Parketnummer 09/665204-10
Datum uitspraak: 11 oktober 2010
De rechtbank ’s-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte [A]],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
adres: [adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 27 september 2010.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. W. Bos en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. C.M. Peeperkorn, advocaat te Amsterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks de periode van 1 februari 2009 tot en met 1 augustus 2009 te 's-Gravenhage en/of Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, met regelmaat (gewoonte), althans meermalen, althans eenmaal, in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf, namelijk (als) (medewerk(st)er) (Personeel & Organisatie) van de Nederlandse Spoorwegen en/of NS Poort en/of [bedrijf] en/of Stationsfoodstore en/of (als) (winkel/vestigingsmanager) AH to go, een of meer personen, te weten Marokkanen en/of personen met een (van oorsprong) Marokkaanse afkomst, opzettelijk heeft gediscrimineerd wegens zijn/hun ras, door
- alle, althans vrijwel alle, althans een onevenredig groot aantal, Marokkaanse sollicitanten en/of sollicitanten met een (van oorsprong) Marokkaanse afkomst (die zich hadden aangemeld/binnenkwamen bij/via het bedrijfsonderdeel Personeel & Organisatie) af te wijzen en/of
- in reactie op een inventarisatie van/vraag naar de wervingsbehoefte van AH to go vestigingen (door het bedrijfsonderdeel Personeel & Organisatie) aan te geven geen Marokkaanse sollicitanten/medewerkers te willen krijgen en/of
- in een inventarisatie van de wervingsbehoefte van AH to go vestigingen bij de lokaties [locatie 1], [locatie 2] en/of [locatie 3] de tekst "geen marrokanen(!)" op te nemen en/of (vervolgens) bij mailbericht van 4 juni 2009 aan onder meer voornoemde vestigingen van AH to go te vragen of deze inventarisatie van de wervingsbehoefte nog steeds van toepassing was en/of (vervolgens) bij mailbericht van 4 juni 2009 te bevestigen dat deze inventarisatie van de wervingsbehoefte nog steeds van toepassing was met de tekst "Dringend! geen Marrokanen!" en/of
- geen, althans nauwelijks, althans een onevenredig klein aantal, Marokkaanse sollicitanten en/of sollicitanten met een (van oorsprong) Marokkaanse afkomst voor een sollicitatie/functie door te sturen/verwijzen naar voornoemde vestigingen van AH to go;
art 137g lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks de periode van 1 februari 2009 tot en met 1 augustus 2009 te 's-Gravenhage en/of Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf, namelijk (als) (medewerk(st)er) (Personeel & Organisatie) van de Nederlandse Spoorwegen en/of NS Poort en/of [bedrijf] en/of Stationsfoodstore en/of (als)
(winkel/vestigingsmanager) AH to go, een of meer personen, te weten Marokkanen en/of personen met een (van oorsprong) Marokkaanse afkomst, heeft gediscrimineerd wegens zijn/hun ras, door
- alle, althans vrijwel alle, althans een onevenredig groot aantal, Marokkaanse sollicitanten en/of sollicitanten met een (van oorsprong) Marokkaanse afkomst (die zich hadden aangemeld/binnenkwamen bij/via het bedrijfsonderdeel Personeel & Organisatie) af te wijzen en/of
- in reactie op een inventarisatie van/vraag naar de wervingsbehoefte van AH to go vestigingen (door het bedrijfsonderdeel Personeel & Organisatie) aan te geven geen Marokkaanse sollicitanten/medewerkers te willen krijgen en/of
- in een inventarisatie van de wervingsbehoefte van AH to go vestigingen bij de lokaties [locatie 1], [locatie 2] en/of [locatie 3] de tekst "geen marrokanen(!)" op te nemen en/of (vervolgens) bij mailbericht van 4 juni 2009 aan onder meer voornoemde vestigingen van AH to go te vragen of deze inventarisatie van de wervingsbehoefte nog steeds van toepassing was en/of (vervolgens) bij mailbericht van 4 juni 2009 te bevestigen dat deze inventarisatie van de wervingsbehoefte nog steeds van toepassing was met de tekst "Dringend! geen Marrokanen!" en/of
- geen, althans nauwelijks, althans een onevenredig klein aantal, Marokkaanse sollicitanten en/of sollicitanten met een (van oorsprong) Marokkaanse afkomst voor een sollicitatie/functie door te sturen/verwijzen naar voornoemde vestigingen van AH to go;
art 429quater lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair het misdrijf van beroepsmatige discriminatie zou hebben gepleegd daar zij
Marokkanen, dan wel personen van Marokkaanse afkomst, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) opzettelijk heeft gediscrimineerd wegens hun ras;
subsidiair de overtreding van beroepsmatige discriminatie daar zij
Marokkanen, dan wel personen van Marokkaanse afkomst, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) heeft gediscrimineerd wegens hun ras.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – zoals vervat in haar pleitnota – in de kern het volgende gesteld.
