A] vanaf 1 januari 2006 een zelfstandige woonruimte op het adres [adres 1] te Leiden zou huren en/of dat de kale huur 575 euro zou bedragen en/of dat valselijk opgemaakte aanvraagformulier heeft voorzien van een (digitale) handtekening welke moest doorgaan van die [A] en/of
b. die [B] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier ingevuld dat die [B] vanaf 1 januari 2006 een zelfstandige woonruimte zou huren op het adres [adres 2] te Leiden en/of dat de kale huurprijs 560 euro zou bedragen en/of dat valselijk opgemaakte aanvraagformulier heeft voorzien van een (digitale) handtekening welke moest doorgaan van die [B] en/of
c. die [C] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier ingevuld dat die [C] vanaf 1 januari 2006 een zelfstandige woonruimte op het adres [adres 3] te Leiden zou huren en/of dat de kale huur 565 euro zou bedragen en/of dat valselijk opgemaakte aanvraagformulier heeft voorzien van een (digitale) handtekening welke moest doorgaan van die [C] en/of
d. die [D] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier vermeldt dat [D] vanaf 1 januari 2007 een woning op de [adres 4] te Leiden zou huren voor een kale huur van 450 euro en/of dat valselijk opgemaakte aanvraagformulier heeft voorzien van een (digitale) handtekening welke moest doorgaan van die [D] en/of
e. die [E] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier ingevuld dat die [E] vanaf 1 januari 2007 een zelfstandige woonruimte zou huren op het adres [adres 5] te Leiden en/of dat de kale huurprijs 560 euro zou bedragen en/of dat valselijk opgemaakte aanvraagformulier heeft voorzien van een (digitale) handtekening welke moest doorgaan van die [E] en/of
f. die [F] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier ingevuld dat die [F] vanaf 1 januari 2006 een zelfstandige woonruimte op het adres [adres 6] te Leiden zou huren en/of dat de kale huur 575 euro zou bedragen en/of dat valselijk opgemaakte aanvraagformulier heeft voorzien van een (digitale) handtekening welke moest doorgaan van die [F] en/of
g. die [G] een (digitaal) aanvraagformulier huurtoeslag ten name van die [G] ingevuld en/of daarop heeft aangegeven dat de huurtoeslag op rekening van hem, verdachte, gestort diende te worden en/of dat valselijk opgemaakte aanvraagformulier heeft voorzien van een (digitale) handtekening welke moest doorgaan van die [G] en/of
h. die [H] een (digitaal) aanvraagformulier huurtoeslag ten name van die [H] ingevuld en/of daarop heeft aangegeven dat die [H] vanaf 1 januari 2006 een zelfstandige woonruimte zou huren op het adres [adres 7] te Leiden en/of dat valselijk opgemaakte aanvraagformulier heeft voorzien van een (digitale) handtekening welke moest doorgaan van die [H] en/of
i. die [I] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier ingevuld dat die [I] een zelfstandige woonruimte op het adres [adres 2] te Leiden zou huren en/of dat de kale huur 575 euro zou bedragen en/of dat valselijk opgemaakte aanvraagformulier heeft voorzien van een (digitale) handtekening welke moest doorgaan van die [I] en/of
j. die [J] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier ingevuld dat die [J] vanaf 1 januari 2007 een zelfstandige woonruimte op het adres [adres 2] te Leiden zou huren en/of dat de kale huur 570 euro zou bedragen en/of dat valselijk opgemaakte aanvraagformulier heeft voorzien van een (digitale) handtekening welke moest doorgaan van die [J] en/of
k. die [K] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier ingevuld dat die [K] vanaf 1 januari 2006 een zelfstandige woonruimte op het adres [adres 7] te Leiden zou huren en/of dat de kale huur 550 euro zou bedragen en/of dat valselijk opgemaakte aanvraagformulier heeft voorzien van een (digitale) handtekening welke moest doorgaan van die [K] en/of
l. die [L] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier ingevuld dat die [L] vanaf 1 januari 2007 een zelfstandige woonruimte op het adres [adres 8] te Leiden zou huren en/of dat de kale huur 575 euro zou bedragen en/of dat valselijk opgemaakte aanvraagformulier heeft voorzien van een (digitale) handtekening welke moest doorgaan van die [L] en/of
m. die [M] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier ingevuld dat die [M] vanaf 1 januari 2006 een zelfstandige woonruimte op het adres [adres 6] te Leiden zou huren en/of dat de kale huur 450 euro zou bedragen en/of dat valselijk opgemaakte aanvraagformulier heeft voorzien van een (digitale) handtekening welke moest doorgaan van die [M] en/of
