ECLI:NL:RBSGR:2010:BO2973

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/30550 & 10/30549
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een besluit tot afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel en de behandeling van een verzoek om voorlopige voorziening

In deze zaak heeft verzoeker op 30 juli 2010 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door verweerder op 30 augustus 2010 is afgewezen. Verzoeker heeft op 31 augustus 2010 beroep ingesteld tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat hij zou worden uitgezet voordat de rechtbank op zijn beroep had beslist. De openbare behandeling vond plaats op 14 september 2010, waarbij verzoeker in persoon verscheen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker zijn zienswijze tijdig heeft ingediend, maar dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte niet op deze zienswijze is ingegaan. Dit is in strijd met artikel 42, derde lid, van de Vreemdelingenwet. De rechtbank heeft geoordeeld dat de afwijzing van de aanvraag niet rechtmatig was, omdat verzoeker zijn zienswijze op het juiste faxnummer heeft verstuurd, zoals vermeld in het voornemen. De voorzieningenrechter heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op de aanvraag.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht zijn vastgesteld op € 874,- voor het verzoek om voorlopige voorziening en € 437,- voor het beroep. De uitspraak is gedaan door mr. J.F. Miedema, voorzieningenrechter, en op 15 september 2010 in het openbaar uitgesproken. Partijen hebben de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Raad van State, voor zover het de hoofdzaak betreft.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummers: AWB 10 / 30550 (voorlopige voorziening)
AWB 10 / 30549 (beroep)
uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 september 2010
in de zaak van:
[naam verzoeker],
geboren op [geboortedatum], van Pakistaanse nationaliteit, verblijvende in
[locatie],
verzoeker,
gemachtigde: mr. H. Kanhai, advocaat te ’s-Gravenhage,
tegen:
de minister van de Justitie,
verweerder,
gemachtigde: mr. J.W. Kreumer, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te ’s-Gravenhage.
1. Procesverloop
1.1 Verzoeker heeft op 30 juli 2010 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 30 augustus 2010 afgewezen. Verzoeker heeft tegen het besluit op 31 augustus 2010 beroep ingesteld.
1.2 Verzoeker heeft op 31 augustus 2010 gevraagd een voorlopige voorziening te treffen. Hij verzoekt verweerder te verbieden hem uit te zetten voordat de rechtbank op het beroep heeft beslist.
1.3 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 14 september 2010. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1 Indien tegen een besluit beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2 Ingevolge artikel 8:86, eerste lid, Awb heeft de voorzieningenrechter na behandeling ter zitting van het verzoek om een voorlopige voorziening de bevoegdheid om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak, indien hij van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Er bestaat in dit geval aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken.
2.3 In de hoofdzaak toetst de voorzieningenrechter het bestreden besluit aan de hand van de voorgedragen beroepsgronden op rechtmatigheid en ambtshalve aan voorschriften van openbare orde.
2.4 De aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is afgewezen in het kader van de zogenoemde Algemene Asielprocedure (verder te noemen AA-procedure). Een aanvraag kan in dat kader worden afgewezen, indien dit zonder schending van eisen van zorgvuldigheid binnen 48 proces-uren kan geschieden.
2.5 Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn aanvraag, samengevat, het volgende aangevoerd. Verzoeker heeft naar aanleiding van zijn relatie met Aicha verschillende problemen ondervonden en daarom zijn land van herkomst verlaten.
2.6 Verweerder heeft de aanvraag van verzoeker afgewezen op de volgende gronden. Verzoeker is toerekenbaar ongedocumenteerd inzake zijn identiteit, nationaliteit en reisroute en wordt derhalve artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) tegengeworpen. Het relaas mist positieve overtuigingskracht en is ongeloofwaardig. Verzoeker komt niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29 Vw.
2.7 Verzoeker heeft hiertegen, voor zover thans van belang, het volgende aangevoerd. Verweerder heeft in het bestreden besluit ten onrechte overwogen dat verzoeker geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid zijn zienswijze naar voren te brengen. Verzoeker heeft zijn zienswijze binnen de door verweerder gestelde termijn van 14 dagen gefaxt naar het nummer zoals staat vermeld op het voornemen.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
2.8 Ingevolge artikel 42, derde lid, Vw wordt, indien de aanvraag wordt afgewezen, in de beschikking ingegaan op de zienswijze van de vreemdeling.
2.9 De rechtbank stelt vast dat verzoeker zijn zienswijze tijdig heeft ingediend en heeft verstuurd naar het faxadres van verweerder, zoals dat staat vermeld op de eerste bladzijde van het voornemen. Weliswaar verschilt dit nummer ([telefoonnummer 1]) van het nummer waar de zienswijze volgens de aanbiedingsbrief naar toe moet worden gestuurd ([telefoonnummer 2]), dit laat onverlet dat verzoeker ervan uit mocht gaan dat hij de zienswijze ook naar het eerstgenoemde nummer mocht faxen nu onder punt 4 van het voornemen staat vermeld dat de zienswijze kan worden ingediend op het faxnummer zoals genoemd op de eerste bladzijde van het voornemen.
2.10 Gelet op het bovenstaande is verweerder in het bestreden besluit ten onrechte niet ingegaan op de zienswijze van verzoeker en is het besluit daarmee in strijd met het bepaalde in artikel 42, derde lid, Vw tot stand gekomen.
2.11 De voorzieningenrechter zal het beroep reeds hierom gegrond verklaren. Hetgeen overigens is aangevoerd, behoeft geen bespreking meer.
2.12 De voorzieningenrechter zal het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen.
2.13 Nu in de hoofdzaak wordt beslist, zal de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afwijzen.
2.14 De voorzieningenrechter zal met toepassing van artikel 8:75, eerste, Awb verweerder veroordelen in de kosten die verzoeker heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 874,- in verband met het verzoek om een voorlopige voorziening (1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1) en € 437,- in verband met het beroep (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor 1). Omdat aan verzoeker een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, worden deze bedragen ingevolge artikel 8:75, tweede lid, Awb betaald aan de griffier.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit;
3.3 draagt verweerder op binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag;
3.4 wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
3.5 veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 874,- te betalen aan de griffier van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Haarlem, in verband met het verzoek om een voorlopige voorziening en € 437,- in verband met het beroep.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F. Miedema, voorzieningenrechter, en op 15 september 2010 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. L.I. Siers, griffier.
Afschrift verzonden op :
Coll:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak, voor zover deze de hoofdzaak betreft, hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC, ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen een week na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak. Van deze uitspraak staat, voor zover deze de voorlopige voorziening betreft, geen hoger beroep open.