ECLI:NL:RBSGR:2010:BO1759

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
915824 \ CV EXPL 09-13516
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van de suppletieregeling in het kader van de WW-uitkering van een werknemer na reorganisatie

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 26 oktober 2010, staat de uitleg van de suppletieregeling centraal die van toepassing is op de WW-uitkering van [eiser], die in dienst was bij Centric. [Eiser] vordert dat Centric wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 20.564,19 bruto ter zake van suppletievergoeding, alsmede buitengerechtelijke incassokosten van € 1.000,-. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser] in 1998 in dienst trad bij de rechtsvoorganger van Centric en dat zijn arbeidsovereenkomst in 2009 is ontbonden. In het Harmonisatieakkoord, dat van toepassing is op de overgekomen werknemers, is een suppletieregeling opgenomen die stelt dat Ordina een eventuele WW-uitkering aanvult tot 70% van het laatstverdiende loon gedurende maximaal 48 maanden na de overgang. De partijen zijn het erover eens dat [eiser] onder deze regeling valt, maar verschillen van mening over de uitleg ervan.

De kantonrechter oordeelt dat de regeling inhoudt dat de aanvulling alleen geldt zolang [eiser] recht heeft op een WW-uitkering. Dit betekent dat er geen recht bestaat op een gekapitaliseerde uitkering ineens bij het einde van het dienstverband. De vordering van [eiser] wordt afgewezen, omdat de kantonrechter oordeelt dat Centric aan haar verplichtingen voldoet en de maandelijkse betalingen aan [eiser] correct zijn. De kantonrechter wijst ook de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten af, omdat [eiser] deze niet voldoende heeft onderbouwd. Uiteindelijk wordt [eiser] in de proceskosten veroordeeld, omdat hij in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector kanton
Locatie Delft
YK
Rolnr 915824 \ CV EXPL 09-13516
10 juni 2010
Vonnis in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
gemachtigde: Rechtskundige Dienst FNV,
tegen
de besloten vennootschap Centric Financial Solutions & Services B.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M.J.W. Hoek.
Partijen worden aangeduid als [eiser] en Centric.
Procedure:
- de dagvaarding van 2 december 2009, met producties;
- de conclusie van antwoord;
- de comparitie van partijen, gehouden op 10 maart 2010;
- de akte na comparitie aan de zijde van Centric, met producties;
- de antwoord akte na comparitie aan de zijde van [eiser], tevens houdende vermindering van eis.
1 Feiten
De kantonrechter gaat uit van de navolgende feiten.
1.1 [eiser], geboren op [1964], is op 1 mei 1998 in dienst getreden van (de rechtsvoorganger van) Centric, laatstelijk in de functie van Teamleider Local Support. Zijn salaris bedroeg laatstelijk € 3.636,- bruto per maand, exclusief vakantietoeslag.
1.2 Per 1 mei 2007 zijn verschillende werknemers van de Bank Nederlandse Gemeenten (hierna: BNG), waaronder [eiser], van rechtswege in dienst gekomen van Ordina BPO B.V., de rechtsvoorganger van Centric. In dat kader is een Harmonisatieakkoord overeengekomen ter zake van de arbeidsvoorwaarden van de overgekomen werknemers.
1.3 In verband met een reorganisatie van Centric in 2009 is de functie van [eiser] komen te vervallen.
1.4 Bij beschikking van de kantonrechter te Delft van 30 juni 2009 is de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 september 2009 ontbonden onder toekenning van een vergoeding van € 51.300,50 bruto.
1.5 In het Harmonisatieakkoord is onder meer een suppletieregeling opgenomen. De tekst daarvan luidt:
"Gedurende een periode van maximaal 48 maanden na overgang zal Ordina een eventuele WW-uitkering aanvullen tot 70% van het laatstverdiende loon van de betrokken medewerker. Een eventueel ontslag in de 48e maand geeft derhalve nog recht op deze aanvulling, die in de vorm van een uitkering ineens op het moment van uitdiensttreding wordt verstrekt. De uitkering staat los van en wordt uitgekeerd naast een overeen te komen ontslagvergoeding."
