Parketnummer 09/758066-09
Datum uitspraak: 27 oktober 2010
De rechtbank ’s-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
adres: [adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 15 oktober 2009, 30 november 2009,
8 februari 2010, 21 april 2010 en 13 oktober 2010.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. P.A. Willemse en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. J.C. Herweijer, advocaat te ’s-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
De - ter terechtzitting gewijzigde - tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
- feit 1:
met [A], die toen de leeftijd van twaalf jaar maar nog niet die van zestien jaar had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [A]
(artikel 245 WvSr);
- feit 2 primair, 1e cumulatief/alternatief:
[A] heeft verkracht (artikel 242 WvSr);
- feit 2 primair, 2e cumulatief/alternatief:
[A] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen (artikel 246 WvSr)
- feit 2 subsidiair:
[A], die toen de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, heeft verleid tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen (artikel 248a WvSr);
- feit 3:
[A] heeft verkracht (artikel 242 WvSr);
- feit 4 primair:
[B] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen (artikel 246 WvSr);
- feit 4 subsidiair:
met [B], die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd (artikel 247 WvSr);
- feit 5 primair:
[C] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen (artikel 246 WvSr);
- feit 5 subsidiair:
met [C], die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd (artikel 247 WvSr);
- feit 6, 1e cumulatief/alternatief:
[D] heeft verkracht (artikel 242 WvSr);
- feit 6, 2e cumulatief/alternatief:
[D] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen (artikel 246 WvSr);
- feit 7:
[E] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen (artikel 246 WvSr).
3. Vrijspraak en het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de feiten 1, 4 subsidiair, 5 subsidiair, 6 2e alternatief/cumulatief en 7 heeft begaan en dat verdachte zal worden vrijgesproken van de feiten 2 primair, 1e en 2e cumulatief /alternatief, 2 subsidiair, 3, 4 primair, 5 primair en 6 1e cumulatief/alternatief.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten bepleit.
Bewijsuitsluiting ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de verklaringen van [A] en [B] evenals de verklaringen van de getuigen [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3], [getuige 4] en [getuige 5] dienen te worden uitgesloten van het bewijs.
Zowel de wijze van totstandkoming van de verklaringen van voornoemde personen, als de weergave daarvan in de processen-verbaal acht hij ondeugdelijk.
Ten aanzien van de totstandkoming van de verklaringen voert de raadsman het volgende aan. De politie is voorbijgegaan aan de concrete aanwijzingen voor het omgaan met dit type zaken, zoals beschreven in het rapport van de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken (hierna: LEBZ) uit 2009. Er is geen gebruik gemaakt van het “Scenario Analyse Model (SAM)” van de LEBZ. Was dit wel gebeurd, dan hadden aan de hand van dit model de feiten kunnen worden beschouwd en had de ontstaansgeschiedenis kunnen worden ontrafeld. Dit was de waarheidsvinding ten goede gekomen en had in de visie van de verdediging tot de conclusie geleid dat er sprake was van een onjuiste beschuldiging en onjuiste aangifte. In het verdere onderzoek is wél gezocht naar bevestiging van de beschuldiging, maar níet naar alternatieve verklaringen. Bij het afnemen van de verklaringen zijn ook suggestieve en sturende vragen gesteld, waardoor het naderhand niet meer duidelijk is of het verklaarde de eigen mening is van de betrokkene of dat deze een sociaal wenselijk antwoord heeft gegeven.
Verder is, zo stelt de raadsman, niet gehandeld conform de“Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik” (hierna: de Aanwijzing). De politie heeft de ontstaansgeschiedenis van de beschuldigingen onvoldoende in kaart gebracht en is onvoldoende kritisch geweest door geen objectieve bevestiging te zoeken van de geuite beschuldigingen voordat verdachte werd aangehouden.
De betrokken officier van justitie was voorts niet een door het Openbaar Ministerie (hierna OM) aangewezen zedenofficier van justitie. Dat is eveneens in strijd met de Aanwijzing. Weliswaar zijn twee gecertificeerde rechercheurs op het onderzoek gezet, maar die hebben zich teveel laten leiden door hun emoties en niet de distantie bewaard die noodzakelijk is bij de uitvoering van hun werk. Ook dit is in strijd met de Aanwijzing.
Wat de schriftelijke weergave van de verklaringen betreft voert de raadsman het volgende aan. De verslaglegging door de politie van de verhoren van voornoemde personen in processen-verbaal is onvolledig en deels onjuist. De raadsman heeft in totaal 227 discrepanties waargenomen tussen de opnames van de verhoren en de weergave daarvan in de processen-verbaal. Sommige teksten zijn op een andere plaats gezet, andere teksten ontbreken of zijn geherformuleerd. Hierdoor is de waarheidsvinding op onverantwoorde wijze geweld aangedaan.
Aldus is de politie volgens de raadsman onzorgvuldig, onbehoorlijk en onprofessioneel te werk gegaan. Door de wijze waarop het politieonderzoek is vormgegeven is een situatie ontstaan die onverenigbaar is met een zorgvuldige rechtspleging. Daarom dienen de genoemde verklaringen te worden uitgesloten van het bewijs.