n. die [N] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier ingevuld dat die [N] vanaf 1 januari 2006 een zelfstandige woonruimte op het adres [adres 6] te Leiden zou huren en/of dat de kale huur 575 euro zou bedragen en/of dat valselijk opgemaakte aanvraagformulier heeft voorzien van een (digitale) handtekening welke moest doorgaan van die [N] en/of
o. die [O] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier ingevuld dat die [O] vanaf 1 januari 2007 een zelfstandige woonruimte op het adres [adres 8] te Leiden zou huren en/of dat de kale huur 570 euro zou bedragen en/of dat valselijk opgemaakte aanvraagformulier heeft voorzien van een (digitale) handtekening welke moest doorgaan van die [O] en/of
p. [P] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier ingevuld dat die [P] vanaf 1 januari 2006 een zelfstandige woonruimte op het adres [adres 5] te Leiden zou huren en/of dat de kale huur 575 euro zou bedragen en/of dat valselijk opgemaakte aanvraagformulier heeft voorzien van een (digitale) handtekening welke moest doorgaan van die [P] en/of
q. [Q] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier ingevuld dat die [Q] vanaf 1 januari 2007 een zelfstandige woonruimte op het adres [adres 6] te Leiden zou huren en/of dat de kale huur 585 euro zou bedragen en/of dat valselijk opgemaakte aanvraagformulier heeft voorzien van een (digitale) handtekening welke moest doorgaan van die [Q] en/of
r. [R] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier ingevuld dat die [R] vanaf 1 januari 2006 een zelfstandige woonruimte op het adres [adres 9] te Leiden zou huren en/of dat de kale huur 575 euro zou bedragen en/of dat valselijk opgemaakte aanvraagformulier heeft voorzien van een (digitale) handtekening welke moest doorgaan van die [R] en/of
s. [S] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier ingevuld dat die [S] vanaf 1 januari 2007 een zelfstandige woonruimte op het adres [adres 2] te Leiden zou huren en/of dat de kale huur 570 euro zou bedragen en/of dat valselijk opgemaakte aanvraagformulier heeft voorzien van een (digitale) handtekening welke moest doorgaan van die [S] en/of
t. [T] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier ingevuld dat die [T] vanaf 1 januari 2007 een zelfstandige woonruimte op het adres [adres 10]
te Leiden zou huren en/of dat de kale huur 575 euro zou bedragen en/of dat valselijk opgemaakte aanvraagformulier heeft voorzien van een (digitale) handtekening welke moest doorgaan van die [T] en/of
u. [U] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier ingevuld dat die [U] vanaf 1 januari 2007 een zelfstandige woonruimte op het adres [adres 11] te Leiden zou huren en/of dat de kale huur 575 euro zou bedragen en/of dat valselijk opgemaakte aanvraagformulier heeft voorzien van een (digitale) handtekening welke moest doorgaan van die [U] en/of
v. [V] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier ingevuld dat die [V] vanaf 1 januari 2006 een zelfstandige woonruimte op het adres [adres 12] te Leiden zou huren en/of dat de kale huur 550 euro zou bedragen en/of dat valselijk opgemaakte aanvraagformulier heeft voorzien van een (digitale) handtekening welke moest doorgaan van die [V],
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2006 tot en met 22 april 2009, te
[woonplaats], en/of Leiden, althans in Nederland, van het
plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft verdachte met
(grote) regelmaat, althans op (groot) aantal tijdstippen, in genoemde periode
telkens een voorwerp, te weten een geldbedrag, (in totaal 122.226 euro,
althans een aanzienlijk geldbedrag), verworven, voorhanden gehad, overgedragen
en/of omgezet, terwijl hij telkens wist dat bovenomschreven voorwerp -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2006 tot en met 1 april 2009 te
Leiden en/of Apeldoorn en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk (een)
bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet
inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de inkomstenbelasting
over de/het jaar/jaren 2004 en/of 2005 en/of 2006 en/of 2007 en/of 2008, niet
of niet binnen de door de Inspecteur der belastingen te Leiden en/of Apeldoorn
gestelde termijn heeft gedaan, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te
weinig belasting werd geheven;
Overwegingen ten aanzien van het bewijs.
