ECLI:NL:RBSGR:2010:BN9635
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot heroverweging en opschorting van een Europees betalingsbevel
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 30 september 2010 uitspraak gedaan op een verzoek tot heroverweging en opschorting van een Europees betalingsbevel. Het verzoek is ingediend door verweerster, vertegenwoordigd door mr. T.V. Janssens, die aanvoert dat het betalingsbevel niet op de juiste wijze aan haar is betekend en dat de vordering door haar wordt betwist. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek tot heroverweging te laat is ingediend, aangezien dit pas op 18 mei 2010 is ingediend, terwijl verweerster op 15 maart 2010 op de hoogte was van het betalingsbevel. Dit betekent dat het verzoek niet binnen de vereiste termijn van vier weken is ingediend, zoals voorgeschreven in artikel 9 lid 2 onder c van de Uitvoeringswet.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek tot opschorting niet-ontvankelijk is, omdat dit verzoek bij het bevoegde gerecht in de lidstaat van tenuitvoerlegging, in dit geval Italië, ingediend dient te worden. De rechtbank heeft de argumenten van verweerster, die stelt dat verdere tenuitvoerlegging aanzienlijke schade zal veroorzaken, niet kunnen honoreren, omdat de procedure voor opschorting niet bij hen aanhangig kan worden gemaakt.
De rechtbank heeft ook overwogen dat de schriftelijke heroverwegingsprocedure zich niet leent voor een proceskostenveroordeling, en heeft het verzoek van verweerster om veroordeling in de kosten afgewezen. De beslissing van de rechtbank houdt in dat verweerster niet-ontvankelijk wordt verklaard in zowel het verzoek tot opschorting als het verzoek tot heroverweging van het Europese betalingsbevel. De uitspraak is gedaan door mr. M.E. Groeneveld-Stubbe en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.