Ten aanzien van feit 4: [B]
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaringen van [getuige 1] en [B] onbetrouwbaar zijn.
Vanaf de plek waar getuige [getuige 1] bij de uitvoering van de zogeheten panoramascan (hierna: de panoscan) aangaf te hebben gestaan, kan zij onmogelijk gezien hebben wat zij stelt gezien te hebben. Bovendien is het onwaarschijnlijk dat zij op deze plek heeft gestaan, nu zij volgens haar eigen verklaring een halster ging halen dat al anderhalve meter vóór de door haar aangegeven plek aan de muur hing. Er was geen reden om door te lopen. Verder heeft [B] wisselend verklaard over de plaats waar zij [getuige 1] heeft zien staan. De verklaringen van aangeefster omtrent de wijze waarop verdachte haar zoende en zijn broek naar beneden deed zijn evenmin consistent. Verdachte ontkent het voorval en er is geen enkel ondersteunend bewijs.
Ten aanzien van feit 5: [C]
Verdachte heeft ontkend dat hij [C] heeft gezoend. Voorts is geen sprake geweest van ontuchtige handelingen met een kind. De wetgever heeft bij ontuchtige handelingen het oog gehad op handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Daarvan was in dit geval geen sprake, immers op de manege heerste een vrije omgang tussen iedereen en verdachte werd beschouwd als een “knuffelbeer”. Evenmin was sprake van dwang. Als er al sprake was van omhelzingen of beetpakken dan kon [C] zich daar gemakkelijk aan onttrekken.
Ten aanzien van feit 6: [D]
Verdachte heeft dit feit ontkend. [D] heeft tegenover de politie in een informatief gesprek een verklaring afgelegd. Het is haar woord tegen het woord van verdachte. Er is geen enkel ondersteunend bewijs.
Ten aanzien van feit 7: [E]
Er heeft alleen een informatief gesprek plaatsgevonden met [E]. Daarin heeft zij verklaard dat niemand heeft gezien wat verdachte bij haar zou hebben gedaan. Verdachte heeft dit feit ontkend. Ook hier is het haar woord tegen het woord van verdachte.
Gezien het voorgaande heeft de raadsman verzocht verdachte vrij te spreken van alle ten laste gelegde feiten.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging
Verweer strekkende tot bewijsuitsluiting
De rechtbank merkt allereerst op dat de verklaringen van [getuige 2], [getuige 3], [getuige 4] en [getuige 5] niet voor het bewijs zullen worden gebruikt. Daarom komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling van het verzoek tot uitsluiting van het bewijs dat door middel van deze verklaringen is verkregen.
Ten aanzien van de verklaringen van [getuige 1], [B] en [A] overweegt de rechtbank als volgt.
Volgens de Aanwijzing, met onmiddellijke gelding in werking getreden op 1 januari 2009, moet de LEBZ geconsulteerd worden indien (a) een aangifte aspecten vertoont verbonden met herinneringen van voor de derde verjaardag; of sprake is van (b) ritueel misbruik; of (c) hervonden herinneringen. Consultatie is in deze gevallen dwingend voorgeschreven en dient te geschieden door de officier van justitie voordat verdere beslissingen in het opsporingsonderzoek worden genomen. Bij andere zedenzaken kan de LEBZ facultatief geconsulteerd worden. Nu in de onderhavige zaak geen sprake was van een van de drie genoemde situaties, hoefde de LEBZ niet geconsulteerd te worden. Voorts constateert de rechtbank dat op grond van de Aanwijzing geen verplichting bestaat om tijdens het opsporingsonderzoek het Scenario Analyse Model (SAM) van de LEBZ toe te passen.
Om deze reden is er dan ook geen aanleiding de bedoelde verklaringen van het bewijs uit te sluiten.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat de betrokken officier van justitie niet een door het OM aangewezen zedenofficier van justitie was. De officier van justitie heeft ter terechtzitting meegedeeld dat er in het arrondissement Den Haag natuurlijk wel conform de Aanwijzing een officier van justitie als zedenofficier is aangewezen, maar dat die vooral als vraagbaak en aanspreekpunt fungeert en dat het niet haalbaar en ook niet verplicht is deze zedenofficier van justitie met alle zedenzaken te belasten. De rechtbank is van oordeel, dat het standpunt van de officier van justitie in overeenstemming met de Aanwijzing is. Er is geen aanleiding de verklaringen van het bewijs uit te sluiten.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de zedenrechercheurs niet de zakelijke afstandelijkheid hebben bewaard die noodzakelijk is bij de uitvoering van hun werk. Het troosten en geruststellen, het grapjes maken en het meelevend met de (veelal jonge) aangeefsters praten is nodig om de gesprekken gaande te houden en door te kunnen vragen. Het uitleggen dat er aangifte kan worden gedaan en van welk strafbaar feit, is het verstrekken van relevante informatie. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de rechercheurs de grenzen van het laakbare niet overschreden.
