ECLI:NL:RBSGR:2010:BO0936

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
355049 - FA RK 09-10435
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering tot inschrijving van een huwelijksakte en erkenning van een schijnhuwelijk

In deze zaak verzoekt de man om zijn in China gesloten huwelijk met de vrouw te laten inschrijven in het huwelijksregister van de gemeente 's-Gravenhage, dan wel om erkenning van het huwelijk op grond van artikel 5, lid 1 van de Wet conflictenrecht huwelijk (Wch). Het College van Burgemeester en Wethouders (B&W) van de gemeente 's-Gravenhage heeft echter geweigerd om dit huwelijk in te schrijven, met als argument dat er sprake is van een schijnhuwelijk. De rechtbank heeft de zaak op 6 september 2010 behandeld, waarbij de man en zijn advocaat aanwezig waren, evenals de ambtenaar van de burgerlijke stand, de heer A.R. Baptiste, en mevrouw J. de Man. De vrouw is niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping.

De man voert aan dat het huwelijk, dat inmiddels vijf jaar bestaat, niet als schijnhuwelijk kan worden aangemerkt. Hij stelt dat er regelmatig contact is tussen hem en de vrouw en dat hij meerdere keren naar China heeft gereisd. De ambtenaar van de burgerlijke stand handhaaft echter zijn standpunt dat het huwelijk een schijnhuwelijk is, omdat het huwelijk kort na de eerste ontmoeting is voltrokken en er geen gemeenschappelijke taal was tussen de man en de vrouw. De rechtbank oordeelt dat de eerdere besluiten van B&W en de rechtbank Alkmaar, die het bezwaar van de man ongegrond verklaarden, terecht zijn. De rechtbank stelt dat het huwelijk moet worden aangemerkt als een schijnhuwelijk, ongeacht de tijdsverloop en de ontwikkelingen na de huwelijkssluiting.

De rechtbank wijst het verzoek van de man af, omdat het inschrijven van het huwelijk in strijd is met de Nederlandse openbare orde. De rechtbank verwijst naar relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek en eerdere rechtspraak die bevestigen dat het huwelijk als schijnhuwelijk moet worden beschouwd. De rechtbank concludeert dat het beroep van de man op erkenning van het huwelijk op basis van artikel 5 Wch niet kan slagen, en dat ook zijn beroep op de artikelen 8 en 12 van het EVRM en artikel 23 van het Bupo-verdrag niet succesvol is, omdat de openbare orde-exceptie van toepassing is.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 09-10435
Zaaknummer: 355049
Datum beschikking: 4 oktober 2010
Voorziening tegen de weigering tot het opmaken van een akte van de burgerlijke stand
Erkenning van een in het buitenland gesloten huwelijk
Beschikking op het op 14 december 2009 ingekomen verzoekschrift van:
de man,
wonende te [plaats A],
advocaat mr. L.J.P. Mentink te Alkmaar.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
de vrouw,
wonende te [plaats B], Volksrepubliek China.
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage,
zetelend te 's-Gravenhage,
hierna te noemen: de ambtenaar.
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- de brief d.d. 15 februari 2010 van de zijde van de man, met als bijlage een instemmingsverklaring van de vrouw d.d. 6 februari 2010;
- de brief d.d. 25 februari 2010, met bijlagen, van de zijde van de ambtenaar.
Op 6 september 2010 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de man met zijn advocaat alsmede de ambtenaar in de persoon van de heer A.R. Baptiste vergezeld van mevrouw J. de Man, tevens ambtenaar van de burgerlijke stand. De vrouw is - hoewel behoorlijk opgeroepen - niet ter terechtzitting verschenen.
Verzoek en verweer
Het verzoekschrift strekt ertoe:
- het huwelijk tussen de man en de vrouw, gesloten op [huwelijksdatum] 2005 te China, in te (doen) schrijven in het huwelijksregister van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage;
- het op [huwelijksdatum] 2005 buiten Nederland gesloten huwelijk van de man met de vrouw te erkennen op grond van artikel 5, eerste lid, Wet conflictenrecht huwelijk;
- de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De ambtenaar heeft bij voornoemd schrijven van 25 februari 2010 verzocht de verzoeken af te wijzen.