1.6 Partijen zijn het erover eens dat [eiser] onder het harmonisatieakkoord valt, maar zij verschillen van mening omtrent de uitleg van bovenvermelde regeling.
2 Vordering
[eiser] vordert - na vermindering van eis - dat bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Centric zal worden veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen
- een bedrag ad € 20.564,19 bruto ter zake van suppletievergoeding;
- een bedrag van € 1.000,- exclusief BTW ter zake van buitengerechtelijke incassokosten;
- met de wettelijke rente over de gevorderde bedragen vanaf de datum van verschuldigdheid tot de dag der voldoening en met veroordeling van Centric in de kosten van de procedure.
[eiser] legt aan de vordering voormelde vaststaande feiten ten grondslag alsmede de navolgende stellingen.
2.1 [eiser] maakt aanspraak op de suppletieregeling, die is toegezegd onder de werking van het Harmonisatieakkoord. Dat akkoord diende om de arbeidsvoorwaarden van voormalige medewerkers van BNG te harmoniseren met de reeds bij Ordina werkzame medewerkers. Die aanspraak heeft [eiser] reeds gemaakt bij het overleg over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, maar partijen hebben geen overeenstemming kunnen bereiken, omdat zij een verschillende interpretatie van de regeling hebben.
2.2 [eiser] stelt zich op het standpunt dat nu de suppletie ziet op aanvulling van de WW-uitkering, deze moet worden berekend op basis van het sv-loon als vermeld op de loonstrook.
2.3 [eiser] stelt zich voorts op het standpunt dat de suppletie over de gehele duur van de WW-uitkering moet worden toegekend. In zijn geval is de WW toegekend over de periode van 1 september 2009 tot 30 november 2011. Over die 27 maanden maakt hij dan ook aanspraak op suppletie. De visie van Centric dat de suppletie alleen verschuldigd is over de periode van 48 maanden na de overgang van BNG naar Ordina en derhalve slechts tot 1 mei 2011 is niet juist, gelet op de frase in het Harmonisatieakkoord: "Een eventueel ontslag in de 48e maand geeft derhalve nog recht op deze aanvulling (...)".
2.4 De aanvulling dient in de vorm van een uitkering ineens op het moment van uitdiensttreding dient te worden verstrekt. Dit volgt uit de tekst van het Harmonisatieakkoord, waar staat: "(...) aanvulling, die in de vorm van een uitkering ineens op het moment van uitdiensttreding wordt verstrekt". Er is dan ook geen aanleiding feiten en omstandigheden die zich (mogelijk) na 1 september 2009 voordoen in de beschouwing te betrekken. [eiser] heeft dan ook recht op een suppletie van 2 maanden 75% en 25 maanden 70% over het verschil tussen het laatstverdiende loon (sv-loon) en het maximumdagloon.
Zijn aanspraak op WW bedraagt twee maanden € 3.025,22 en 25 maanden € 2.823,63.
Het sv-loon van [eiser] bedroeg conform de salarisspecificatie van augustus 2009 € 4.275,32 vermeerderd met 8% vakantietoeslag.
2.5 Bij akte na comparitie heeft [eiser] nog toegevoegd dat ook de wijziging van de zognaamde benefitshop moet worden doorberekend en dat betekent dat genoemd bedrag van € 4.275,32 moet worden verhoogd met de 4,7% waaruit de benefitshop bestond, naast de vakantietoeslag voordat die benefitshop werd opgeheven zonder instemming van [eiser] en zonder dat er een eenzijdig wijzigingsbeding was overeengekomen. Inclusief vakantiegeld en benefitshop bedroeg het loon van [eiser] € 4.823,28 bruto en 70% daarvan is € 3.376,90. De suppletie bedraagt dan ook 2 x (€ 3.376,30 - € 3.025,22) = € 706,16 en 25 x (€ 3.376,30 - € 2.823,63) = € 13.816,75 of tewel totaal € 14.518,91 bruto.