* De verklaring van verdachte dient te worden uitgesloten van het bewijs omdat de politie heeft verzuimd om haar, overeenkomstig de bestendige Salduz-jurisprudentie, te wijzen op het haar toekomende recht een advocaat te consulteren.
* Anders dan verdachte bij de politie heeft verklaard, heeft zij ook in de periode waarin het haar duidelijk was dat de drie filialen geen Marokkaanse sollicitanten wilden, elke sollicitatie inhoudelijk bekeken en dus niet, wanneer zij dacht dat een naam wees op een Marokkaanse afkomst, die sollicitant buiten beschouwing gelaten.
* Gelet op de beperkte uitleg die aan het begrip discriminatie ex artikel 90quater Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) moet worden gegeven, kan het enkele feit dat verdachte de voorkeuren van anderen (in casu de drie vestigingsmanagers) in een overzicht van de wervingsbehoeften van de verschillende AH to go vestigingen heeft opgenomen en vervolgens heeft geïnventariseerd of die voorkeuren nog golden, niet als discriminatie worden aangemerkt. Daartoe is namelijk een feitelijke achterstelling althans een werkelijk ingetreden discriminerend gevolg vereist.
* Verdachte kan bovendien niet als medepleger worden aangemerkt, omdat haar inventarisatie van algemene strekking was en nergens uit blijkt dat haar opzet gericht was op het verkrijgen van een discriminatoire reactie. Evenmin kan verdachte als medepleger worden aangemerkt, gelet op het feit dat er geen sprake is geweest van frequente en intensieve contacten tussen verdachte en de drie vestigingsmanagers in verband met de ten laste gelegde beschuldigingen. Er is slechts sprake geweest van een registratie van personeelsbehoefte door verdachte en verdachte heeft er verder niet bij nagedacht toen ze “geen marokkanen” aan het schema toevoegde.
Op grond van vorenstaande heeft de raadsvrouw integrale vrijspraak bepleit.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging
Vaststaande feiten
Op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank ten eerste het navolgende vast.1
Op 16 juli heeft het Bureau Discriminatiezaken Hollands Midden en Haaglanden aangifte gedaan van discriminatie van mensen wegens ras in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf door [bedrijf] B.V.2 Aanleiding daarvoor was dat verdachte, medewerkster P&O van Stationsfoodstore op 4 juni 2009 een e-mailbericht3 heeft verzonden, waarin een verzoek is gedaan aan de verschillende filialen van AH to go, om te bekijken of de wervingsbehoefte per winkel nog klopte. Bij die mail zat een bijlage waarin de daarvoor aangegeven wervingsbehoefte was aangegeven, inhoudende dat in totaal drie filialen van AH to go (te weten die van [locatie 1], [locatie 3] en [locatie 2]) daarbij te kennen hadden gegeven een personeelsbehoefte te hebben, in twee gevallen bovendien “dringend!”, zij het dat daaraan was toegevoegd “geen marokkanen”.4 De drie betrokken bedrijfsleiders, hebben na daarmee door de horende verbalisanten te zijn geconfronteerd, verklaard dat zij inderdaad op enig moment bij Personeel & Organisatie hadden aangegeven in elk geval tijdelijk geen Marokkaanse sollicitanten doorgestuurd te willen krijgen.5
Bewijsverweren
De rechtbank verwerpt het betoog van de raadsvrouw dat de bij de politie afgelegde verklaring van verdachte dient te worden uitgesloten van het bewijs,omdat de politie heeft verzuimd om haar, overeenkomstig de bestendige Salduz-jurisprudentie, te wijzen op het haar toekomende recht een advocaat te consulteren. Anders dan in de Salduz-rechtspraak is in dit geval immers geen sprake van een aangehouden verdachte en bestaat reeds daarom geen recht op het op het politiebureau raadplegen van een advocaat voorafgaand aan het politieverhoor. De verdedigingsrechten van de verdachte zijn daardoor immers thans niet geschonden nu zij over de mogelijkheid en vrijheid beschikte om voorafgaande aan haar verhoor door de politie zelf een advocaat van haar keuze te consulteren, maar daar om haar moverende redenen klaarblijkelijk van af heeft gezien.