Feiten
- De man en de vrouw zijn op [huwelijksdatum] 2005 gehuwd te [plaats B], Volksrepubliek China.
- Bij besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats A] (B&W [plaats A]) van 27 december 2005 is het verzoek om het tussen de man en de vrouw gesloten huwelijk in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens te registreren afgewezen.
- Op 19 mei 2006 heeft B&W [plaats A] het door de man daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
- Bij uitspraak van 14 februari 2007 heeft de rechtbank Alkmaar het door de man tegen dat besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard.
- Op 3 oktober 2007 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State het tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar ingestelde hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd.
- Bij besluit van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage van 3 november 2009 is het verzoek van de man om de huwelijksakte in te schrijven in de registers van de burgerlijke stand te 's-Gravenhage geweigerd.
Beoordeling
De rechtbank begrijpt het verzoek van de man aldus, dat de man verzoekt - nu de ambtenaar bij besluit van 3 november 2009 geweigerd heeft de huwelijksakte in te schrijven in de registers van de burgerlijke stand - om een last tot inschrijving van deze huwelijksakte en om erkenning van het huwelijk op grond van artikel 5, eerste lid, Wet conflictenrecht huwelijk (Wch).
Verzoeker voert de volgende gronden aan voor deze verzoeken.
Ten eerste verzoekt de man de rechtbank een ander toetsingskader te hanteren dan B&W [plaats A], rechtbank Alkmaar en de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, in die zin dat thans rekening wordt gehouden met ontwikkelingen die zich na de huwelijkssluiting hebben voorgedaan. De man voert daartoe aan dat het huwelijk ruim vijf jaar geleden is gesloten en de man en de vrouw nog steeds gehuwd zijn terwijl er regelmatig contact is tussen de man en de vrouw, waarbij de man een aantal keer naar China is gereisd. De man stelt dat aan het tijdsverloop en de relatie tussen partijen sinds de huwelijkssluiting betekenis moet worden toegekend. De man stelt dat thans voldoende vaststaat dat er geen sprake is van een schijnhuwelijk.
Ten tweede voert de man aan dat het tussen de man en de vrouw in China gesloten huwelijk dient te worden erkend op de voet van artikel 5, eerste lid, Wch. Dit artikel bepaalt dat een buiten Nederland gesloten huwelijk dat ingevolge het recht van de Staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden, als zodanig wordt erkend. De man stelt dat aanleiding is voor toepassing van de openbare
orde-exceptie als bedoeld in artikel 6 Wch. Als ten tijde van de huwelijkssluiting al sprake zou zijn geweest van een schijnhuwelijk - hetgeen de man betwist - dan zou dit niet thans dienen te leiden tot een toepassing van art. 6 Wch, nu dit artikel ziet op strijd met fundamentele waarden en normen. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake, aldus de man.
Ten slotte heeft de man gesteld dat onthouden van erkenning aan het huwelijk van de man en de vrouw in strijd is met de artikelen 8 en 12 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), alsmede met artikel 23 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (Bupo-verdrag).
De ambtenaar handhaaft zijn standpunt dat erkenning aan het in China gesloten huwelijk onthouden moet worden. Op het moment van het tot stand komen van het huwelijk was er sprake van een schijnhuwelijk. Eventuele latere ontwikkelingen zijn niet van belang. De ambtenaar stelt dat erkenning van het huwelijk in strijd is met de Nederlandse openbare orde. Ten aanzien van het beroep van de man op de artikelen 8 en 12 EVRM en artikel 23 Bupo-verdrag handhaaft de ambtenaar zijn standpunt zoals weergegeven in zijn brief van 25 februari 2010.
De rechtbank overweegt als volgt.
Artikel 5, eerste lid Wch bepaalt dat een buiten Nederland gesloten huwelijk dat ingevolge het recht van de Staat waarvan de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden, als zodanig wordt erkend.