De vordering ex 126 nd Sv.
De raadsman heeft namens verdachte betoogd dat de officier van justitie zijn vordering ex artikel 126nd Sv. van 20 november 2007, die strekte tot verkrijging van de dagafschriften van de Postbankrekening van verdachte over de periode vanaf 1 april 2006 (mede) heeft gebaseerd op verdenkingen tegen verdachte waarvoor op dat moment geen grond bestond. Uit het aan de vordering ten grondslag liggende proces-verbaal blijkt immers dat de vordering mede gericht was op het verkrijgen van inzicht in andere bijschrijvingen van huurtoeslagen dan de reeds bekende huurtoeslagen bestemd voor [H]. Op dat moment was er echter geen grond voor de verdenking dat verdachte nog andere huurtoeslagen ontvangen zou hebben. Door aldus te handelen heeft de officier van justitie het voorschrift van artikel 27 Sv. geschonden, hetgeen moet leiden tot bewijsuitsluiting, subsidiair tot strafvermindering, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt als volgt.
Naar de aangifte door [H] d.d. 12 september 2007, waarbij door aangeefster aangifte werd gedaan van het feit dat de verdachte zonder haar toestemming huurtoeslag zou hebben aangevraagd en deze toeslag zou hebben doen overmaken naar de bankrekening van de verdachte, is nader onderzoek verricht.
Door middel van een vordering van de officier van justitie ex artikel 126 nd van het Wetboek van Strafvordering (verder af te korten als Sv.) aan de Belastingdienst/FIOD-ECD d.d. 23 oktober 2007 (bijlage M-001, blz. 678 van het proces-verbaal) is onder meer de informatie verkregen dat de huurtoeslagen voor [H] overgemaakt zijn op de Postbankrekening [nummer] en dat dit rekeningnummer sedert 22 december 2006 bij de Belastingdienst bekend is als zijnde het rekeningnummer voor de huurtoeslag (bijlage AH-002, blz. 701-702 van het proces-verbaal).
Op 14 november 2007 heeft een opsporingsambtenaar van Politie Hollands Midden door middel van een vordering ex artikel 126 nc Sv. gericht aan de Postbank NV (bijlage M-003, blz. 681-682) de informatie verkregen dat bankrekeningnummer [nummer] op naam staat van [verdachte], [adres] (bijlage AH-004, blz. 710).
Op 22 november 2007 heeft de officier van justitie op basis van een door de politie Hollands Midden opgemaakt proces-verbaal d.d. 20 november 2007 (bijlage AH-005, blz 713-715) een vordering ex artikel 126 nd Sv. gericht aan Postbank N.V. (bijlage M-004, blz. 683-684) waarbij aan deze laatste dagafschriften van rekeningnummer [nummer] ten name van [verdachte] werden gevraagd over de periode van 1 april 2006 tot en met 22 november 2007, alsmede kopieën van de bescheiden die betrekking hebben op het aanvragen van genoemde Postbankrekening alsmede andere relevante informatie ten aanzien van het gevraagde.