De rechtbank verwerpt voorts het betoog van de raadsvrouw dat verdachtes verklaring bij de politie onjuistheden bevat, doordat zij ten tijde van dat verhoor erg zenuwachtig zou zijn geweest en zich hierdoor onvoldoende realiseerde wat de exacte consequenties zouden zijn van de woorden die ze zou kiezen. Verdachte heeft namelijk bij de politie een zeer gedetailleerde, consistente en duidelijke verklaring afgelegd. Zij heeft verklaard dat zij zich pas realiseerde fout te handelen door uitvoering te geven aan de eisen van de winkels, nadat zij daar door anderen op was gewezen. Vervolgens heeft zij verklaard hoe lang en waarom ze in haar ogen destijds fout heeft gehandeld. De rechtbank wijst er hierbij bovendien op dat de verhorende verbalisanten haar daarbij nogmaals, samenvattend, hebben gevraagd of het klopt dat verdachte dus gedurende ongeveer twee weken geen sollicitanten van Marokkaanse afkomst heeft doorgestuurd naar de drie vestigingen, waarop zij dat heeft bevestigd en vervolgens heeft uitgelegd op welke wijze zij de daarmee gepaard gaande (negatieve) selectie (via naam) heeft verricht. Verdachte heeft bovendien getekend te volharden bij haar – al dan niet voorgelezen - verklaring. De rechtbank acht tegen deze achtergrond niet aannemelijk de verklaring van verdachte ter zitting dat zij nimmer uitvoering heeft gegeven aan de eisen van de winkels en is doorgegaan met selecteren op basis van motivatie en beschikbaarheid, zoals zij daarvoor ook deed. Met die verklaring stemt in het geheel niet overeen, zoals zij bij de politie heeft verklaard, dat zij vond dat zij fout had gehandeld. Tevens neemt de rechtbank hierbij in aanmerking dat verdachte ter zitting heeft aangegeven dat ze het zich op dit moment gelet op het verstrijken van de tijd allemaal niet meer zo goed kan herinneren. De rechtbank gaat derhalve uit van de juistheid van de verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd en bezigt deze tot het bewijs.
