beschikking
RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE
Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2010/19
rekestnummer: 374766 HA RK 10-439
procedurenummers: AWB 09/8771 IB/PVV G D3; AWB 09/8789; IB/PVV G D3; AWB 09/8769 ZFZELF G D3 en AWB 09/8801 ZFZELF G D3
datum beschikking: 7 oktober 2010
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht, in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres],
verzoeker,
procederend in persoon;
Mr. [X],
rechter in de rechtbank te ’s-Gravenhage, sector bestuursrecht.
1. Voorgeschiedenis en het procesverloop.
1.1 Bij deze rechtbanken zijn vier zaken van verzoeker aanhangig tegen beslissingen van de Belastingdienst/ [te P]. De door verzoeker ingediende beroepschriften zouden gevoegd worden behandeld op de zitting van 1 september 2010 vanaf 15.00 uur.
1.2 Verzoeker heeft bij zijn pleidooi voor genoemde zitting – welk pleidooi per fax is ingekomen bij de griffie van de rechtbank op 1 september 2010 – de wraking van mr. [X] verzocht.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek.
Op 27 september 2010 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoeker is niet ter zitting verschenen, maar is om 16.00 uur door de voorzitter van de wrakingskamer telefonisch in de gelegenheid gesteld het wrakingsverzoek toe te lichten. In het telefoongesprek met de voorzitter heeft verzoeker het wrakingsverzoek toegelicht, zulks in bijzijn van de griffier van de wrakingskamer die het gesprek via de luidsprekerfunctie van de telefoon heeft gevolgd. Mr. [X] heeft bij e-mailbericht van 7 september 2010 de wrakingskamer meegedeeld dat hij niet op het wrakingsverzoek wenst te worden gehoord.
Bij brief van 20 september 2010 is namens de inspecteur van de Belastingdienst/ [te P] meegedeeld dat de Belastingdienst niet bij de zitting van de wrakingskamer aanwezig zal zijn.
3. Het standpunt van verzoeker.
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat mr. [X] partijdig is opgetreden, omdat mr. [X] handelt in een rechtssysteem dat aan verzoeker rechtsbescherming ontneemt. Daartoe heeft verzoeker – zakelijk weergegeven – gesteld dat:
- mr. [X] weigert een door verzoeker verzochte getuige op te roepen dan wel verzoeker de adresgegevens van die getuige te verstrekken;
- mr. [X] verzoeker niet in de gelegenheid stelt om toegang te krijgen tot databases, waarin uitspraken staan die verzoekers standpunt in zijn zaak kunnen onderbouwen.
4. Het standpunt van mr. [X]
Mr. [X] heeft niet inhoudelijk op het wrakingsverzoek gereageerd.
5.1 Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.2 Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
5.3 Dat mr. [X] weigert om een getuige op te roepen is een beslissing van processuele aard en levert geen grond voor wraking op, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, waarvan in deze zaak niet is gebleken. Dat mr. [X] de adresgegevens van een getuige niet aan verzoeker verstrekt, is evenmin een grond voor wraking, omdat een dergelijke verstrekking geen taak is van de rechter. Hetzelfde geldt voor het niet in de gelegenheid stellen van verzoeker om toegang te krijgen tot databases van uitspraken.
5.4 Nu de door verzoeker aangevoerde gronden het verzoek niet kunnen dragen en zich naar het oordeel van de rechtbank ook overigens geen omstandigheden hebben voorgedaan die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor een gebrek aan onpartijdigheid van mr. [X] dan wel de uiterlijke schijn daarvan, dient het verzoek te worden afgewezen.
5.5 Uit de mondelinge toelichting van verzoeker leidt de rechtbank af dat het wrakingsverzoek niet zozeer betrekking heeft op de persoon van mr. [X], maar op het rechtssysteem, dat in de visie van verzoeker hem onvoldoende in staat stelt om zijn zaak te bepleiten, waardoor hem rechtsbescherming wordt ontnomen. Hoezeer de rechtbank ook oog heeft voor de frustratie van verzoeker ten aanzien van het rechtssysteem in Nederland, het middel van wraking kan daarvoor niet worden benut. De rechtbank zal daarom bepalen dat op grond van artikel 8:18, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht een volgend verzoek tot wraking in de (gevoegde) zaak, die aan het onderhavige wrakingsverzoek ten grondslag ligt, niet in behandeling zal worden genomen.
5.6 Derhalve zal als volgt worden beslist.
wijst het verzoek tot wraking af;
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
bepaalt voorts dat, op grond van artikel 8: 18, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht een volgend verzoek tot wraking in de hoofdzaak niet in behandeling zal worden genomen;
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de Belastingdienst/ [te P];
• mr. [X].
Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2010 door mr. D. Aarts, voorzitter,
mrs F.J. Verbeek en H.M.D. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Gest als griffier.