Parketnummer 09/997563-08
Datum uitspraak: 21 september 2010
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] in 1961,
adres: [adres]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 7 september 2010.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.M.J. de Rijck en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. D. Duijvelshoff, advocaat te Almere, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
[zaak 1: illegaal doden van twee vossen in het Pan van Persijn]
hij op of omstreeks 16 juni 2008 te Katwijk in het gebied bekend als het Pan
van Persijn
opzettelijk twee dieren behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te
weten vossen (vulpes vulpes) met een jachtgeweer heeft gedood,
terwijl dit niet uit hoofde van schadebestrijding was toegestaan, reeds omdat
de grondgebruiker verdachte niet op grond van artikel 65 lid 6 van de Flora-
en faunawet daarvoor schriftelijke toestemming had gegeven
artikel 9 van de Flora- en faunawet
[zaak 2: gebruik van een vervalste toestemming van de grondgebruiker van het
Pan van Persijn]
hij op of omstreeks 16 juni 2008 te Katwijk, in elk geval in het
arrondissement 's-Gravenhage,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
een vals(e) en/of vervalst(e) (kopie van een) document aangeduid Toestemming
van de grondgebruiker aan ondergenoemde personen (houders toestemming) van ten
behoeve van uitvoering van krachtens de Flora- en faunawet gegeven
vrijstellingen (art. 65), aanwijzingen (art 67) en ontheffingen (art 68, 75),
als bedoeld in artikel 6, Besluit beheer en schadebestrijding, zijnde dit
document (deze kopie) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig
feit te dienen,
als ware dat geschrift echt en onvervalst,
bestaande dat gebruik in het tonen van dat geschrift aan de politieambtenaar
[Verbalisant I ] bij gelegenheid van een opsporingsonderzoek naar strafbare
feiten door verdachte en
bestaande die valsheid of die vervalsing erin dat in dat geschrift in strijd
met de waarheid was vermeld, zakelijk weergegeven, dat [medeverdachte I ]
grondgebruiker was van het zogeheten Pan van Persijn en dat deze als zodanig
de genoemde toestemming per 2 juni 2008 had verleend aan onder meer verdachte
artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
[zaak 5: verduistering in zijn ambtelijke hoedanigheid van een door [getuige I ]
ingeleverd wapen]
hij in of omstreeks de periode van 8 tot en met 15 april 2008, althans in de
maand april 2008, te Katwijk, in elk geval in het arrondissement 's-Gravenhage,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
opzettelijk een dubbelloops hagelgeweer, merk Beretta, nummer 02518, in elk
geval een jachtwapen dat door [getuige I ] ter afstand was ingeleverd, in elk
geval in bewaring was gegeven bij verdachte in zijn hoedanigheid van
functionaris van het regiokorps van politie Hollands Midden
en welk wapen derhalve geheel of ten dele toebehoorde aan het regiokorps van
politie Hollands Midden, in elk geval aan een ander of aan anderen dan aan
verdachte, en welk goed verdachte aldus anders dan door misdrijf onder zich
had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend,
terwijl hij als politieambtenaar door het begaan van dit strafbare feit een
bijzondere ambtsplicht heeft geschonden en/of bij het begaan van dit strafbare
feit gebruik heeft gemaakt van macht, gelegenheid en/of middel hem door zijn
ambt geschonken
artikel 321 juncto artikel 44 van het Wetboek van Strafrecht
[zaak 5: uitvoer zonder consent van een vuurwapen]
hij op of omstreeks 15 april 2008, althans in de maand april 2008, te Katwijk,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
zonder consent een wapen van categorie III, te weten een dubbelloops
hagelgeweer, merk Beretta, nummer 02518 heeft doen uitgaan naar Engeland
terwijl hij als politieambtenaar door het begaan van dit strafbare feit een
bijzondere ambtsplicht heeft geschonden en/of bij het begaan van dit strafbare
feit gebruik heeft gemaakt van macht, gelegenheid en/of middel hem door zijn
ambt geschonken
(de in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd)
artikel 14 van de Wet wapens en munitie juncto artikel 44 van het Wetboek van
Strafrecht