Beoordelingskader
Met de invoering van de overtreding van artikel 429quater Sr in 1971 is strafbaar gesteld het achterstellen van mensen wegens hun ras bij het beroeps- of bedrijfsmatig aanbieden van goederen of diensten.6 In 1981 is het bereik in daderschap van dit artikel uitgebreid door onderscheid – direct of indirect – wegens ras in de gehele sociaal-economische sfeer strafbaar te stellen en niet alleen een gemaakt onderscheid door (eigenaars van) bedrijven, maar ook door de werknemers van bedrijven.7 In 1991 is de reikwijdte van dit artikel uitgebreid, door naast het onderscheid wegens ras, ook het onderscheid wegens godsdienst, levensovertuiging, geslacht of hetero- of homo gerichtheid strafbaar te stellen. Tegelijkertijd is de definitie van het begrip “discriminatie” in artikel 90quater Sr aangepast en opgenomen in artikel 429quater Sr en is deze vorm van discriminatie met het oog op de wenselijkheid om de wetgeving betreffende discriminatie wegens onder meer ras op verschillende punten aan te scherpen8, ook als misdrijf strafbaar gesteld in artikel 137g Sr.9 Daarbij heeft de wetgever uitdrukkelijk gesteld dat onder “opzettelijk” ook moet worden begrepen het zogenoemde voorwaardelijk opzet (zich willens en wetens blootstellen aan de geenszins denkbeeldige kans dat racistische uitlatingen enz. zullen worden gedaan)10. Tot slot is in 2003 de strafmaat in artikel 137g verhoogd in gevallen waarin discriminatie in de sociaal-economische sfeer tot een beroep of gewoonte is gemaakt of door twee of meer verenigde personen is gepleegd.11
Discriminatie en meer in het bijzonder die in de sociaal-economische sfeer, waaronder de arbeidsmarkt, is derhalve strafbaar gesteld. Onder “discriminatie” moet volgens artikel 90quater Sr worden verstaan “elke vorm van onderscheid, elke uitsluiting, beperking of voorkeur, die ten doel heeft of ten gevolge kan hebben dat de erkenning, het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheiden op politiek, economisch of sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het maatschappelijk leven, wordt teniet gedaan of aangetast.” Onder onderscheid naar ‘ras’ moet volgens de wetgever met verwijzing naar het oordeel van de Hoge Raad onder vermelding van artikel 1 van het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie mede worden verstaan onderscheid naar: huidskleur, afkomst, nationale of etnische afstamming.12
Discriminatie wegens ras
Verdachte was van maart 2009 tot en met augustus 2009 werkzaam als administratief medewerkster bij de afdeling P&O van Stationsfoodstore.13 In die hoedanigheid was zij belast met de werving en selectie van personeel dat zich via het internet meldde. Zij beoordeelde deze internetsollicitaties op motivatie en beschikbaarheid en stuurde deze door naar de verschillende filialen van (ondermeer) AH-to-go conform de door de verschillende winkelmanagers opgegeven personeelsbehoefte.14 Om de personeelsbehoefte van de verschillende filialen te peilen, stuurde zij ongeveer één keer per maand een overzicht rond met de door de filialen eerder opgegeven wervingsbehoefte en de vraag om eventuele wijzigingen aan haar door te geven. Dit overzicht bestond reeds op het moment van haar indiensttreding.15
Aldus handelend heeft zij op 4 juni 2009 de in dit strafproces van belang zijnde mail met de gewraakte passages rondgestuurd met een overzicht waarin door haar is opgenomen dat drie vestigingen van winkelmanagers, thans medeverdachten, naar haar uit (telefonische) mededelingen van die winkelmanagers was gebleken, op dat moment een dringende personeelsbehoefte hadden, maar “geen marokkanen” doorgestuurd wilden krijgen om te solliciteren op die vestigingen.16 Tegenover de politie heeft zij verklaard dat zij vanaf het moment dat zij van de betrokken winkelmanagers dit bericht ontving, gedurende ongeveer twee weken, (in het geheel) geen sollicitanten met een Marokkaanse of daarop gelijkende naam aan hen heeft doorgestuurd.17
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden bewezen dat verdachte heeft gediscrimineerd naar ras. Immers heeft zij, door gedurende een periode van ongeveer twee weken geen sollicitanten met een Marokkaanse of daarop gelijkende naam door te sturen, uitvoering gegeven aan de wens van de winkelmanagers om “geen Marokkanen” als personeel aan te bieden aan de betrokken drie filialen en daarmee een groep van personen wegens hun afkomst dan wel nationaliteit beperkt in hun mogelijkheden om zich een positie op de arbeidsmarkt te verwerven. Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, reikt de gedraging van verdachte daarmee verder dan het enkel inventariseren en ventileren van de personeelsbehoefte van deze drie winkelmanagers, nu zij daaraan naar zij tegenover de politie heeft verklaard ook zelf direct gevolg aan heeft gegeven.
