ECLI:NL:RBSGR:2010:BO1099
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van cocaïne-invoer en veroordeling voor hennep en mCPP-bezit
In de zaak voor de Rechtbank 's-Gravenhage, uitgesproken op 4 oktober 2010, is de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit van het invoeren van 139 gram cocaïne. De rechtbank oordeelde dat onvoldoende bewijs aanwezig was om te concluderen dat de substantie die in Nederland werd gebracht daadwerkelijk cocaïne was. De enige aanwijzing was een positieve kleurenreactietest, maar de rechtbank benadrukte dat dit niet voldoende was zonder aanvullend forensisch bewijs van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). De rechtbank concludeerde dat de feiten en omstandigheden niet met voldoende zekerheid konden aantonen dat het om cocaïne ging, en sprak de verdachte vrij van dit feit.
Echter, de verdachte werd wel schuldig bevonden aan het medeplegen van het aanwezig hebben van ongeveer 268 gram hennep en het in voorraad hebben van 1600 pillen die mCPP bevatten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk deze middelen aanwezig had, en dat hij zich bewust was van de risico's die deze stoffen met zich meebrachten voor de volksgezondheid. De officier van justitie had een gevangenisstraf van achttien maanden geëist, maar de rechtbank legde een lagere straf op van vier maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.
De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen van de Opiumwet en de Geneesmiddelenwet, en concludeerde dat de verdachte strafbaar was voor de bewezenverklaarde feiten. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.