2.6 Door [eiser] is Centric herhaaldelijk gesommeerd om tot betaling van het door hem (eerder hoger) berekende bedrag over te gaan, doch dit heeft niet tot een positief resultaat geleid. Om die reden maakt [eiser] aanspraak op de wettelijke verhoging en de wettelijke rente vanaf de datum van verschuldigdheid van de vordering.
2.7 [eiser] heeft zich voorts genoodzaakt gezien zijn vordering ter incasso uit handen te geven aan zijn gemachtigde, die meer werkzaamheden heeft verricht dan de werkzaamheden ter voorbereiding van deze procedure en de instructie van de zaak. De voor [eiser] daarmee gemoeide buitengerechtelijke incassokosten ten belope van € 1.000,- behoren dan ook voor rekening van Centric te komen.
3 Verweer
Centric voert verweer en concludeert [eiser] in de vordering niet ontvankelijk te verklaren, dan wel deze af te wijzen, zulks met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding. Centric stelt daartoe het navolgende.
3.1 Volgens de tekst van het Harmonisatieakkoord heeft de suppletieregeling betrekking op het laatstverdiende loon van de betreffende medewerker en niet op het sv-loon en/of secundaire arbeidsvoorwaarden. Zaken als harmonisatietoeslag, pensioencompensatie en dergelijke behoren niet tot het loon. Dat de WW-uitkering is gebaseerd op het sv-loon doet daar niet aan af. Het moet bij de berekening dan ook gaan om het loon van [eiser] van € 3.636,- bruto per maand.
3.2 Op grond van de tekst van het Harmonisatieakkoord bestaat de aanspraak op suppletie alleen "Gedurende een periode van maximaal 48 maanden na de overgang (...)" en dus niet over een periode van 48 maanden na toekenning van een WW-uitkering. Dat betekent dat de suppletie wordt berekend over een periode van maximaal 48 maanden na de overgang van BNG naar Ordina, dus vanaf 1 mei 2007 tot uiterlijk 1 mei 2011.
3.3 De reden om de WW-suppletie aan deze duur te koppelen, is dat er een - voor iedereen gelijke - einddatum geldt en dat de voorziening boekhoudkundig en begrotingstechnisch een duidelijk afgebakende periode zou betreffen. Zou dat niet zo zijn vastgelegd dan zouden medewerkers wel tot 8 jaar na de overgang suppletie kunnen ontvangen. Centric heeft nimmer voor ogen gehad dat voor iedere medewerker een andere suppletieperiode zou gelden afhankelijk van de datum van toekenning van de WW-uitkering.
3.4
Anders dan [eiser] betoogt is wel relevant wat er na de toekenning van de WW-uitkering en voor de afloop van de maximale termijn van 48 maanden gebeurt. De regeling ziet op een aanvulling op de (eventuele) WW-uitkering. Heeft een werknemer geen (recht op een) WW-uitkering (meer) dan heeft hij ook geen recht op een aanvulling. Er is dan ook geen recht op een gekapitaliseerde uitkering ineens bij het einde van het dienstverband. [eiser] haalt ter onderbouwing van zijn vordering een aantal zinsneden uit de tekst van het Harmonisatieakkoord dus ten onrechte uit zijn verband.
3.5 Ook de berekening van [eiser] is niet juist. Uitgaande van het laatstverdiende salaris van [eiser] van € 3.636,-, vermeerderd met de inschalingstoeslag van € 420,94 en de persoonlijke toeslag van € 79,48 alsmede het vakantiegeld, was het totale loon van [eiser] € 4.136,42, waarvan 70% bedraagt € 3.127,13. Gedurende twee maanden ontving hij € 3.025,32 zodat de suppletie bedraagt € 203,63.
Over de resterende 18 maanden tot 1 mei 2011 ontvangt hij € 2.823,63, zodat hij (maximaal) aanspraak heeft op 18 x het verschil van dat bedrag met € 3.127,13 = totaal € 5.463,-. De totale suppletie bedraagt dan ook € 5.666,63.