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in het kader van schadebestrijding twee vossen heeft doodgeschoten, terwijl hij hiervoor niet de benodigde toestemming had van de grondgebruiker. Voorts wordt verdachte verweten dat hij gebruik gemaakt heeft van een vals document. Tot slot wordt verdachte verweten dat hij in zijn hoedanigheid van politieambtenaar een vuurwapen heeft verduisterd en dat hij dit vuurwapen zonder consent heeft doen uitgaan naar Engeland.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte voornoemde feiten heeft begaan.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit ten aanzien van de feiten 1 en 2. De raadsman heeft hiertoe, kort gezegd, aangevoerd dat [medeverdachte I ] wel degelijk grondgebruiker was en dat hij aldus ook gerechtigd was om aan schadebestrijding te doen. Als grondgebruiker kon [medeverdachte I ] middels het ondertekende formulier toestemming verlenen aan verdachte om aan schadebestrijding te doen. Derhalve was verdachte op grond van die toestemming gerechtigd de vossen te doden in het Pan van Persijn. De raadsman heeft ten aanzien van feit 3 eveneens vrijspraak bepleit. Er is geen sprake geweest van opzettelijke wederrechtelijke toe-eigening. Verdachte heeft slechts bemiddeld tussen koper en verkoper. Het eigendom van het wapen is niet geheel noch gedeeltelijk bij het Korps Haaglanden terecht gekomen.
Naar de mening van de raadsman kan feit 4 wettig en overtuigend bewezen worden. Het valt verdachte te verwijten dat hij er niet toe gekomen is om het consent voor het vuurwapen in verband met de uitvoer naar Engeland in orde te maken.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging
Op grond van de voorhanden bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank het navolgende vast. (1)
Feiten 1 en 2
Op 16 juni 2008 bevond [verbalisant II ] zich in het duingebied van de Pan van Persijn in de gemeente Katwijk. De verbalisant was in genoemd gebied aanwezig in het kader van toezicht op de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet. Aldaar lopend heeft hij kort achter elkaar twee schoten gehoord. Hij heeft enkele minuten later een man (naar later blijkt verdachte) zien lopen met een patroongordel gedeeltelijk gevuld met hagelpatronen rond de middel.(2) Verdachte heeft desgevraagd verklaard dat hij een vos onder de hoogzit heeft doodgeschoten met één schot. Enige tijd later heeft hij vanuit de hoogzit een tweede vos doodgeschoten, hiervoor heeft hij twee schoten gebruikt.(3)
In de omgeving worden twee dode jonge vossen aangetroffen met verschillende wondjes waar vers bloed uit komt. De beide vossen voelen nog warm aan. De vos, vulpes vulpes, behoort tot de in Nederland voorkomende beschermde zoogdieren ingevolge artikel 4 van de Flora- en faunawet.(4)
Verdachte heeft verklaard dat hij de vossen heeft geschoten omdat hij bezig was met schadebestrijding. Verdachte heeft vervolgens een verklaring grondgebruiker aan [verbalisant I ] overhandigd.(5) Het formulier betrof een toestemming van de grondgebruiker op grond waarvan de volgende personen de toestemming hadden om aan schadebestrijding te doen, op het Pan van Persijn en enkele er tegenover gelegen velden. Die personen waren, [medeverdachte I ] en [medeverdachte II ].(6)
De raadsman heeft betoogd dat [medeverdachte I ] grondgebruiker was, dat [medeverdachte I ] gerechtigd was om aan schadebestrijding te doen en dat verdachte dit, gelet op het ondertekende toestemmingsformulier, ook was. Op grond van de verklaring van [getuige II ] kan echter vastgesteld worden dat de gemeente Katwijk grondgebruiker was en is van het Natuurgebied Pan van Persijn en niet [medeverdachte I ]. Bovendien heeft de gemeente noch aan [medeverdachte I ] noch aan anderen toestemming verleend om schadebestrijding toe te mogen passen op de percelen waarvan de gemeente Katwijk de grondgebruiker is. Evenmin heeft de gemeente Katwijk [medeverdachte I ] gemachtigd schriftelijk toestemming te geven aan anderen om beheer of schadebestrijding toe te passen op bovengenoemd gebied.(7) Het formulier "toestemming van de grondgebruiker ten behoeve van vrijstellingen Beheer en schadebestrijding" dat door verdachte getoond werd, is derhalve niet rechtsgeldig.(8) [medeverdachte I ] heeft overigens ook verklaard dat hij niet de grondgebruiker is en dat het een vergissing is geweest dat hij wel als zodanig heeft getekend.(9) Verdachte heeft aldus een document getoond dat vals was. Het document was immers getekend door [medeverdachte I ] als ware hij de grondgebruiker, terwijl hij dit niet was.
