ECLI:NL:RBSGR:2010:BO3259

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
342605-HA RK 09-354
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.Th. Nijhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een Europees betalingsbevel en niet-ontvankelijkheid van het verzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 3 november 2010 uitspraak gedaan over een verzoek tot heroverweging van een Europees betalingsbevel. Verweerster, die het verzoek indiende, stelde dat het betalingsbevel niet op de juiste wijze aan haar was betekend. Zij voerde aan dat de uitvoerbaarverklaring van het betalingsbevel haar op 19 mei 2010 ter kennis was gebracht, maar dat haar administrateur eerder geen kennis had genomen van deze betekening. Verweerster verzocht om heroverweging op basis van artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 1896/2006, die de Europese betalingsbevelprocedure regelt.

Eiseres, vertegenwoordigd door R. de Falco, betwistte de ontvankelijkheid van het verzoek van verweerster. Eiseres stelde dat de termijn voor het indienen van een heroverwegingsverzoek was verstreken en dat het verzoek niet was gebaseerd op overmacht of buitengewone omstandigheden. De rechtbank ontving bewijs van uitreiking van het betalingsbevel, waaruit bleek dat verweerster wel degelijk op de hoogte was gesteld van het betalingsbevel.

De rechtbank overwoog dat het verzoek tot heroverweging te laat was ingediend, aangezien het verzoek op 23 juni 2010 was ingekomen, terwijl de grond voor heroverweging op 19 mei 2010 bekend was geworden. De rechtbank concludeerde dat verweerster niet-ontvankelijk diende te worden verklaard in haar verzoek tot heroverweging. De beslissing werd genomen in het openbaar, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM,
nevenzittingsplaats
Sector civiel
Beschikking van 3 november 2010 op een verzoek tot heroverweging.
Gezien het aangehecht Europees betalingsbevel van 3 november 2009 met zaaknummer 342605/ HA RK 09-354, met uitvoerbaarverklaring van 7 januari 2010.
1.Bij (ongedateerd) verzoek, ingekomen ter griffie op 23 juni 2010, heeft verweerster verzocht om heroverweging als bedoeld in artikel 20 van de Verordening (EG) nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (verder te noemen: de Verordening).
2.Verweerster voert aan dat de uitvoerbaarverklaring met het Europees Betalingsbevel aan haar is betekend of ter kennis is gebracht op 19 mei 2010. Haar administrateur heeft eerder geen kennis genomen van de betekening van het betalingsbevel. Zij verzoekt daarom heroverweging van het betalingsbevel. Bij de rechter in Italië heeft zij bezwaar aangetekend (de rechtbank neemt aan dat hiermee wordt bedoeld een verzoek tot opschorting). Voorts betwist verweerster de vordering van eiseres, omdat zij niet het gehele bedrag verschuldigd is. Zij is bereid het daadwerkelijk verschuldigde bedrag aan eiseres te voldoen.
3.Bij brief van 2 augustus 2010 heeft R. de Falco namens eiseres gereageerd op het verzoek tot heroverweging. Hij komt primair tot de conclusie dat verweerster niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar verzoek, omdat de termijn voor het indienen van een heroverwegingsverzoek is verstreken. Subsidiair merkt hij op dat het verzoek dient te worden afgewezen, aangezien het niet is gebaseerd op overmacht of buitengewone omstandigheden. De stelling van verweerster dat zij het betalingsbevel niet heeft ontvangen wordt weersproken door de aanwezigheid van de zogenaamde "rode kaart".
4.In reactie op de door de rechtbank aan verweerster toegezonden kopie van het door de rechtbank ontvangen bewijs van uitreiking (rode kaart), heeft verweerster bij op 4 oktober 2010 per fax ontvangen brief bericht dat de aangetekende zending niet door haar wettelijk vertegenwoordiger is ontvangen. De Italiaanse rechter heeft schorsing van de procedure bevolen, aldus verweerster.
5.De rechtbank overweegt als volgt.
6.De rechtbank neemt tot uitgangspunt dat het verzoek tot heroverweging is gebaseerd op artikel 20 lid 2 van de Verordening. Verweerster stelt zich immers op het standpunt dat niet aan haar wettelijk vertegenwoordiger is betekend. Zij neemt tot uitgangspunt dat het betalingsbevel niet overeenkomstig artikel 14 van de Verordening is betekend (artikel 20 lid 1 onder a van de Verordening), aangezien zij zich beroept op schending van artikel 14 derde lid sub a) iii en sub b van de Verordening. Voorts heeft zij geen gronden naar voren gebracht die nopen tot de toepassing van artikel 20 lid 1 onder b van de Verordening. Artikel 9 lid 2 onder c van de Uitvoeringswet verordening Europese betalingsbevelprocedure bepaalt dat het verzoek tot heroverweging in het geval als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening, gedaan moet worden binnen vier weken nadat de daargenoemde grond voor heroverweging aan de verweerder bekend is geworden. Verweerster heeft aangegeven dat het uitvoerbaar verklaarde betalingsbevel op 19 mei 2010 aan haar is betekend of ter kennis is gebracht. Het verzoek tot heroverweging is ingekomen op 23 juni 2010. Dit leidt tot de conclusie dat het verzoek te laat is ingediend. Verweerster dient derhalve in haar verzoek tot heroverweging niet-ontvankelijk te worden verklaard.
BESLISSING:
De rechtbank verklaart verweerster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot heroverweging van het jegens haar uitgevaardigde Europese betalingsbevel.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.Th. Nijhuis en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 november 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.