De raadsman heeft daarnaast aangevoerd dat de verslaglegging van de verhoren onvolledig en deels onjuist is en dat de waarheidsvinding gediend is met inzicht in de letterlijke weergave van de (op de band opgenomen en door hem beluisterde) aangiften. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
In paragraaf 5.3 van de Aanwijzing is bepaald dat van elk geregistreerd verhoor een proces-verbaal wordt opgemaakt in de vorm van een samenvatting, al dan niet gecombineerd met een woordelijke uitwerking van gedeelten die relevant zijn voor het desbetreffende opsporingsonderzoek. Op uitdrukkelijk verzoek van de officier van justitie of rechter-commissaris wordt het verhoor in het proces-verbaal geheel woordelijk uitgewerkt. Aan deze bepaling in de Aanwijzing is naar het oordeel van de rechtbank voldaan, nu niet is gebleken van een uitdrukkelijk verzoek van de officier van justitie dan wel de rechter-commissaris om het verhoor woordelijk uit te werken. Ten aanzien van de teksten dan wel woorden die zijn weggelaten in de schriftelijke weergave is de rechtbank van oordeel dat er weliswaar “uitglijders” zijn gemaakt door de verbalisanten (zoals het feit dat [A] vaker heeft benadrukt dat zij al 16 was toen zij door verdachte werd gevingerd dan in het proces-verbaal is weergegeven), maar niet in die mate dat verdachte daardoor in zijn belangen is geschaad. Er is geen sprake van zodanige gebreken dat dit zou moeten leiden tot bewijsuitsluiting.
Gezien het voorgaande ziet de rechtbank geen reden voornoemde verklaringen uit te sluiten van het bewijs.
De rechtbank overweegt omtrent de ten laste gelegde feiten voorts als volgt.
De rechtbank acht - met de officier van justitie en de raadsman - op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair, 1e en 2e cumulatief/alternatief, 2 subsidiair, 3, 4 primair, 5 primair en 6, 1e cumulatief/alternatief is ten laste gelegd, zodat hij van deze feiten dient te worden vrijgesproken.
Anders dan de officier van justitie en met de raadsman acht de rechtbank op grond van het onderzoek ter terechtzitting evenmin de feiten 1, 6, 2e cumulatief/alternatief en 7 wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte ook ten aanzien van deze feiten dient te worden vrijgesproken.
Anders dan de raadsman en met de officier van justitie acht de rechtbank wel bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 4 subsidiair en 5 subsidiair ten laste gelegde feiten. De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de hierna weergegeven feiten en omstandigheden, zoals vervat in de in de voetnoten aangeduide bewijsmiddelen die de rechtbank bezigt1.
De rechtbank gaat, gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, uit van de volgende feiten.
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 (verkrachting van en ontucht met [A])
De officier van justitie is van mening dat op basis van a. de aangifte van [A] (hierna verder ook: [A]), b. de verklaring van de moeder van [A], mevrouw [naam moeder], c. de data van de stageperioden van [A] en d. de data van de vakanties van verdachte geconcludeerd kan worden dat in de periode voorafgaande aan de 16e verjaardag van [A] op [datum] 2008 verdachte [A] heeft ge(tong)zoend en gevingerd.
Met betrekking tot de tongzoen heeft [A] in haar aangifte verklaard dat zij en verdachte voor het eerst hebben getongzoend toen ze bijna zestien jaar was, namelijk ongeveer twee weken voordat ze zestien werd. 2 Met betrekking tot het vingeren heeft [A] tijdens het informatieve gesprek verklaard dat ze vijftien was toen verdachte haar had gevingerd. 3 Blijkens haar aangifte heeft zij echter toen over voornoemde verklaring verklaard: “Nee volgens mij klopt dat niet. Volgens mij was ik net zestien jaar”. 4De raadsman heeft aangevoerd dat op de betreffende audio-opname na deze zin de volgende woorden door [A] zijn uitgesproken, welke woorden niet in de schriftelijke weergave zijn opgenomen: “Ja, toen was ik al zestien want ik heb het nog met m’n vriendinnen erover gehad en die zeiden: Je doet toch geen gekke dingen. Nee, ik kan geen vijftien meer zijn geweest”. De rechtbank ziet geen aanleiding aan deze mededeling van de raadsman te twijfelen, waarbij zij betrekt dat de officier van justitie deze mededeling van de raadsman niet heeft weersproken. Op grond van deze verklaringen van [A] bij haar aangifte en de omstandigheid dat verdachte het feit heeft ontkend, acht de rechtbank - anders dan de officier van justitie - niet bewezen dat verdachte [A] heeft gevingerd voordat zij de leeftijd van zestien jaar had bereikt.
Ook acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [A] heeft getongzoend voor haar zestiende verjaardag. Alleen [A] heeft verklaard dat verdachte haar heeft getongzoend toen zij nog 15 jaar was. Er is uit het onderzoek ter terechtzitting niet gebleken van enig ander bewijsmateriaal en verdachte heeft dit feit ontkend. Ingevolge het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Daarom kan de rechtbank niet tot de bewezenverklaring van de tenlastegelegde verkrachting door middel van een tongzoen komen. Verdachte zal derhalve van feit 1 worden vrijgesproken.
