ECLI:NL:RBSGR:2010:BO0829

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
374318 / HA RK 10-422 Wrakingsnummer 17/2010
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter in civiele procedure wegens te late indiening van het verzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 29 september 2010 uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoekster had op 25 augustus 2010 een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. [X], vice-president van de rechtbank, naar aanleiding van een tussenvonnis dat op 9 juni 2010 was gewezen. De rechtbank oordeelde dat verzoekster niet-ontvankelijk was in haar verzoek, omdat zij dit pas elf weken na het wijzen van het vonnis had ingediend. De rechtbank benadrukte dat volgens artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een wrakingsverzoek moet worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Verzoekster had niet aangetoond dat er omstandigheden waren die de late indiening van het verzoek rechtvaardigden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 27 september 2010 was verzoekster niet verschenen, en haar verzoek om aanhouding van de zaak werd niet gehonoreerd. Mr. [X] was ook niet aanwezig, maar had in een schriftelijke reactie aangegeven dat zij niet in de wraking berustte. De rechtbank concludeerde dat verzoekster omstreeks 9 juni 2010 op de hoogte had moeten zijn van het vonnis en dat de lange termijn tussen het vonnis en de indiening van het wrakingsverzoek niet gerechtvaardigd was. De rechtbank verklaarde verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek en bepaalde dat het proces in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE – MEERVOUDIGE WRAKINGSKAMER
Wrakingsnr. 17/2010
rekestnummmer: 374318/ HA RK 10-422
datum beschikking: 29 september 2010
BESCHIKKING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster;
tegen
Mr. [X],
vice-president van de rechtbank ’s-Gravenhage, sector civiel recht.
1. Voorgeschiedenis en het procesverloop
1.1 Op 9 juni 2010 heeft mr. [X] vonnis gewezen in een zaak tussen verzoekster en [A] en [B]. Het betreft een tussenvonnis.
1.2 Bij brief van 25 augustus 2010, bij de rechtbank ingekomen op 26 augustus 2010, heeft verzoekster een verzoek tot wraking van mr. [X] ingediend.
1.3 Op 15 september 2010 heeft mr. [X] haar schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek ingediend.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek
2.1 Op 27 september 2010 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoekster is niet verschenen. Zij heeft een brief, gedateerd 26 september 2010, afgegeven bij de rechtbank waarin zij verzoekt om aanhouding van de zaak. Dit verzoek is niet gehonoreerd. Mr. [X] is evenmin verschenen.
2.2 Als derde belanghebbende is mevrouw [B] ter zitting verschenen.
3. Het standpunt van verzoekster
3.1 Verzoekster stelt - verkort weergegeven - dat de door mr. [X] gebruikte bewoordingen in haar vonnis onnodig grievend zijn voor verzoekster. Hieruit blijkt dat mr. [X] geen neutrale houding heeft aangenomen en dat de rechterlijke onpartijdigheid schade kan lijden, aldus verzoekster.
4. Het standpunt van mr. [X]
4.1 Mr. [X] heeft in haar brief van 15 september 2010 de wrakingskamer medegedeeld dat zij niet in de wraking berust. Ten eerste is het wrakingsverzoek te laat ingediend, waardoor verzoekster niet-ontvankelijk is in haar verzoek. Ten tweede behelzen de door verzoekster aangehaalde grievende bewoordingen inhoudelijke rechtsoordelen. Deze kunnen dan ook niet tot wraking leiden, aldus - verkort weergegeven - mr. [X].
5 Het standpunt van [A] en [B]
5.1 [A] en [B] hebben zich op het standpunt gesteld dat verzoekster niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat het verzoek tot wraking te laat is ingediend.
6 Beoordeling
6.1 De rechtbank stelt voorop dat artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voorschrijft dat het wrakingsverzoek moet worden gedaan, zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
6.2 Nu dit door verzoekster niet is betwist, stelt de rechtbank vast dat verzoekster omstreeks 9 juni 2010 bekend had moeten zijn met het onderhavige vonnis. Zij heeft echter pas op 26 augustus 2010, derhalve elf weken na het wijzen van het vonnis, het verzoek tot wraking ingediend bij de rechtbank. Door het laten verstrijken van een dermate lange termijn is geen sprake meer van het doen van een verzoek zodra de feiten en omstandigheden aan verzoekster bekend zijn geworden. Verzoekster heeft geen omstandigheden aangevoerd die de late indiening van het wrakingsverzoek rechtvaardigen. Als gevolg daarvan is verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
* verzoekster;
* [A] en [B] p/a hun raadsvrouw, mr. C. Heijs te Groningen;
* mr. [X].
Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 september 2010 door mrs. D. Aarts, F.J. Verbeek en H.M.D. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.B.H. Nguyen als griffier.