ECLI:NL:RBSGR:2010:BO0829
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Wraking van een rechter in civiele procedure wegens te late indiening van het verzoek
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 29 september 2010 uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoekster had op 25 augustus 2010 een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. [X], vice-president van de rechtbank, naar aanleiding van een tussenvonnis dat op 9 juni 2010 was gewezen. De rechtbank oordeelde dat verzoekster niet-ontvankelijk was in haar verzoek, omdat zij dit pas elf weken na het wijzen van het vonnis had ingediend. De rechtbank benadrukte dat volgens artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een wrakingsverzoek moet worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Verzoekster had niet aangetoond dat er omstandigheden waren die de late indiening van het verzoek rechtvaardigden.
Tijdens de mondelinge behandeling op 27 september 2010 was verzoekster niet verschenen, en haar verzoek om aanhouding van de zaak werd niet gehonoreerd. Mr. [X] was ook niet aanwezig, maar had in een schriftelijke reactie aangegeven dat zij niet in de wraking berustte. De rechtbank concludeerde dat verzoekster omstreeks 9 juni 2010 op de hoogte had moeten zijn van het vonnis en dat de lange termijn tussen het vonnis en de indiening van het wrakingsverzoek niet gerechtvaardigd was. De rechtbank verklaarde verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek en bepaalde dat het proces in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.