3.6 Centric is niet meer verschuldigd dan de bedragen die zij hiervoor heeft berekend en die aan [eiser] worden uitgekeerd. Er is geen achterstand in de betalingen. Centric is dan ook geen wettelijke verhoging of wettelijke rente verschuldigd.
3.7 Er zijn door [eiser] geen buitengerechtelijke werkzaamheden verricht of gespecificeerd, die betrekking hebben op meer dan het doen verzenden van een enkele aanmaning. De werkzaamheden betreffen overigens de voorbereiding van de procedure, zodat er voor afzonderlijke vergoeding van incassokosten geen grond bestaat.
4 Beoordeling
4.1 De vraag, die partijen verdeeld houdt, betreft de uitleg van een bepaling uit het Harmonisatieakkoord van Ordina. De relevante bepaling van dat Harmonisatieakkoord is blijkens de door [eiser] overgelegde stukken, waaronder een (concept)verslag van een overlegvergadering tussen BNG, Ordina, de Ondernemingsraad en de vakbonden FNV en De Unie als resultaat van onderhandelingen althans overleg tussen genoemde betrokken organisaties tot stand is gekomen.
4.2 Als uitgangspunt moet gelden dat aan de schriftelijke bewoordingen van een dergelijke als collectieve arbeidsovereenkomst aan te merken regeling bij onduidelijkheid omtrent de uitleg doorslaggevende betekenis toekomt, omdat individuele werknemers doorgaans niet betrokken zijn bij de totstandkoming van die regeling. Aan hen staat dan ook alleen de tekst van de regeling - en soms een daaraan toegevoegde schriftelijke toelichting, die in deze ontbreekt - ter beschikking bij het bepalen van de inhoud en de strekking van de regeling.
4.3 Op grond van de tekst van de suppletieregeling moet de conclusie zijn dat die regeling inhoudt dat Centric (als rechtsopvolger van Ordina) gedurende een periode van maximaal 48 maanden na de overgang (van BNG naar Ordina) een eventuele WW-uitkering, in casu toegekend aan [eiser], zal aanvullen. De eerste zin van de bepaling, als geciteerd onder 1.5 behelst de toezegging en die toezegging kan bezwaarlijk anders gelezen worden dan dat daaruit voortvloeit dat alleen gedurende de looptijd van de regeling een toegekende WW-uitkering wordt aangevuld. Uit het woord "eventuele" volgt in dit verband dat alleen dan wanneer een uitkering wordt ontvangen aanspraak bestaat op de toegezegde aanvulling. Dat betekent dat de regeling niet ineens bij het einde van het dienstverband een gekapitaliseerde uitkering oplevert.
4.4 Hetgeen in de tweede volzin van het citaat onder 1.5 is opgenomen, is kennelijk alleen ter verduidelijking opgenomen met betrekking tot een eventuele ontslagverlening en daarop volgende toekenning van een WW-uitkering in de laatste maand van de looptijd van de regeling en kan niet meebrengen dat de hoofdregel anders dan als hiervoor omschreven moet worden uitgelegd.
4.5 Het voorgaande oordeel brengt mee dat de vordering van [eiser], voor zover gestoeld op een andere interpretatie van de suppletieregeling moet worden verworpen.
4.6 Het tweede punt dat partijen verdeeld heeft gehouden, betreft de berekening van de wèl bestaande en overigens door Centric ook erkende vordering.
4.7 Ook daar dient de letterlijke tekst van toegezegde regeling als leidraad te gelden. Voor zover de WW-uitkering lager is dan 70% van het "laatst verdiende" loon dient deze te worden aangevuld. Tussen werkgever en werknemer wordt onder laatst verdiende loon verstaan de (bruto) aanspraak, die een werknemer periodiek tegenover de werkgever geldend kan maken. Dat is in dit geval het bruto loon, vermeerderd met de vaste looncomponenten, zoals de inschalingstoeslag, persoonlijke toeslag en de vakantietoeslag.
