ECLI:NL:RBSGR:2010:BO2854

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
342135 - FA RK 09-5630
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van gezamenlijk gezag aan ouders van minderjarige in het belang van de communicatie en ontwikkeling van het kind

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 28 oktober 2010 uitspraak gedaan in een verzoek van de vader om gezamenlijk gezag over de minderjarige [minderjarige A]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige momenteel klem zit tussen de ouders, die onvoldoende in staat zijn om op een goede manier met elkaar te communiceren. Dit leidt tot een situatie waarin de minderjarige emotioneel en cognitief wordt belast met conflicten tussen de ouders. De rechtbank heeft in het raadsrapport gelezen dat gezamenlijk gezag in de toekomst kan bijdragen aan een betere communicatie tussen de ouders, wat in het belang van de minderjarige is.

Tijdens de zitting hebben beide ouders hun bereidheid uitgesproken om de communicatie te verbeteren, en de rechtbank heeft besloten dat het gezamenlijk gezag zal worden toegekend. Dit besluit is genomen met het oog op de ontwikkeling van de minderjarige, die nu te veel betrokken wordt bij de onderlinge strijd van de ouders. De rechtbank heeft ook een regeling getroffen voor de kinderbijdrage, waarbij de vader is overeengekomen om € 200,- per maand te betalen voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, met ingang van 1 februari 2008.

De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen. De beslissing is genomen op basis van artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek, dat de voorwaarden voor gezamenlijk gezag regelt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen onaanvaardbaar risico is dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders, en dat gezamenlijk gezag in het belang van het kind noodzakelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 09-5630
Zaaknummer: 342135
Datum beschikking: 28 oktober 2010
Gezag en kinderalimentatie
Beschikking op het op 1 juli 2009 ingekomen verzoek van:
[de vader],
wonende te [plaats A],
advocaat: mr. M.D. van Velthoven te Rotterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de moeder],
wonende te [plaats A],
advocaat: mr. M.Y. van der Bijl te 's-Gravenhage.
Procedure
Bij beschikking van 19 maart 2010 van deze rechtbank is een beslissing ter zake van het gezag aangehouden en is de Raad voor de Kinderbescherming verzocht een onderzoek te verrichten, alsmede de rechtbank te rapporteren en te adviseren.
De rechtbank heeft wederom kennis genomen van de stukken, waaronder thans ook:
- het rapport en advies van de Raad voor de Kinderbescherming te 's-Gravenhage d.d. 31 augustus 2010, kenmerk KZ-1-5UBOAB.
Op 30 september 2010 is de behandeling van de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank voortgezet in de vorm van een gecombineerde behandeling van zowel het onderhavige verzoek als het verzoek tot ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige A] voor de duur van één jaar (378877, JE RK 10-2503). Op het verzoek tot ondertoezichtstelling is bij afzonderlijke beschikking d.d. 30 september 2010 toewijzend beslist.
Ter terechtzitting zijn verschenen: de vader en de moeder, beiden vergezeld van hun advocaat. Namens de raad is verschenen mevrouw J.J. de Kok. Namens Bureau Jeugdzorg is verschenen mevrouw E. de Lange.
Beoordeling
De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Gezag
Het verzoek van de vader tot bepaling dat partijen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de minderjarigen zullen uitoefenen, is gegrond op artikel 1: 253c van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ingevolge het tweede lid van voormeld artikel wordt dit verzoek indien de moeder niet met gezamenlijk gezag instemt slechts afgewezen indien: a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat voor gezamenlijk gezag in het algemeen is vereist dat de ouders in feite in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over de minderjarige in gezamenlijk overleg kunnen nemen. Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders, zoals tussen partijen de situatie is, brengt evenwel niet zonder meer mee dat in het belang van de minderjarige het gezag bij een van de ouders alleen moet worden gelaten.
Op grond van het raadsrapport stelt de rechtbank vast dat de minderjarige thans klem zit tussen de ouders. Immers, hij wordt teveel emotioneel en cognitief belast met zaken die alleen tussen de ouders zouden moeten spelen, terwijl de minderjarige deze zaken gelet op zijn leeftijd nog niet kan (of behoeft te) overzien. De minderjarige wordt door de ouders teveel in de onderlinge strijd van de ouders betrokken, waardoor hij in een loyaliteitsconflict komt. Op grond van het raadsrapport begrijpt de rechtbank evenwel dat het op de langere termijn te verwachten is dat de minderjarige minder klem en verloren zal raken bij gezamenlijke gezagsuitoefening, omdat de ouders in die situatie op meer gelijkwaardige basis met elkaar in overleg zullen moeten treden en elkaar derhalve als ouder moeten respecteren en accepteren. In dit licht hecht de rechtbank eraan te benadrukken dat beide ouders ter terechtzitting de bereidheid hebben uitgesproken om hun onderlinge communicatie te verbeteren. Nu er over de minderjarige een gezinsvoogd is benoemd in het kader van de ondertoezichtstelling, zal deze gezinsvoogd de ouders in het belang van de minderjarige in dit voornemen kunnen stimuleren en eventueel begeleiden. De rechtbank acht het, gelet op het voorgaande in het belang van de minderjarige dat het gezag gezamenlijk wordt uitgeoefend zodat het verzoek van de vader zal worden toegewezen, nu voorts evenmin gebleken is dat afwijzing van het verzoek anderszins in het belang van de minderjarige noodzakelijk zou zijn.
Kinderalimentatie
De rechtbank stelt, in aanvulling op hetgeen in de beschikking van 19 maart 2010 is overwogen, vast dat het aandeel van de vader van € 300,- met ingang van 1 februari 2008 in de behoefte van de minderjarige als niet weersproken in rechte vaststaat.
Ter terechtzitting hebben partijen overeenstemming bereikt over de door de man te betalen kinderbijdrage van € 200,- per maand, met ingang van 1 februari 2008. Zij zijn overeengekomen dat de indexering van dit bedrag met ingang van 2009 aanvangt. Nu dit reeds uit de wet voortvloeit, zal de rechtbank deze indexering niet nader in het dictum vastleggen.
Partijen zijn overeengekomen dat de vader de achterstand in zijn alimentatieverplichting in 1 jaar tijd zal aflossen en dat hij met ingang van oktober 2010 een aanvang neemt met het verrichten van zijn betalingen. De rechtbank gaat er van uit dat partijen deze afspraak gestand zullen doen.
Beslissing
De rechtbank:
bepaalt dat aan de vader en de moeder gezamenlijk het gezag zal toekomen over de minderjarige [minderjarige A], geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats];
bepaalt dat de vader, met ingang van 1 februari 2008 voor de verzorging en opvoeding van genoemde minderjarige aan de moeder zal betalen een bedrag van € 200,- per maand, met ingang van heden telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Kramer, kinderrechter, bijgestaan door
mr. I.M. Talstra - Touwen als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 oktober 2010.