Uit de vordering van de officier van justitie van 22 november 2007 kan niet worden afgeleid dat deze vordering mede gericht was op het verkrijgen van informatie omtrent andere huurtoeslagen dan de huurtoeslagen bestemd voor [H]. De aangifte van [H] vormde naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf voldoende grond tot het opvragen van de hiervoor genoemde bescheiden en gegevens. Dit brengt mee dat de door middel van de vordering verkregen informatie niet onrechtmatig is verkregen. Dat er in het proces-verbaal van de politie van 20 november 2007 gesproken wordt over het mede verkrijgen van inzicht in eventuele andere huurtoeslagen dan die bestemd voor [H], maakt dat niet anders.
Het verweer van de raadsman strekkende tot bewijsuitsluiting wordt verworpen.
Bewijsverweren feit 1
De raadsman heeft gesteld dat feit 1 niet bewezen kan worden verklaard, nu niet kan worden vastgesteld dat bij verdachte het oogmerk aanwezig was om de valse geschriften, zijnde de Aanvraagformulieren Huurtoeslag, als echt en onvervalst te (doen) gebruiken. Tevens heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte niet de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de Aanvraagformulieren Huurtoeslag vals of vervalst waren.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij telkens in strijd met de waarheid op de Aanvraagformulieren Huurtoeslag heeft vermeld dat de huurtoeslag per 1 januari werd aangevraagd, terwijl in de huurcontracten latere aanvangsdata stonden vermeld. Hieruit volgt dat verdachte telkens willens en wetens een valse ingangsdatum opgaf en dat zijn oogmerk aldus gericht was op het doen gebruiken van de aanvraagformulieren als echt en onvervalst. Verdachte heeft hierover weliswaar verklaard dat hij er telkens vanuit ging dat de Belastingdienst deze datum zou matchen met de datum van inschrijving bij het GBA, maar de rechtbank acht dit ongeloofwaardig nu verdachte over geen enkel gegeven of ervaring beschikte waarop deze overtuiging kon zijn gegrond. Hieruit volgt dat de opzet van verdachte was gericht op de valsheid van de Aanvraagformulieren Huurtoeslag. Het oogmerk om deze valse geschriften als echt te doen gebruiken volgt uit het doel waarmee ze zijn ingediend, namelijk het verkrijgen van geldstortingen op de Postbankrekening van verdachte.
De rechtbank acht tevens ten aanzien van feit 1 wettig en overtuigend bewezen verklaard dat verdachte in een groot aantal gevallen de verkeerde huurprijs heeft ingevuld op de Aanvraagformulieren Huurtoeslag. Dit blijkt uit de aangetroffen schriftelijke huurovereenkomsten waarin telkens een andere huurprijs vermeld staat dan aan de Belastingdienst was opgegeven en uit de verklaringen van de betreffende huurders die een huurprijs noemen die overeenkomt met de in de schriftelijke huurovereenkomsten genoemde prijs. De raadsman heeft gesteld dat verdachte naast een schriftelijke huurovereenkomst veelal een mondelinge huurovereenkomst met zijn huurders was overeengekomen. Nu verdachte en zijn raadsman deze stelling op geen enkele wijze aannemelijk hebben gemaakt, wordt dit verweer verworpen.
Daarnaast acht de rechtbank ten aanzien van feit 1 in een aantal gevallen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in strijd met de waarheid op de Aanvraagformulieren Huurtoeslag heeft ingevuld dat de aanvraag een zelfstandige woonruimte betrof. In de huurovereenkomsten werd melding gemaakt van "voorkamers" en "achterkamers" terwijl de huurders in hun verklaringen hebben aangegeven dat zij niet beschikten over zelfstandige voorzieningen, maar over voorzieningen die met meer huurders moesten worden gedeeld.
De raadsman heeft gewezen op de WOZ-beschikkingen van de gemeente Leiden waarin de gemeente de betreffende kamers aanmerkt als woning waarvoor ook elk jaar een WOZ-waarde is bepaald. Volgens de raadsman wijst dit erop dat deze kamers wel degelijk zelfstandige woonruimtes vormen.
