ECLI:NL:RBSGR:2010:BO1921
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vreemdelingenbewaring en zicht op uitzetting naar Algerije
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 25 oktober 2010 uitspraak gedaan in een procedure over vreemdelingenbewaring. Eiser, een Algerijnse vreemdeling, was op 5 februari 2010 in vreemdelingenbewaring gesteld door de Minister voor Immigratie en Asiel. Eiser heeft meerdere keren beroep ingesteld tegen de voortduring van de bewaring, waarbij eerdere beroepen ongegrond zijn verklaard. De rechtbank heeft in deze uitspraak de rechtmatigheid van de bewaring opnieuw beoordeeld, met name of er zicht op uitzetting naar Algerije bestaat.
De rechtbank overweegt dat de verweerder ter zitting heeft verklaard dat in 2010 al enkele vreemdelingen naar Algerije zijn uitgezet, maar dat er onduidelijkheid bestaat over de documentatie van deze vreemdelingen. De rechtbank benadrukt dat het bestaan van zicht op uitzetting niet alleen afhangt van de bereidheid van de autoriteiten van het land van herkomst, maar ook van de medewerking van de vreemdeling zelf. Eiser heeft echter aangegeven niet van plan te zijn om mee te werken aan zijn uitzetting, wat de rechtbank als een belangrijke factor beschouwt.
De rechtbank concludeert dat, hoewel er gesprekken plaatsvinden tussen de Nederlandse autoriteiten en de Algerijnse ambassade, er vooralsnog geen bewijs is dat de Algerijnse autoriteiten niet de noodzakelijke medewerking verlenen voor de uitzetting van eiser. De rechtbank oordeelt dat er op dit moment nog zicht op uitzetting bestaat, mits eiser de vereiste medewerking verleent. Aangezien eiser dit niet doet, wordt het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank benadrukt dat indien de situatie verandert, er mogelijk opnieuw beoordeeld kan worden of er zicht op uitzetting is.