Opzettelijk
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte bewust – namelijk in reactie op het verzoek van de drie winkelmanagers – gedurende een periode die binnen de tenlastelegging valt en met een feitelijk resultaat gedurende een periode van ongeveer twee weken, een direct onderscheid gemaakt op grond van ras bij de selectie van sollicitanten die via internet zich hadden aangemeld voor een baan. Verdachte heeft daardoor willens en wetens een groep mensen op basis van nationale afkomst achtergesteld. De rechtbank acht mitsdien opzettelijke discriminatie bewezen.
Strafverzwarende omstandigheden (medeplegen)
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de discriminerende handelingen in bewuste en nauwe samenwerking met elk van de drie winkelmanagers heeft verricht. Zij heeft immers willens en wetens uitvoering gegeven aan het individuele verzoek van elk van deze managers om geen sollicitanten van Marokkaanse afkomst meer door te sturen.
Voor zover mogelijk naar buiten toe de indruk is gewekt in de berichtgeving dat de medewerkers van [bedrijf], eigenaar van de desbetreffende vestigingen van AH-to go, met medeweten van elkaar en mogelijk op grotere schaal zich schuldig zou hebben gemaakt aan discriminatie wegens ras, acht de rechtbank deze onjuist, hetgeen moge volgen uit haar partiële vrijspraken binnen de primaire tenlastelegging.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 1 maart 2009 tot en met 1 augustus 2009, samen met telkens één van haar mededaders, in de uitoefening van een beroep opzettelijk schuldig heeft gemaakt aan de discriminatie wegens ras van personen met een Marokkaanse afkomst.
dat zij in de periode van 1 maart 2009 tot en met 1 augustus 2009 elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep namelijk als medewerkster Personeel & Organisatie van Stationsfoodstore, personen, te weten Marokkanen en/of personen met een (van oorsprong) Marokkaanse afkomst, opzettelijk heeft gediscrimineerd wegens hun ras, door
- in reactie op een inventarisatie naar de wervingsbehoefte van AH to go vestigingen (door het bedrijfsonderdeel Personeel & Organisatie) aan te geven geen Marokkaanse sollicitanten/medewerkers te willen krijgen en
- in een inventarisatie van de wervingsbehoefte van AH to go vestigingen bij de locaties [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3] de tekst "geen marokkanen(!)" op te nemen en vervolgens bij mailbericht van 4 juni 2009 aan onder meer voornoemde vestigingen van AH to go te vragen of deze inventarisatie van de wervingsbehoefte nog steeds van toepassing was en vervolgens bij mailbericht van 4 juni 2009 te bevestigen dat deze inventarisatie van de wervingsbehoefte nog steeds van toepassing was met de tekst "geen marokkanen!" en
- geen Marokkaanse sollicitanten en/of sollicitanten met een (van oorsprong) Marokkaanse afkomst voor een sollicitatie/functie door te sturen naar voornoemde vestigingen van AH to go.
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een geldboete van
€ 1.250,00, waarvan € 500,00 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan discriminatie wegens ras binnen de uitoefening van een bedrijf, door op verzoek van winkelmanagers van verschillende AH to go vestigingen, geen sollicitanten van Marokkaanse afkomst meer door te sturen naar deze vestigingen. De ernst van deze gedraging is er vooral in gelegen dat verdachte zich in een maatschappelijke positie bevond waarin zij een doorslaggevende invloed had op de mogelijkheden voor deze groep sollicitanten om op gelijke voet met anderen het recht op arbeid uit te oefenen. Door de werving via internet voor de gehele groep Marokkanen, althans mensen met een op het eerste gezicht Marokkaanse afkomst af te sluiten, heeft zij hen op willekeurige basis, namelijk uitsluitend wegens hun ras, in potentie de mogelijkheid ontnomen om zich individueel te ontplooien. Om die reden rekent de rechtbank haar deze gedraging aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 6 september 2010 betreffende de verdachte. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor strafbare feiten met justitie in aanraking is gekomen.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank er bij de strafoplegging rekening mee dat via andere kanalen dan P&O, personen van Marokkaanse afkomst niet zijn weerhouden van solliciteren en kennelijk ook zijn aangenomen bij de evenbedoelde en andere AH-to-go vestigingen. De rechtbank acht op grond van het verhandelde ter zitting en verdachtes uitlatingen daaromtrent niet aannemelijk dat verdachte een persoon is die in een breder verband dan de bewezenverklaring discriminatoire uitlatingen doet of discriminatoire gedachten koestert of daarnaar handelt. Dit laat de rechtbank sterk meewegen in haar oordeel. Tot slot houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte reeds intern is gestraft middels een schriftelijke waarschuwing van haar leidinggevende en het feit dat de zaak al veel - voor verdachte negatieve - media-aandacht heeft gehad.