De rechtbank zal verdachte eveneens vrijspreken van hetgeen onder feit 2 ten laste is gelegd. Niet is gebleken dat verdachte door geweld of bedreiging mt geweld [A] heeft gedwongen tot seksuele handelingen. Evenmin was er sprake van een dusdanig groot fysiek of geestelijk overwicht van verdachte dat [A] daaraan geen weerstand kon bieden. Ook de subsidiair tenlastegelegde verleiding acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen nu er – op een kettinkje na - geen sprake was van giften of beloften van de zijde van verdachte in ruil voor seks.
Professor dr. W.A. Wagenaar, die door de rechter-commissaris als deskundige werd benoemd om onder meer een onderzoek in te stellen ter beoordeling van de betrouwbaarheid van het studioverhoor van [A], heeft geconcludeerd dat er bij [A] evident sprake is van een omslag van de waardering van de relatie met verdachte. Aanvankelijk was zij smoorverliefd op hem. Er kan met een redelijke mate van zekerheid worden geconcludeerd dat zij akkoord ging met de relatie en daaraan met een zeker enthousiasme deelnam. Dit eigen aandeel conflicteert met het uiteindelijke gevoel dat zij “erin getrapt” is; het kan zijn dat zij onder invloed van dat gevoel de vrijwilligheid van haar deelname en haar leeftijd ten tijde van het gebeurde is gaan onderschatten.
Tot slot zal de rechtbank verdachte vrijspreken van hetgeen onder feit 3 ten laste is gelegd. Professor Wagenaar heeft er in zijn rapport op gewezen dat (a) [A] aanvankelijk niets over deze verkrachting gerapporteerd heeft; (b) haar houding tegenover verdachte in de periode tussen 28 januari en 6 juli 2009 niet op een ernstige verwijdering wijst; (c) het dossier geen informatie bevat om te onderzoeken of [A] een relatief onschuldige gebeurtenis na de aangifte in een andere context heeft geplaatst en (d) het dossier evenmin informatie bevat om te onderzoeken of [A] opzettelijk de waarheid heeft verdraaid. De rechtbank betrekt de opmerkingen van professor Wagenaar bij haar afweging.
Nu verdachte heeft ontkend dat hij [A] verkracht heeft en het dossier geen ander bewijsmateriaal bevat dat de verklaring van [A] kan ondersteunen, acht de rechtbank evenmin de onder feit 3 tenlastegelegde verkrachting van [A] op 28 januari 2009 wettig en overtuigend bewezen.
Dit impliceert dat verdachte van alle ten laste gelegde feiten met betrekking tot [A] (feiten 1, 2 en 3) zal worden vrijgesproken.
Verdachte, een volwassen man van destijds 29 jaar, heeft er ter terechtzitting geen blijk van gegeven in te zien dat hij moreel laakbaar heeft gehandeld door een stiekeme seksuele relatie te beginnen met een meisje van 16. De rechtbank acht het verontrustend dat hij over de aanvaardbaarheid hiervan geen enkele twijfel lijkt te hebben (gehad).
Ten aanzien van feit 4 (aanranding van of ontucht met [B])
Getuige [getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat zij op 6 juni 2009 in de privé zadelkamer van de manege verdachte heeft gezien met [B] (hierna ook: [B]). Op het moment dat zij ter hoogte van de zadelkamer liep, zag de getuige verdachte staan die met zijn voorzijde van haar wegdraaide en tegelijkertijd met twee handen zijn broek - die net onder zijn billen zat - omhoog trok. Direct daarna zag zij in de “dode hoek’ naast de ingang van de zadelkamer [B] staan. 5 Op 18 februari 2010 heeft de technische recherche in de manege drie pano-scans gemaakt. De fotobestanden van deze scans maken deel uit van het dossier.6 Een van deze scans is gemaakt op de plaats waar getuige [getuige 1], die aanwezig was bij deze opname, aangaf te hebben gestaan.7 De pano-scans zijn ter terechtzitting op 13 oktober 2010 vertoond. Op grond van haar eigen waarneming is de rechtbank met de raadsman van oordeel dat de getuige vanaf de plaats die zij heeft aangegeven, niet gezien kan hebben wat zij heeft verklaard gezien te hebben. De verklaring van [getuige 1] zal derhalve niet voor het bewijs worden gebruikt.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij op 6 juni 2009 inderdaad met [B] in de zadelkamer is geweest. Hij heeft ontkend dat hij haar gezoend heeft en dat hij (een deel van) zijn penis heeft laten zien. 8 [B] heeft tijdens de verhoren in de kindvriendelijke verhoorstudio consistent verklaard dat zij met verdachte in de zadelkamer was en dat zij toen van verdachte een zoen op haar mond kreeg. 9 10 De rechtbank stelt vast dat [B] wisselend heeft verklaard over het tonen van (een deel van) verdachtes penis. De moeder van [B] heeft verklaard dat [B] haar spontaan vertelde dat verdachte haar zijn piemel liet zien. Uit de bewoordingen van [B] maakte zij op dat de piemel stijf was. 11 Tijdens het eerste studioverhoor heeft [B] eerst verklaard dat verdachte zijn onderbroek nog aanhad. 12 Vervolgens ontkende zij aan iemand verteld te hebben dat verdachte haar zijn piemel liet zien. 13 Direct daarna verklaarde zij dat ze een beetje aan de bovenkant zag en dat de piemel slap was.14 Ook tijdens het tweede studioverhoor heeft zij hierover wisselende verklaringen afgelegd.15
In het dossier bevinden zich voorts zeven sms-berichten die [B] aan verdachte heeft gestuurd: 16
- Me ouders zeggen dat er camera’s in die zadelkamer hangen. Klopt dat?