Verdachte heeft verklaard dat hij sinds 1979 werkzaam was bij de politie en sinds 2000 uitsluitend werkzaam was bij de afdeling Bijzondere Wetten, wat inhield dat hij zich bezig hield met onder meer de handhaving van de Flora en Faunawet. Verdachte hield zich vooral bezig met de groene wetgeving en de wapens. Hij was zelf ook jager en jaagde altijd in gezelschap van andere jagers op uitnodiging.(10)
Uit hoofde van vorenvermelde functie had verdachte ervan op de hoogte moeten zijn dat medeverdachte [medeverdachte I ] niet de grondgebruiker was van het Pan van Persijn. Daarmee hangt samen dat [medeverdachte I ] derhalve niet gerechtigd was om aan verdachte toestemming tot schadebestrijding te verlenen en daarmee hangt vervolgens samen dat verdachte niet gerechtigd was om in dat gebied twee vossen te doden.
Gelet op al het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Feiten 3 en 4
Op 21 oktober 2008 heeft [politieambtenaar I ], werkzaam bij de afdeling Bijzondere Wetten van de politie Hollands Midden de vuurwapendocumenten van de heer [getuige I ] gecontroleerd. [politieambtenaar I ] trof een ontvangstbewijs aan van een jachtgeweer dat door een politieambtenaar in bewaring was genomen en in de kluis van het politiebureau te Katwijk zou moeten staan. Bij controle bleek dit niet het geval.(11) [getuige I ] heeft verklaard dat hij op een zeker moment geen zin meer had in de jacht. Hij heeft toen contact opgenomen met de afdeling Bijzondere Wetten aan het politiebureau in Katwijk, in de persoon van [verdachte] en gezegd dat hij van zijn jachtakte, jachtgeweren (drie kogelgeweren en drie dubbelloops hagelgeweren) en munitie afwilde. Verdachte is bij hem langs geweest en heeft alles meegenomen. Een paar dagen heeft verdachte hem gebeld om te zeggen dat hij een koper had voor een van zijn dubbelloopsgeweren. [getuige I] heeft vervolgens met de verkoop ingestemd.(12)
Verdachte heeft verklaard dat [getuige I ] een van zijn jachtwapens, de Beretta, in bewaring wilde geven omdat [getuige I ] dat wapen mogelijk wilde verkopen. Verdachte wist dat de dochter van [medeverdachte I ], [naam dochter], die woonachtig is in Engeland, een dergelijk wapen zocht. Verdachte heeft het betreffende wapen meegekregen, naar het politiebureau in Katwijk gebracht en ingeschreven in het wapenregister. Verdachte heeft kort daarna [dochter medeverdachte I ] gesproken, zij wilde het wapen wel kopen voor € 125,-. Een paar dagen later is verdachte naar [getuige I ] gegaan en heeft toen het geweer bij [getuige I ] afgerekend. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij met [dochter medeverdachte I ] had afgesproken dat hij voor haar bij de douane in Groningen een consent van uitgaan (naar Engeland) zou aanvragen, maar dat hij dit niet meer gedaan heeft.(13) In de maand juni heeft verdachte het vuurwapen aan [dochter medeverdachte I ] overgedragen.(14)
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij het wapen van [getuige I ] in zijn hoedanigheid van politieambtenaar heeft ingenomen en als zodanig heeft ingeschreven in het wapenregister. Hij heeft daarbij verklaard dat hij het wapen als politieambtenaar heeft meegenomen en het wapen vervolgens als privépersoon heeft geleverd aan [dochter