De rechtbank overweegt dat uit de wijze waarop de gemeente de betreffende Kennisgeving WOZ-beschikking inkleedt niet kan worden afgeleid wat de juridische status is van de betreffende woonruimtes. Er is slechts sprake van een rekengrondslag die niets zegt over de vraag of de afzonderlijke onderdelen van de woningen die in de kennisgeving worden omschreven juridisch ook hebben te gelden als zelfstandige woonruimte. Dit verweer wordt derhalve door de rechtbank verworpen.
Alle andere elementen in de tenlastelegging onder feit 1 kunnen niet bewezen worden verklaard, nu de huurders (zoals weergegeven in de tenlastelegging onder a tot en met v) nooit zijn geconfronteerd met de verklaringen van verdachte inhoudende dat hij de Aanvraagformulieren Huurtoeslag samen met de huurders heeft ingevuld en dat hij met hun toestemming hun digitale handtekening heeft geplaatst. De rechtbank wordt ten aanzien van die onderdelen geplaatst voor de vraag wie de waarheid spreekt, verdachte of de huurder. Dat kan de rechtbank zonder nadere verhoren niet bepalen. Bij gebreke van deze verhoren moet verdachte van de betreffende onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Bewijsverweer feit 2
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman gesteld dat nu niet kan worden vastgesteld dat de Aanvraagformulieren Huurtoeslag vals of vervalst waren, niets erop wijst dat verdachte had moeten vermoeden dat de huurtoeslag uit misdrijf was verkregen. Verdachte moet daarom van dit feit worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt dat dit verweer afstuit op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de valsheid van de Aanvraagformulieren Huurtoeslag.
Bewijsverweer feit 3
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte ook van dit feit dient te worden vrijgesproken nu niet zonder meer kan worden aangenomen dat het in de aard van het niet tijdig doen van aangifte ligt dat dit over het algemeen geschikt is om teweeg te brengen dat onvoldoende belasting wordt geheven.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat het weliswaar voorkomt dat het doen van aangifte ertoe leidt dat een belastingplichtige aanspraak kan maken op terugbetaling van teveel betaalde belasting, maar dat er geen aanleiding is aan te nemen dat ten aanzien van verdachte altijd sprake zal zijn van belastingteruggave. Het verweer van de verdediging wordt derhalve verworpen.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging dat:
1.
hij op meerdere tijdstippen, in de periode van 1 april 2006 tot 1 april 2009 te [woonplaats],
en Leiden, aanvraagformulieren huurtoeslag ten name van:
a. [A]
b. [B] en
c. [C] en
d. [D] en
e. [E] en
f. [F] en
g. [G] en
h. [H] en
i. [I] en
j. [J] en
k. [K] en
l. [L] en
m. [M] en
n. [N] en
o. [O] en
p. [P] en
q. [Q] en
r. [R] en
s. [S] en
t. [T] en
u. [U] en
v. [V]
, - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van
enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft
verdachte toen en daar telkens) valselijk op naam van
a. die [A] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier ingevuld dat die [A] vanaf 1 januari 2006 een zelfstandige woonruimte op het adres [adres 1] te Leiden zou huren en dat de kale huur 575 euro zou bedragen en
b. die [B] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier ingevuld dat die [B] vanaf 1 januari 2006 een zelfstandige woonruimte zou huren op het adres [adres 2] te Leiden en dat de kale huurprijs 560 euro zou bedragen en
c. die [C] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier ingevuld dat die [C] vanaf 1 januari 2006 een zelfstandige woonruimte op het adres [adres 3] te Leiden zou huren en dat de kale huur 565 euro zou bedragen en
d. die [D] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier vermeldt dat [D] vanaf 1 januari 2007 een woning op de [adres 4] te Leiden zou huren en
e. die [E] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier ingevuld dat die [E] een zelfstandige woonruimte zou huren op het adres [adres 5] te Leiden en/of dat de kale huurprijs 560 euro zou bedragen en
f. die [F] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier ingevuld dat die [F] vanaf 1 januari 2006 een zelfstandige woonruimte op het adres [adres 6] te Leiden zou huren en dat de kale huur 575 euro zou bedragen en
