ECLI:NL:RBSGR:2010:BN9404

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09-9209 PRBESL
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouw vrijstaande woning in strijd met bestemmingsplan; eisers vrezen verlies van uitzicht en privacy

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 29 september 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, wonende te [plaats], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Teylingen. De zaak betreft een projectbesluit van 17 november 2008, waarbij verweerder toestemming heeft gegeven voor de bouw van een vrijstaande woning op een braakliggend terrein naast Boerhaavestraat 54 te Voorhout. Eisers hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij vrezen voor verlies van uitzicht en aantasting van hun privacy door de realisatie van de woning.

De rechtbank heeft overwogen dat het projectbesluit in strijd is met het bestemmingsplan "Dorp 1978", dat aan het perceel de bestemming "Openbare en bijzondere doeleinden" heeft gegeven. Verweerder heeft echter betoogd dat de omgeving is veranderd en dat de gekozen hoogtes van de woning aansluiten bij de bestaande bebouwing. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder zijn besluit voldoende heeft onderbouwd en dat de belangenafweging op een inzichtelijke wijze is verantwoord.

Eisers hebben betoogd dat de goot- en nokhoogte van de woning lager zouden moeten zijn, maar de rechtbank heeft dit betoog verworpen. De rechtbank concludeert dat de realisatie van de woning niet leidt tot een onaanvaardbare inbreuk op de privacy en het uitzicht van eisers, aangezien de afstand tussen de woningen voldoende is om deze zorgen te mitigeren. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling uitgesproken, omdat er geen aanleiding toe was.