De rechtbank acht daarom al met al een deels voorwaardelijke geldboete, zoals geëist door de officier van justitie, in beginsel een passende bestraffing.
Echter, in aanmerking genomen de omstandigheid dat verdachte niet of nauwelijks ruggensteun heeft gekregen vanuit haar werkgever bij het (leren) omgaan met de (specifieke) problematiek van het personeelsbeleid in de AH to go vestigingen, terwijl verdachte vervolgens wel – op zichzelf beschouwd terecht - fors en kritisch is aangesproken op de wijze waarop zij de winkelmanagers ondersteunde om die problemen op te lossen, laat de rechtbank het in casu bij de oplegging van een geheel voorwaardelijke geldboete.
7. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 47, 57 en 137g van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8. De beslissing
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding primair tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
medeplegen van het in de uitoefening van een beroep personen opzettelijk discrimineren wegens hun ras, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een geldboete van € 1.250,00 (twaalfhonderdenvijftig euro);
bepaalt dat de geldboete bij gebreke van betaling en verhaal zal worden vervangen
door hechtenis voor de tijd van 22 (tweeëntwintig) dagen;
bepaalt dat deze geldboete niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het eind van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mrs H. Steenhuis, voorzitter,
A.S.I. van Delden en I. Brand, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. de Jong, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 oktober 2010.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt door daartoe bevoegde (opsporings)ambtenaren. Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit pagina’s van het doorgenummerde (pagina’s 1 t/m 74) proces-verbaal van de politie Haaglanden met het nummer PL1521/2009/30103-28.
2 Aangifte Bureau Discriminatiezaken Hollands Midden en Haaglanden d.d. 16 juli 2009, p. 22.
3 Ander geschrift, te weten een mail d.d. 4 juni 2009, p. 23.
4 Ander geschrift, te weten bijlage bij de mail d.d. 4 juni 2009, p. 26 en 27.
5 Proces-verbaal van verhoor verdachte [B] d.d. 29 oktober 2009, pagina 39; proces-verbaal van verhoor verdachte [C] d.d. 17 december 2009, pagina 58 en proces-verbaal van verhoor verdachte [D] d.d. 23 december 2009, pagina 66.
6 TK 9724, nr. 3, p. 6.
7 TK 16115, nr. 3 (Stb. 1981, 306).
8 TK20239 (Stb. 1991, 623), M.v.T., nr. 3, p. 2.
9 TK 20239 (Stb. 1991, 623). Zie voor de invoering van artikel 137g Sr. nr. 15 en voor de aanpassing van artikel 90quater nr. 23.
10 TK20239 (Stb. 1991, 623, M.v.T., nr. 3, p. 6.
11 TK 27792 (Stb. 2003, 480).
12 TK 16115, nr. 3, p. 5 en de daarin vermelde verwijzing naar HR 24 juni 1975, NJ 1975, 450 en HR 15 juni 1976, NJ 1976, 551.
13 Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 27 september 2010
14 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 4 november 2009, pagina 44.
15 Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 27 september 2010.
16 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 4 november 2009, pagina 45; ter zitting hebben verdachte en medeverdachten uiteengezet dat de woorden “dringend” betrekking hadden op de noodzaak van personeel.
17 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 4 november 2009, pagina 45.