- Oke, in de zadelkamer van [X] en [Y] he? Het is echt moeilijk maar zeg echt niks. Hoe gaat het met jou
- Oke, gelukkig. Hoezo superslecht. Vertel?
- Echt! Wat erg. En [naam] dan? En blijf je wel gewoon in [plaats] wonen? Het spijt me.. Had het nooit moeten doen, had beter moeten weten. Spijt me echt!
- Oke. Ik zal je nooit verraden om wat dan ook. Het is inderdaad misschien wel beter. Maar je zat in ieder geval altijd in mijn hartje!
- Zat = zit
- Zal ik doen. Jij ook die van mij... spreek je hopelijk nog wel eens. PS verwijder die foto van me! Doei xxx
Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij deze sms-berichten heeft ontvangen, maar heeft over de inhoud geen uitleg gegeven.17
Uit de sms’jes leidt de rechtbank af, dat er in de zadelkamer iets gebeurd moet zijn dat in het nadeel van verdachte kan worden uitgelegd. De mededeling van [B], dat er volgens haar ouders camera’s in de zadelkamer hangen, valt anders niet te begrijpen. Vervolgens heeft verdachte haar kennelijk in zijn antwoord gevraagd haar mond te houden, want ze sms’t terug dat ze echt niets zal zeggen al is het moeilijk. Even later verzekert ze verdachte nog, dat ze hem nooit zal verraden.
Gelet op de verklaringen van [B], de sms’jes die zij naar verdachte heeft gestuurd en de verklaring van verdachte dat hij samen met [B] in de zadelkamer was, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de toen dertienjarige [B] op haar mond heeft gezoend. 18 Het dossier biedt geen aanknopingspunten om aan te nemen dat verdachte door geweld, bedreiging met geweld of andere feitelijkheden [B] hiertoe gedwongen heeft. Bovenvermelde sms-berichten kunnen ook niet leiden tot een dergelijke conclusie. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder feit 4 primair tenlastegelegde. De rechtbank zal verdachte ook vrijspreken van het ten laste gelegde tonen van (een deel van) zijn penis, nu [B] daarover wisselend verklaard heeft en deze verklaringen geen steun vinden in ander bewijs.
Ten aanzien van feit 5 (aanranding van en ontucht met [C])
[C] (hierna ook: [C]) heeft tijdens een oriënterend gesprek met de politie op 16 juli 2009 verklaard dat verdachte haar ongeveer een jaar daarvoor een keer plotseling had vastgepakt en haar een zoen had gegeven. Hij pakte haar toen om haar middel vast, tilde haar omhoog en zoende haar op haar mond. De week erop had verdachte dit opnieuw twee of drie keer gedaan. 19 Zij was toen dertien jaar oud.20 De moeder van [C] heeft verklaard dat [C] in april of mei 2008 overstuur thuiskwam. Ze huilde en zei dat ze met haar moeder moest praten. Ze vertelde dat verdachte op stal steeds meer aan haar zat en haar op de mond wilde kussen, wat ook al een keer gebeurd was. 21 Tijdens een studioverhoor heeft [C] verklaard dat verdachte haar eenmaal een zoen op haar mond heeft gegeven. Zij voelde zijn lippen en het prikte; hij had zich niet geschoren. Die zoen duurde misschien twee seconden. Zij heeft dit meteen aan haar moeder verteld. Ook heeft hij haar eenmaal op haar wang gezoend.22 Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [C] op haar mond of mondhoek heeft gezoend. 23
Gelet op de verklaringen van [C], van haar moeder en van verdachte is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [C] op haar mond heeft gezoend. Het dossier biedt geen aanknopingspunten om aan te nemen dat verdachte door geweld, bedreiging met geweld of andere feitelijkheden [C] hiertoe gedwongen heeft. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder feit 5 primair tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 6 en feit 7
(aanranding van respectievelijk [D] en [E]).
De officier van justitie is van mening dat er voor het zoenen en betasten van beide meisjes wettig en overtuigend bewijs is. De rechtbank is van oordeel dat er behalve de verklaringen van [D] en [E] zelf met betrekking tot de hen betreffende feiten, die in een proces-verbaal van bevindingen naar aanleiding van een informatief gesprek zijn neergelegd, geen bewijs is dat verdachte deze feiten heeft begaan. Immers, verdachte heeft deze feiten ontkend en er is geen ondersteunend bewijs dat verdachte deze feiten heeft gepleegd.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder feit 6 en 7 tenlastegelegde.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen (met verbetering van type- en taalfouten en kennelijke verschrijvingen, waardoor verdachte niet in zijn belangen is geschaad) dat verdachte de onder 4 subsidiair en 5 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
ten aanzien van feit 4 subsidiair:
hij op 6 juni 2009 te [plaats], gemeente [gemeente], met [B], geboren op [geboortedatum] 1997, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd, bestaande uit het geven van een zoen op de mond van die [B];
ten aanzien van feit 5 subsidiair:
hij op een tijdstip in de periode van 1 april 2008 tot en met 31 mei 2008 te [plaats], gemeente [gemeente], met [C], geboren op [datum] 1994, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd, bestaande uit het geven van een zoen op de mond van die [C].