Artikel 6 Wch bepaalt dat, ongeacht artikel 5, erkenning wordt onthouden, indien deze erkenning onverenigbaar zou zijn met de openbare orde.
Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van onverenigbaarheid met de openbare orde.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Het verzoek om het tussen de man en de vrouw gesloten huwelijk in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens te registreren, is afgewezen op de grond dat het huwelijk in strijd is met de openbare orde omdat sprake is van een schijnhuwelijk. B&W [plaats A] heeft aan zijn besluit ten grondslag gelegd dat het huwelijk van de man en de vrouw niet veel meer dan een etmaal nadat zij elkaar voor het eerst hadden ontmoet is voltrokken terwijl zij alleen met behulp van een tolk met elkaar hadden gesproken. Voorts heeft B&W [plaats A] in aanmerking genomen dat de man en de vrouw ten tijde van de huwelijksvoltrekking niet met elkaar konden communiceren, bij gebreke van een gemeenschappelijke taal die zij beiden enigermate beheersten. Daarnaast kwamen tegenstrijdigheden voor in de onafhankelijk van elkaar afgelegde verklaringen over onder meer de wederzijdse financiën en de eventuele vestiging van de echtelieden in China na de totstandkoming van het huwelijk. Deze tegenstrijdigheden hebben de man en de vrouw niet afdoende kunnen verklaren. Ten slotte heeft B&W [plaats A] voor de vorming van zijn standpunt van betekenis geacht dat de vrouw heeft verklaard dat het niet de bedoeling is dat de man zich bij haar in China vestigt.
Zoals onder de feiten vermeld heeft B&W [plaats A] het door de man gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en heeft de rechtbank Alkmaar het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het door de man ingestelde hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd. De afdeling Bestuursrechtspraak heeft daartoe overwogen dat B&W [plaats A] aan de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, in onderling verband bezien, het redelijke vermoeden heeft mogen ontlenen dat het huwelijk tussen partijen een schijnhuwelijk is.
De rechtbank maakt de overwegingen van de Afdeling Bestuursrechtspraak tot de hare. Het huwelijk tussen de man en de vrouw moet worden aangemerkt als een schijnhuwelijk.
De rechtbank deelt niet de visie van de man dat, door het verstrijken van de tijd, het schijnhuwelijk niet langer bestaat. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van een schijnhuwelijk het oogmerk bij het aangaan van dat huwelijk bepalend en komt aan latere ontwikkelingen geen betekenis toe. Gelet op deze vaste rechtspraak zal de rechtbank niet ingaan op de door de man aangevoerde feiten en omstandigheden die zijn ontstaan na de huwelijkssluiting nu deze omstandigheden het oogmerk van de man en de vrouw bij het sluiten van het huwelijk niet anders maken.
De rechtbank is verder van oordeel dat het inschrijven van het schijnhuwelijk in strijd komt met de Nederlandse openbare orde. De rechtbank verwijst voor haar oordeel naar artikel 1:50 BW en artikel 1: 71a BW. Voorts verwijst de rechtbank naar de uitspraak van het Hof 's-Gravenhage van 4 april 2004, LJN AO4203 waarin het aangaan van een schijnhuwelijk in strijd met de openbare orde werd geacht.
Nu vaststaat dat het huwelijk van partijen een schijnhuwelijk betreft, kan het beroep van de man op artikel 5 Wch naar het oordeel van de rechtbank niet leiden tot erkenning van dit huwelijk.
Het beroep van de man op de artikelen 8 en 12 EVRM en artikel 23 Bupo-verdrag slaagt evenmin. De rechtbank vat de openbare orde-exceptie van het schijnhuwelijk op als een toegestane beperking in de zin van voornoemde artikelen.
De rechtbank beslist als na te melden.
Beslissing
De rechtbank:
wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.W. de Wit, F.J. Verbeek en W.M.A. der Weduwe-de Groot, bijgestaan door P. Hillebrand als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 oktober 2010.