g. die [G] een (digitaal) aanvraagformulier huurtoeslag ten name van die [G] ingevuld en daarop heeft aangegeven dat de huurtoeslag op rekening van hem, verdachte, gestort diende te worden en en/of
h. die [H] een (digitaal) aanvraagformulier huurtoeslag ten name van die [H] ingevuld en/of daarop heeft aangegeven dat die [H] vanaf 1 januari 2006 een zelfstandige woonruimte zou huren op het adres [adres 7] te Leiden en
i. die [I] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier ingevuld dat die [I] een zelfstandige woonruimte op het adres [adres 2] te Leiden zou huren en dat de kale huur 575 euro zou bedragen en
j. die [J] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier ingevuld dat die [J] vanaf 1 januari 2007 een zelfstandige woonruimte op het adres [adres 2] te Leiden zou huren en dat de kale huur 570 euro zou bedragen en
k. die [K] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier ingevuld dat die [K] vanaf 1 januari 2006 een zelfstandige woonruimte op het adres [adres 7] te Leiden zou huren en dat de kale huur 550 euro zou bedragen en
l. die [L] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier ingevuld dat die [L] vanaf 1 januari 2007 een zelfstandige woonruimte op het adres [adres 8] te Leiden zou huren en dat de kale huur 575 euro zou bedragen en
m. die [M] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier ingevuld dat die [M] vanaf 1 januari 2006 een zelfstandige woonruimte op het adres [adres 6] te Leiden zou huren en dat de kale huur 450 euro zou bedragen en
n. die [N] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier ingevuld dat die [N] vanaf 1 januari 2006 een zelfstandige woonruimte op het adres [adres 6] te Leiden zou huren en dat de kale huur 575 euro zou bedragen en
o. die [O] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier ingevuld dat die [O] vanaf 1 januari 2007 een zelfstandige woonruimte op het adres [adres 8] te Leiden zou huren en/of dat de kale huur 570 euro zou bedragen en
p. [P] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier ingevuld dat die [P] vanaf 1 januari 2006 een woonruimte op het adres [adres 5] te Leiden zou huren en dat de kale huur 575 euro zou bedragen en/of
q. [Q] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier ingevuld dat die [Q] vanaf 1 januari 2007 een zelfstandige woonruimte op het adres [adres 6] te Leiden zou huren en dat de kale huur 585 euro zou bedragen en
r. [R] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier ingevuld dat die [R] vanaf 1 januari 2006 een zelfstandige woonruimte op het adres [adres 9] te Leiden zou huren en dat de kale huur 575 euro zou bedragen en
s. [S] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier ingevuld dat die [S] vanaf 1 januari 2007 een zelfstandige woonruimte op het adres [adres 2] te Leiden zou huren en dat de kale huur 570 euro zou bedragen en
t. [T] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier ingevuld dat die [T] vanaf 1 januari 2007 een zelfstandige woonruimte op het adres [adres 10] te Leiden zou huren en dat de kale huur 575 euro zou bedragen en
u. [U] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier ingevuld dat die [U] vanaf 1 januari 2007 een zelfstandige woonruimte op het adres [adres 11] te Leiden zou huren en dat de kale huur 575 euro zou bedragen en
v. [V] op genoemd (digitaal) aanvraagformulier ingevuld dat de kale huur 550 euro zou bedragen,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken;
2.
hij in de periode van 1 april 2006 tot en met 22 april 2009, te
[woonplaats], en Leiden, van het
plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft verdachte met
grote regelmaat, in genoemde periode
telkens een voorwerp, te weten een geldbedrag, verworven en voorhanden gehad,
terwijl hij telkens wist dat bovenomschreven voorwerp -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
3.
hij in de periode van 1 april 2006 tot en met 1 april 2009 te
Leiden en Apeldoorn telkens opzettelijk
bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet
inzake rijksbelastingen, te weten aangiften voor de inkomstenbelasting
over de jaren 2004 en 2005 en 2006 en 2007 en 2008, niet
of niet binnen de door de Inspecteur der belastingen te Leiden en Apeldoorn
gestelde termijn heeft gedaan, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te
weinig belasting werd geheven;
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift, gewoontewitwassen en het niet of niet tijdig doen van belastingaangifte.