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem onder 1, 4 subsidiair, 5 subsidiair, 6 tweede cumulatief/alternatief en 7 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 400 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 111 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
6.2. Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de strafmaat heeft de raadsman bepleit dat verdachte al genoeg is gestraft. De werkgever van verdachte heeft het arbeidscontract van verdachte niet verlengd op grond van de enkele verdenking; verdachte is zijn koopwoning kwijt geraakt; de op grond van de taxaties te verwachten restschuld voor verdachte bedraagt circa € 50.000,=; hij heeft een bijstandsuitkering van € 650,= per maand; hij kan nooit meer aan het werk in de sector waar zijn hart ligt, namelijk bij de politie of in de beveiliging, nu een verklaring omtrent het gedrag nimmer zal worden verstrekt; verdachte heeft bovendien al ongeveer 10 maanden in voorarrest gezeten. Professor Bullens heeft geconcludeerd in zijn Pro Justitia rapportage dat er geen gevaar voor recidive is. Een voorwaardelijke straf is derhalve niet opportuun.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte, destijds een man van 29 jaar, heeft ontuchtige handelingen gepleegd met twee meisjes in de leeftijd van respectievelijk 12 en 13 jaar. Verdachte heeft deze meisjes op hun mond gezoend. Dergelijk gedrag van volwassenen kan pubermeisjes schade toebrengen. De ervaring leert dat zij later, als zij zelf volwassen relaties aangaan, nog last van dergelijke handelingen kunnen hebben. Verdachte deed dit bovendien in een omgeving waar de meisjes zich ongestoord behoorden te kunnen wijden aan hun grote hobby, paardrijden.
Daarmee heeft verdachte misbruik gemaakt van de meisjes én van de omstandigheden die toelieten dat hij in hun omgeving kon komen. Verdachte heeft niet stil gestaan bij de gevolgen die zijn handelingen kunnen hebben voor deze meisjes. Ook nadien heeft verdachte er geen blijk van gegeven het verwerpelijke van zijn handelen in te zien. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
De rechtbank heeft in het voordeel van verdachte in aanmerking genomen dat verdachte blijkens een hem betreffende uittreksel justitiële documentatie d.d. 22 september 2010 niet eerder is veroordeeld. Ook houdt de rechtbank rekening met de financiële en sociale gevolgen die de gebeurtenissen reeds voor verdachte hebben gehad. De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het Pro Justitia rapport d.d. 28 december 2009, opgemaakt door dr. R.A.R. Bullens, psycholoog en het voorlichtingsrapport d.d. 29 september 2009, opgemaakt door [Z] van Reclassering Nederland.
Tot slot heeft de rechtbank acht geslagen op de straffen die in vergelijkbare gevallen aan first offenders worden opgelegd.
De rechtbank zal verdachte daarom geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen zoals door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank acht minder feiten bewezen dan door de officier van justitie bepleit en acht ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten het opleggen van een aanzienlijke werkstraf passend en geboden. De rechtbank zal daarbij geen voorwaardelijk deel opleggen teneinde behandeling mogelijk te maken, nu verdachte ter terechtzitting zeer duidelijk heeft aangegeven dat hij het nut van een behandeling niet inziet. De rechtbank gaat er van uit dat verdachte door de diep ingrijpende gevolgen die het gebeurde voor hem heeft gehad zal worden weerhouden van het plegen van soortgelijke feiten in de toekomst.
De rechtbank is zich ervan bewust dat de werkstraf wegvalt tegen de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7. De vordering van de benadeelde partij
Namens [A] heeft de gemachtigde [naam moeder] zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.386,16, bestaande uit € 42,16 materiele schade en € 1.344,= immateriële schade.
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, in die zin dat de materiele schadevergoeding van € 42,16 in zijn geheel zal worden toegewezen en dat de immateriële schadevergoeding van € 1344,= zal worden gematigd, nu zij heeft gevorderd verdachte vrij te spreken ten aanzien van de feiten 2 en 3.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft subsidiair -bij bewezenverklaring van de betreffende feiten- bepleit dat de materiele schadevergoeding kan worden toegewezen en dat de immateriële schadevergoeding aanzienlijk dient te worden gematigd.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte ten aanzien van de ten laste gelegde feiten waarop de vordering betrekking heeft, is vrijgesproken.
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
9, 22c, 22d, 57 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij gewijzigde dagvaarding onder 1, 2 primair, 1e en 2e cumulatief /alternatief, 2 subsidiair, 3, 4 primair, 5 primair, 6 1e en 2e cumulatief/alternatief en 7 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij gewijzigde dagvaarding onder 4 subsidiair en 5 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 120 (honderdtwintig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 60 (zestig) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 (twee) uren per dag.