4.8 Bij antwoord akte na comparitie heeft [eiser] zich nog op het standpunt gesteld dat het vervallen van de benefitshop niet met instemming van [eiser] heeft plaatsgevonden en dat daarom met de componenten, die daarin begrepen waren bij de berekening rekening moet worden gehouden, doch dat standpunt heeft [eiser] eerst bij de genoemde akte naar voren gebracht en Centric heeft daar niet meer op kunnen reageren. Temeer nu niet gesteld of gebleken is dat [eiser] zich tegen de bijna een half jaar voor het einde van zijn dienstverband gewijzigde beloningsstructuur heeft verzet en Centric onweersproken heeft gesteld dat de gewijzigde componenten op andere wijze aan de werknemers werden toegekend (onder andere dooor het weer vast toekennen van de voor het in werking treden van de benefitshop geldende bovenwettelijke vakantiedagen), gaat de kantonrechter aan het standpunt van [eiser] te dezer zake voorbij en hanteert bij de berekening van de vordering van [eiser] diens laatste loonstrook van augustus 2009, waarop - voor zover van belang - alleen de looncomponenten door Centric genoemd en hiervoor onder 4.7 weergegeven, zijn vermeld.
4.9 Gelet op het hiervoor overwogene bestaat de aanspraak van [eiser] uit de door Centric berekende aanvullingen per maand, voor zover [eiser] telkens nog aanspraak heeft op WW.
4.10 Centric heeft gesteld dat zij de aanvulling elke maand aan [eiser] voldoet, welke stelling [eiser] niet heeft weersproken, hoewel dat op zijn weg zou hebben gelegen als hij de betalingen niet mocht hebben ontvangen. De kantonrechter moet er dan ook vanuit gaan dat Centric aan haar maandelijkse betalingsverplichting voldoet en zal blijven voldoen. Om praktische redenen zal de kantonrechter de vordering echter op na te noemen wijze toewijzen.
4.11 Voor vergoeding van wettelijke (verhoging, die in het petitum niet gevorderd is en wettelijke) rente bestaat geen aanleiding nu Centric geen achterstand in de betalingen heeft laten ontstaan.
4.12 De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen. Tegenover het tegen die vordering gevoerde verweer heeft [eiser] zijn vordering niet nader gespecificeerd en onderbouwd, hoewel dat juist wel van hem had mogen worden verwacht.
4.13 Als de materieel in het ongelijk gestelde partij, wordt [eiser] in de kosten van de procedure veroordeeld. Blijkens HR 19 maart 2010, LJN BL 1116, heeft deze kostenveroordeling tevens betrekking op de nakosten en levert deze dus voor alle kosten een executoriale titel op. Een afzonderlijke veroordeling in de nakosten zal derhalve niet worden uitgesproken.
Beslissing
De kantonrechter:
1 veroordeelt Centric om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag ad € 203,63 betreffende suppletie over de maanden september en oktober 2009 alsmede een bedrag van € 303,50 per maand als suppletie op de aan [eiser] toegekende WW-uitkering voor elke maand ingaande december 2009 tot en met april 2011, indien en voor zover aan [eiser] over de desbetreffende maanden WW wordt uitgekeerd en indien en voor zover die betalingen niet reeds hebben plaatsgehad, met de wettelijke rente over de telkens verschuldigde termijn vanaf de datum van verschuldigdheid tot de dag der algehele voldoening;
2 veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure tot hiertoe aan de zijde van Centric vastgesteld op € 800,- als het aan de gemachtigde van Centric toekomende salaris, onverminderd de eventueel over deze kosten verschuldigde BTW, met bepaling dat [eiser] de proceskostenveroordeling binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis dient te voldoen, bij gebreke waarvan [eiser] vanaf genoemde termijn de wettelijke rente over de proceskostenveroordeling verschuldigd is;
3 verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4 wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.E. Kastein, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting d.d. 10 juni 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.