De valsheid bestond hierin dat verdachte meerdere keren op naam van anderen, onjuiste Aanvraagformulieren Huurtoeslag heeft opgemaakt, waarna hij deze heeft ingediend bij de Belastingdienst. Verdachte heeft hierdoor onterecht van de Belastingdienst rechtstreeks gelden ontvangen op zijn rekening. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij de valsheid in geschrift en het gewoontewitwassen heeft gepleegd in het kader van zijn bedrijfsuitoefening.
Door het plegen van valsheid in geschrift heeft verdachte het vertrouwen dat door de maatschappij in dergelijke documenten wordt gesteld, geschaad.
Daarnaast vormt het witwassen van criminele gelden een bedreiging van de legale economie en tast het de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.
Verdachte heeft tevens gedurende een periode van vijf jaren niet of niet op tijd aangiften inkomsten- en omzetbelasting gedaan. Hij heeft hierdoor bewerkstelligd dat de Belastingdienst niet in staat is geweest juiste belastingaanslagen op te leggen. Dientengevolge is te weinig belasting afgedragen, waarmee de overheid en daarmee de gehele samenleving is benadeeld.
De officier van justitie is bij zijn eis uitgegaan van een volledige bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank komt echter tot een andere bewezenverklaring ten aanzien van feit 1.
De rechtbank gaat ervan uit dat de Belastingdienst en/of de huurders de op de bankrekening van de verdachte gestorte bedragen voor huurtoeslag van hem zullen terugvorderen.
Gelet op het geldelijk gewin dat de rechtbank als motief ziet voor de bewezenverklaarde misdrijven, acht de rechtbank een aanzienlijke geldboete op zijn plaats. Bij de vaststelling van de geldboete heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte in een mate waarin dat nodig wordt geacht met het oog op een passende bestraffing van verdachte.
Tevens acht de rechtbank de oplegging van een werkstraf van maximale duur passend en geboden.
Om verdachte te weerhouden van het opnieuw plegen van dergelijke feiten zal hem tenslotte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden worden opgelegd.
De vordering van de benadeelde partij.
[F], woonachtig aan de [adres] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 3.427,-.
Dit bedrag betreft de door verdachte ten onrechte ontvangen huurtoeslagen die hij op naam van [F] heeft aangevraagd. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij afwijzen, aangezien niet is komen vast te staan dat deze benadeelde partij aanspraak kan maken op de door hem geclaimde huurtoeslag van de Belastingdienst. De huurtoeslag is immers op valse gronden toegekend.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank is van oordeel is dat niet is komen vast te staan dat het inbeslaggenomen voorwerp (een geldbedrag van € 22.500,-) een voorwerp betreft met betrekking tot hetwelk feit 2 is begaan of dat is verkregen door middel van feit 2. Derhalve komt het inbeslaggenomen geld niet voor verbeurdverklaring in aanmerking en zal het worden teruggegeven aan verdachte.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 57, 225, 420bis, 420ter van het Wetboek
van Strafrecht;
- 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
feit 1:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
feit 2:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
feit 3:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte niet of niet binnen de daarvoor gestelde termijn doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 180 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 90 DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag.
veroordeelt verdachte voorts tot:
een geldboete van € 120.000.-;
bepaalt dat de geldboete bij gebreke van betaling en verhaal zal worden vervangen
door hechtenis voor de tijd van 365 dagen;
veroordeelt verdachte voorts tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
bepaalt, dat die straf, groot 6 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
wijst de vordering van de benadeelde partij af;
gelast de teruggave aan verdachte van het op de beslaglijst onder 1. genummerde voorwerp, te weten: een geldbedrag van in totaal € 22.500,-.
Dit vonnis is gewezen door
mrs G.L.M. Urbanus, voorzitter,
R. Brand en I. Mantel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr P. Mietes, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 oktober 2010.
Mrs R. Brand en I. Mantel zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.