ECLI:NL:RBSGR:2010:BO1704
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring van een Afghaanse vreemdeling in het kader van een Dublin-claim naar Griekenland
In deze zaak gaat het om de bewaring van een Afghaanse vreemdeling wiens asielprocedure zich in de voornemen-fase bevindt. De vreemdeling is op 5 augustus 2010 op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 in bewaring gesteld. De rechtbank heeft op 26 augustus 2010 geoordeeld dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is. De vreemdeling heeft op 27 september 2010 beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, waarbij hij verzocht om schadevergoeding. De behandeling van het beroep vond plaats op 14 oktober 2010, maar de vreemdeling en zijn gemachtigde verschenen niet ter zitting.
De rechtbank heeft zich in deze uitspraak gebogen over de vraag of er sinds de sluiting van het onderzoek naar het eerdere beroep nieuwe feiten of omstandigheden zijn die het voortduren van de bewaring onrechtmatig maken. De gemachtigde van de vreemdeling stelde dat er geen zicht op uitzetting bestaat, omdat alle beroepen en voorlopige voorzieningen met betrekking tot Dublinclaims naar Griekenland worden toegewezen. De rechtbank oordeelt echter dat er thans geen juridische beletselen zijn die een overdracht naar Griekenland binnen een redelijke termijn feitelijk onmogelijk maken. De rechtbank concludeert dat er nog steeds voldoende zicht op uitzetting bestaat.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Deze uitspraak is gedaan door mr. N.A. Vlietstra, rechter, bijgestaan door R. de Boer, griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 oktober 2010. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.