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
bepaalt dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat zij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Eisses, voorzitter,
mrs. E.J. van As en E.C.M. Bouman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Moese, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 oktober 2010.
De griffier is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 mei
2008 tot en met 28 juni 2008 te [plaats], [gemeente], en/of
[plaats], althans in Nederland, met [A] (geboren op [geboortedatum] 1992), die
de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd,
die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [A], hebbende verdachte een of
meerdere ma(a)l(en):
- zijn tong in de mond van die [A] gebracht/gestopt en/of
- een of meer vinger(s) in de vagina van die [A] gebracht/gestopt;
art 245 Wetboek van Strafrecht
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 juni 2008
tot en met 21 januari 2009 te [plaats], gemeente [gemeente] en/of
[plaats], althans in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [A]
heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit
of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[A], hebbende verdachte
- zijn penis in haar mond en/of vagina geduwd/gebracht en/of
- één of meer van zijn vingers in haar vagina geduwd/gebracht en/of
- zijn tong in haar mond geduwd/gebracht (tongzoenen)
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- het in de auto met zijn hand(en) naar beneden duwen van haar hoofd in de
richting van zijn penis, terwijl die ontbloot was en/of
- het op zijn bed gooien van die [A] en/of vervolgens haar te ontkleden
- het fysieke en/of geestelijk overwicht van verdachte op die [A] en/of
- het grote leeftijdsverschil tussen verdachte en die [A] en/of
- het aangaan van een vertrouwensrelatie met die [A] en/of
- het chanteren van die [A] en/of
- het dragen van zijn politie-uniform en/of het tonen van zijn
politie-legitimatiebewijs op de manege [plaats];
art 242 Wetboek van Strafrecht
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 mei
2008 tot en met 22 januari 2009 te [plaats], gemeente [gemeente],
en/of [plaats] althans in Nederland, door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [A] (geboren op [geboortedatum] 1992) (telkens) heeft
gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en), (telkens) bestaande uit:
- het zoenen op haar mond en/of
- het betasten van haar borsten en/of vagina en/of clitoris, althans haar
lichaam en/of
- het met zijn tong strelen/beroeren van haar clitoris en/of haar vagina en/of
- het met haar hand(en) op en neer laten bewegen van (een deel van) zijn penis
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit:
- het fysieke en/of geestelijk overwicht van verdachte op die [A] en/of
- het grote leeftijdsverschil tussen verdachte en die [A] en/of
- het aangaan van een vertrouwensrelatie met die [A] en/of
- het chanteren van die [A] en/of
- het dragen van zijn politie-uniform en/of het tonen van zijn
politie-legitimatiebewijs op de manege [manege] en/of
- het op zijn bed gooien van die [A] en/of vervolgens haar te ontkleden;
art 246 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 mei
2008 tot en met 22 januari 2009 te [plaats], gemeente [gemeente],
en/of [plaats], althans in Nederland, een of meermalen door giften of beloften
van geld of goed of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend
overwicht of door misleiding, te weten:
- het fysieke en/of geestelijke overwicht van verdachte op die [A] en/of
- het grote leeftijdsverschil tussen verdachte en die [A] en/of
- het aangaan van een vertrouwensrelatie met die [A] en/of
- het geven van een sieraad aan die [A] en/of
- het geven van aandacht in ruil voor seks en/of
- het dragen van zijn politie-uniform en/of het tonen van zijn
politie-legitimatiebewijs op de manege [plaats],
een persoon, [A], geboren op [geboortedatum] 1992 waarvan verdachte wist of
redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog
niet had bereikt, (telkens) opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen,
te weten:
- het zoenen op haar mond en/of
- het betasten van haar borsten en/of vagina en/of clitoris, althans haar
lichaam en/of
- het met zijn tong strelen/beroeren van haar clitoris en/of haar vagina en/of
- het brengen en/of stoppen van zijn tong in haar mond (tongzoenen) en/of
- het met haar hand(en) op en neer laten bewegen van (een deel van) zijn penis
en/of
- het brengen en/of stoppen van een of meer van zijn vinger(s) in haar vagina
en/of
- het brengen van zijn penis in haar mond en/of haar vagina,
te plegen of zodanige handelingen van verdachte te dulden;
art 248a Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks 28 januari 2009 te [plaats], althans in Nederland, door
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) V. [A] heeft gedwongen tot het
ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit
het seksueel binnendringen van het lichaam van die [A], hebbende
verdachte zijn penis in haar vagina gebracht en bestaande dat geweld of die
andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die [A]
- bij haar heupen omhoog heeft getild en/of (vervolgens)
- haar op een bed heeft gelegd en/of (vervolgens)
- haar heeft uitgekleed en/of (vervolgens)
- haar benen wijder heeft gedaan en/of (vervolgens)
- over haar heen is gaan liggen
en/of (aldus) voor die [A] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 06 juni 2009 te [plaats], gemeente [gemeente],
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) [B] (geboren op [geboortedatum] 1997) heeft
gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en), bestaande uit:
- het geven van een of meer zoen(en) op de mond van die [B] en/of
- het tonen van (een deel van) zijn penis aan die [B]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- het onverhoeds zoenen op haar mond en/of
