ECLI:NL:RBSGR:2010:BO0936
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- C.W. de Wit
- F.J. Verbeek
- W.M.A. der Weduwe-de Groot
- Rechtspraak.nl
Weigering tot inschrijving van een huwelijksakte en erkenning van een schijnhuwelijk
In deze zaak verzoekt de man om zijn in China gesloten huwelijk met de vrouw te laten inschrijven in het huwelijksregister van de gemeente 's-Gravenhage, dan wel om erkenning van het huwelijk op grond van artikel 5, lid 1 van de Wet conflictenrecht huwelijk (Wch). Het College van Burgemeester en Wethouders (B&W) van de gemeente 's-Gravenhage heeft echter geweigerd om dit huwelijk in te schrijven, met als argument dat er sprake is van een schijnhuwelijk. De rechtbank heeft de zaak op 6 september 2010 behandeld, waarbij de man en zijn advocaat aanwezig waren, evenals de ambtenaar van de burgerlijke stand, de heer A.R. Baptiste, en mevrouw J. de Man. De vrouw is niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping.
De man voert aan dat het huwelijk, dat inmiddels vijf jaar bestaat, niet als schijnhuwelijk kan worden aangemerkt. Hij stelt dat er regelmatig contact is tussen hem en de vrouw en dat hij meerdere keren naar China heeft gereisd. De ambtenaar van de burgerlijke stand handhaaft echter zijn standpunt dat het huwelijk een schijnhuwelijk is, omdat het huwelijk kort na de eerste ontmoeting is voltrokken en er geen gemeenschappelijke taal was tussen de man en de vrouw. De rechtbank oordeelt dat de eerdere besluiten van B&W en de rechtbank Alkmaar, die het bezwaar van de man ongegrond verklaarden, terecht zijn. De rechtbank stelt dat het huwelijk moet worden aangemerkt als een schijnhuwelijk, ongeacht de tijdsverloop en de ontwikkelingen na de huwelijkssluiting.
De rechtbank wijst het verzoek van de man af, omdat het inschrijven van het huwelijk in strijd is met de Nederlandse openbare orde. De rechtbank verwijst naar relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek en eerdere rechtspraak die bevestigen dat het huwelijk als schijnhuwelijk moet worden beschouwd. De rechtbank concludeert dat het beroep van de man op erkenning van het huwelijk op basis van artikel 5 Wch niet kan slagen, en dat ook zijn beroep op de artikelen 8 en 12 van het EVRM en artikel 23 van het Bupo-verdrag niet succesvol is, omdat de openbare orde-exceptie van toepassing is.