De uitspraak is openbaar gedaan en eisers kunnen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Afdeling 1, meervoudige kamer
Reg.nr.: AWB 09/9209 PRBESL
UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[Eiser 1] en [Eiser 2], beiden wonende te [plaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Teylingen, verweerder.
I PROCESVERLOOP
Bij besluit van 17 november 2008 (bestreden besluit) heeft verweerder een projectbesluit genomen voor het realiseren van een vrijstaande woning.
Per brief van 22 december 2009, ingekomen bij de rechtbank op 29 december 2010, hebben eisers beroep tegen het bestreden besluit ingesteld.
Per brief van 9 februari 2010 hebben eisers de gronden van het beroep geformuleerd.
Op 12 maart 2010 heeft verweerder de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op 22 juli 2010 ter zitting behandeld. Eisers zijn in persoon verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] en [B].
II OVERWEGINGEN
Verweerder wil mogelijk maken dat op het perceel naast Boerhaavestraat 54 te Voorhout (perceel) - het betreft een braakliggend terrein waar voorheen een brandweergarage was gesitueerd - een vrijstaande woning kan worden gerealiseerd. Dit voornemen komt echter in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Dorp 1978" (bestemmingsplan), waarin aan het perceel de bestemming "Openbare en bijzondere doeleinden" is gegeven.
Een en ander heeft geleid tot het voornemen van verweerder om ten behoeve van het perceel een projectbesluit te nemen. In zijn vergadering van 11 juni 2009 heeft de raad van de gemeente Teylingen (gemeenteraad) ingestemd met het plan om op het perceel een vrijstaande woning, met een goothoogte van 6 meter en een nokhoogte van 11 meter, te realiseren. Bij deze gelegenheid heeft de gemeenteraad de bevoegdheid tot het nemen van een projectbesluit ten behoeve van voornoemd bouwplan aan verweerder gedelegeerd.
Vervolgens heeft verweerder in een huis-aan-huisblad medegedeeld dat hij voornemens is ten behoeve van het perceel een projectbesluit te nemen, en dat de op dit voornemen betrekking hebbende stukken van 20 augustus 2009 tot en met 30 september 2009 ter inzage liggen. Op 19 september 2009 hebben eisers een zienswijze naar voren gebracht. De zienswijze heeft verweerder niet op andere gedachten gebracht. Daarom heeft hij het bestreden besluit genomen.
Verweerder heeft in de toelichting op het projectbesluit uitgebreid onderbouwd waarom de realisering van een vrijstaande woning met een goothoogte van 6 meter en een nokhoogte van 11 meter op het perceel, zijns inziens, planologisch verantwoord is. In dit kader heeft verweerder met name aangevoerd dat de omgeving van het perceel gaandeweg is veranderd van een gebied met bebouwing voor openbaar bestuur en dienstverlening naar een woongebied, en dat de gekozen hoogtes aansluiten bij zowel de hoogtes van de woningen aan het Boerhaavehof als die van het plan "Regenboog".
Eisers kunnen zich niet verenigen met het bestreden besluit. Zij zijn namelijk bang dat een woning in de door verweerder voorgestane zin zal leiden tot verlies van uitzicht en aantasting van hun privacy. Daarom betogen eisers dat verweerder in redelijkheid niet had mogen bepalen dat op het perceel bebouwing met een goothoogte van 6 meter en een nokhoogte van 11 meter mag worden gerealiseerd. In dit kader hebben eisers, zowel schriftelijk als ter zitting, benadrukt dat zij geen bezwaar tegen de komst van woningbouw op het perceel hebben.
Ingevolge artikel 3.10, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan de gemeenteraad ten behoeve van de verwezenlijking van een project een projectbesluit nemen.
Ingevolge artikel 3.10, vierde lid, van de Wro kan de gemeenteraad de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid delegeren aan burgemeester en wethouders.
De rechtbank stelt voorop dat artikel 3.10, eerste lid, van de Wro aan verweerder een ruime mate van beleidsvrijheid laat, en dat de bestuursrechter het gebruik van deze vrijheid slechts terughoudend mag toetsen. Hierbij past de kanttekening dat een projectbesluit moet berusten op een zorgvuldig onderzoek naar de relevante feiten en de af te wegen belangen, en dat de gemaakte belangenafweging op een voor derden inzichtelijke wijze moet zijn verantwoord.
Daarnaast constateert de rechtbank dat eisers reeds nu kunnen worden geconfronteerd met omvangrijke bebouwing op korte afstand van hun woning. Het bestemmingsplan laat namelijk toe dat op de grens van het perceel een gebouw met een maximale hoogte van 9 meter wordt gerealiseerd. Bezien vanuit deze invalshoek leidt het bestreden besluit slechts tot een geringe inbreuk op het nu geldende planologisch regime.
De rechtbank oordeelt dat verweerder in dit geval heeft voldaan aan diens onderzoeks- en motiveringsplicht. Hierbij neemt de rechtbank met name in aanmerking dat het bestreden besluit uitgebreid is toegelicht, mede aan de hand van deskundigenrapportages.
Verder is, naar het oordeel van de rechtbank, niet vol te houden dat verweerder redelijkerwijs op het perceel een gebouw met een goothoogte van 6 meter en een nokhoogte van 11 meter niet had mogen toestaan. Hierbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
Eisers betogen dat de goot- en nokhoogte van de in geding zijnde woning lager zou moeten worden vastgesteld nu de woning aan de Boerhaavestraat 54 een goothoogte heeft van 3 meter. De rechtbank volgt dit betoog niet. Verweerder heeft namelijk onweersproken gesteld - en daarom neemt de rechtbank als vaststaand aan - dat het pand aan de Boerhaavestraat 54 een uitzondering op de bouwstijl vormt, en dat de overige woningen in dit deel van de Boerhaavestraat uit twee woonlagen en een kap bestaan. Daarom kon verweerder, naar het oordeel van de rechtbank, redelijkerwijs menen dat de woning aan de Boerhaavestraat 54 niet valt aan te merken als een representatieve afspiegeling van de stedenbouwkundige eenheid van dit deel van de Boerhaavestraat. De rechtbank oordeelt dan ook dat verweerder de woning aan de Boerhaavestraat 54 niet als maatgevend hoefde aan te merken voor de bebouwing van het perceel.
Eisers betogen voorts dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de bebouwing aan het Boerhaavehof. De rechtbank volgt dit betoog evenmin. Aan het Boerhaavehof liggen namelijk 5 woningen - waaronder de woning van eisers - van hetzelfde type met een plat dak en een hoogte van 7 meter. Deze woningen liggen achter de bestaande woningen aan de Boerhaavestraat 54 tot en met 66. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat een woning met een goothoogte van 6 meter en een nokhoogte van 11 meter op het perceel niet goed in de omgeving kan worden ingepast.
Eisers betogen daarnaast dat realisering van de in geding zijnde woning zal leiden tot een onaanvaardbaar verlies van uitzicht en privacy. Ook dit betoog wordt door de rechtbank niet gevolgd. Het perceel van eisers grenst immers slechts enkele meters aan het te bebouwen perceel, terwijl de afstand tussen de achtergevel van eisers' woning en de achtergevel van de in geding zijnde woning 11 meter bedraagt. Eisers hebben dus slechts in beperkte mate zicht op de in geding zijnde woning. Bij dit alles komt nog dat eisers reeds nu kunnen worden geconfronteerd met een blinde muur van 9 meter hoog, zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft toegelicht.
De rechtbank concludeert dat de tegen het bestreden besluit gerichte gronden niet kunnen slagen. Daarom zal zij het beroep ongegrond verklaren. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding tot het uitspreken van een proceskostenveroordeling ten laste van verweerder.
III BESLISSING
De rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mrs. D. Aarts, L. Koper en L.M. Koenraad, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.F. van Aalst.
Uitgesproken in het openbaar op 29 september 2010.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.