ECLI:NL:RBSGR:2010:BO1954

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/45408
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake verblijfsvergunning voor medische behandeling

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage op 26 oktober 2010 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een vrouw wonende te Rotterdam, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel medische behandeling. Deze aanvraag werd door de Minister van Justitie, thans de Minister van Integratie en Asiel, afgewezen bij besluit van 4 december 2009. Verzoekster maakte bezwaar tegen deze afwijzing en diende op 7 december 2009 een verzoek om een voorlopige voorziening in. Het bezwaar werd op 11 februari 2010 ongegrond verklaard, waarna verzoekster op 18 maart 2010 beroep instelde tegen dit besluit.

De voorzieningenrechter overwoog dat ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Echter, op het moment van de uitspraak was er een relevante uitspraak gedaan in een andere procedure (procedurenummer AWB 10/10311), waarbij het beroep van verzoekster tegen het besluit van 11 februari 2010 niet-ontvankelijk was verklaard. Hierdoor was er geen hoofdzaak meer waar het verzoek om voorlopige voorziening mee samenhing, wat betekende dat de voorzieningenrechter niet meer in staat was om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om voorlopige voorziening derhalve voor afwijzing in aanmerking kwam. De uitspraak werd gedaan door mr. J.J. Klomp, voorzieningenrechter, en ondertekend door mr. H. Nummerdor, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Dordrecht
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer
procedurenummer: AWB 09/45408, V-nummer: [xxx],
uitspraak van de voorzieningenrechter
inzake
[naam verzoekster], wonende te Rotterdam, verzoekster,
gemachtigde: J.F. Sang-Ajang, juridisch adviseur te Rotterdam,
tegen
de Minister van Justitie, thans de Minister van Integratie en Asiel, verweerder,
gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft bij besluit van 4 december 2009 afwijzend beslist op de aanvraag van eiseres tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel 'medische behandeling'.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij faxbericht van 7 december 2009 bezwaar gemaakt bij verweerder.
Bij faxbericht van 7 december 2009 heeft verzoekster een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
Bij besluit van 11 februari 2010 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij faxbericht van 18 maart 2010 beroep ingesteld.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Ingevolge het vijfde lid van dit artikel, voor zover hier van belang, wordt de verzoeker, indien een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan nadat bezwaar is gemaakt en op dit bezwaar wordt beslist voordat de zitting heeft plaatsgevonden, in de gelegenheid gesteld beroep bij de rechtbank in te stellen. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt gelijkgesteld met een verzoek dat wordt gedaan hangende het beroep bij de rechtbank.
Artikel 8:83, derde lid, van de Awb bepaalt dat de voorzieningenrechter uitspraak kan doen zonder dat partijen worden uitgenodigd ter zitting te verschijnen, indien hij kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2.2. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt gelet op artikel 8:81, vijfde lid, van de Awb aangemerkt als een verzoek hangende het beroep bij de rechtbank.
Bij uitspraak van heden, procedurenummer AWB 10/10311, heeft de rechtbank het beroep van verzoekster tegen het besluit van verweerder van 11 februari 2010 niet-ontvankelijk verklaard. Ten gevolge van voornoemde uitspraak is geen sprake meer van een met het verzoek om voorlopige voorziening samenhangende hoofdzaak. Een voorziening op grond van artikel 8:81 van de Awb is derhalve niet meer mogelijk. Het verzoek komt dan ook voor afwijzing in aanmerking.
De voorzieningenrechter beslist mitsdien met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb als volgt.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage,
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Aldus gegeven door mr. J.J. Klomp, voorzieningenrechter, en door deze en mr. H. Nummerdor, griffier, ondertekend.
De griffier,
De rechter,