- het onverhoeds confronteren/tonen van zijn (deels) ontblote penis en/of
- het fysieke en/of geestelijke overwicht van verdachte op die [B] en/of
- het grote leeftijdsverschil tussen verdachte en die [B] en/of
- het aangaan van een vertrouwensrelatie met die [B] en/of
- het dragen van zijn politie-uniform en/of het tonen van zijn
politie-legitimatiebewijs op de manege [plaats] en/of
- het van hem afhankelijk maken van die [B] door haar toezeggingen te
doen over de paarden en/of pony's waarmee die [B] wedstrijden mocht
rijden;
art 246 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 06 juni 2009 te [plaats], gemeente [gemeente], met
[B], geboren op [geboortedatum] 1997, die toen de leeftijd van zestien jaren
nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft
gepleegd, bestaande uit:
- het geven van een of meer zoen(en) op de mond van die [B] en/of
- het tonen van (een deel van) zijn penis aan die [B];
art 247 Wetboek van Strafrecht
art 247 Wetboek van Strafrecht
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 april
2008 tot en met 31 mei 2008 te [plaats], gemeente [gemeente], door
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) [C] (geboren op [geboortedatum]
1994) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en), bestaande uit:
- het geven van een of meer zoen(en) op de mond en/of wang(en) van die [C]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- het onverhoeds beetpakken en/of omhelsen van die [C] en/of
- het fysieke en/of geestelijke overwicht van verdachte op die [C]
en/of
- het grote leeftijdsverschil tussen verdachte en die [C];
art 246 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 april
2008 tot en met 31 mei 2008 te [plaats], gemeente [gemeente], met [C],
geboren op [geboortedatum] 1994, die toen de leeftijd van zestien
jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en)
heeft gepleegd, bestaande uit
- het geven van een of meer zoen(en) op de mond en/of wang(en) van die [C];
art 247 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks 31 augustus 2007 tot 29 juni 2009 te [plaats], gemeente
[gemeente], door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of
bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [D] heeft
gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of
mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [D],
hebbende verdachte (met kracht) zijn tong in haar mond geduwd/gebracht
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte onverhoeds
en/of met kracht haar gezicht vastpakte en/of vasthield;
art 242 Wetboek van Strafrecht
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31
augustus 2007 tot en met 29 juni 2009 te [plaats], gemeente
[gemeente], althans in Nederland, door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [D] (telkens) heeft gedwongen tot het plegen
en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), (telkens) bestaande uit:
- het zoenen op haar mond en/of
- het betasten van haar borsten en/of buik en/of rug en/of billen, althans
haar lichaam en/of
- het met zijn vingers in haar broek zitten
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit:
- het onverhoeds en onverwacht heimelijk (van achteren en/of bij de middel)
beetpakken;
art 246 Wetboek van Strafrecht
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31
augustus 2008 tot en met 29 juni 2009 te [plaats], gemeente
[gemeente], althans in Nederland, door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [E] (telkens) heeft gedwongen tot het plegen en/of
dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), (telkens) bestaande uit:
- het zoenen op haar mond en/of
- het betasten van/wrijven over haar buik en/of rug, althans lichaam
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit:
- het onverhoeds en onverwacht heimelijk (van achteren en/of bij de middel)
beetpakken en/of omhelsen en/of
- het onverhoeds beetpakken/fijnknijpen van haar gezicht;
art 246 Wetboek van Strafrecht
1 Waar hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door een of meer daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bladzijden betreft dit de bladzijden van het proces-verbaal van de politie Haaglanden, met bijlagen, nummer 1583/2009/14397-42 (bladzijden 1-579).
2 Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 8 juli 2009, blz.218.
3 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 juli 2009, blz. 212.
4 Zie voetnoot 2, blz. 219.
5 Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 6 juli 2009, blz. 47.
6 Proces-verbaal forensisch technisch onderzoek, d.d. 25 februari 2010, blz. 524-541.
7 Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 18 februari 2010, blz. 521.
8 Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 7 juli 2009, blz. 196.
9 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juli 2009, blz. 95-97, 102, 107.
10 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 september 2009, blz. 310, 314-316, 318-325.
11 Proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 18 juni 2009, blz. 89.
12 Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 8 juli 2009, blz. 102.
13 Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 8 juli 2009, blz. 109.
14 Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 8 juli 2009, blz. 109.
15 Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 25 september 2009, blz. 319-324..
16 Proces-verbaal van uitlezen mobiel toestel, d.d. 18 juni 2009, blz.80.
17 Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 13 oktober 2010.
18 Akte van geboorte, afschrift d.d. 20 juli 2009, blz. 341.
19 Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 20 juli 2009, blz. 259-261.
20 Akte van geboorte, opgemaakt op [geboortedatum] 1994, blz.404.
21 Proces-verbaal van verhoor aangever, d.d. 29 augustus 2009, blz. 384-386.
22 Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 25 september 2009, blz. 392-394.
23 Verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 13 oktober 2010.