medeverdachte I ]. Het voorgaande wordt bevestigd door [verbalisant III ] Raadpleging van het bijzonder Wettenprogramma 'Verona' leerde hem dat verdachte op 8 april 2008 uit handen van [getuige I ] een geweer in bewaring heeft genomen. Het betrof een dubbelloopsgeweer van het merk Beretta, serienummer 02518, kaliber 20. Op 15 april 2008 heeft verdachte de status van 'in bewaring' veranderd in 'uitvoer'. Uit informatie van de Centrale Dienst in- en uitvoer van de Douane in Groningen blijkt dat voor het betreffende geweer geen consent tot uitvoer is verleend.(15)
Gelet op voorgaande heeft verdachte het vuurwapen aldus in de hoedanigheid van politieagent op verzoek van [getuige I ] in bewaring genomen, in het politiesysteem Verona gemuteerd en in de politiekluis gelegd. Vervolgens heeft verdachte als privé-persoon bemiddeld tussen de verkoper en de koper ([dochter medeverdachte I ]) bij de verkoop van het vuurwapen en heeft hij het wapen als privé-persoon aan [dochter medeverdachte I ] overhandigd. De rechtbank is van oordeel dat dit handelen als wederrechtelijk valt aan te merken, nu verdachte op het moment dat hij het wapen aan [dochter
medeverdachte I ] overhandigde niet langer in de hoedanigheid van politieagent heeft gehandeld, maar als privé-persoon. Hij beschikte op dat moment als heer en meester over een wapen dat feitelijk niet zijn eigendom was. Daarbij is tevens van belang dat hij uit hoofde van zijn functie hiertoe ook in de gelegenheid was. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich het vuurwapen, anders dan door misdrijf, wederrechtelijk heeft toe-geëigend. Nu uit het voorgaande voorts aannemelijk is geworden dat het wapen zonder consent is uitgegaan naar Engeland, kan feit 4 eveneens wettig en overtuigend bewezen worden.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, - zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - dat:
[zaak 1: illegaal doden van twee vossen in het Pan van Persijn]
hij op 16 juni 2008 te Katwijk in het gebied bekend als het Pan
van Persijn
opzettelijk twee dieren behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te
weten vossen (vulpes vulpes) met een jachtgeweer heeft gedood,
terwijl dit niet uit hoofde van schadebestrijding was toegestaan, reeds omdat
de grondgebruiker verdachte niet op grond van artikel 65 lid 6 van de Flora-
en faunawet daarvoor schriftelijke toestemming had gegeven
[zaak 2: gebruik van een vervalste toestemming van de grondgebruiker van het
Pan van Persijn]
hij op 16 juni 2008 te Katwijk,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
een vervalst document aangeduid Toestemming van de grondgebruiker aan ondergenoemde personen (houders toestemming) van ten behoeve van uitvoering van krachtens de Flora- en faunawet gegeven vrijstellingen (art. 65), aanwijzingen (art 67) en ontheffingen (art 68, 75),
als bedoeld in artikel 6, Besluit beheer en schadebestrijding, zijnde dit document een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,
als ware dat geschrift echt en onvervalst,
bestaande dat gebruik in het tonen van dat geschrift aan de politieambtenaar [Verbalisant I ] bij gelegenheid van een opsporingsonderzoek naar strafbare feiten door verdachte en
bestaande die vervalsing erin dat in dat geschrift in strijd met de waarheid was vermeld, zakelijk weergegeven, dat [medeverdachte I ] grondgebruiker was van het zogeheten Pan van Persijn en dat deze als zodanig de genoemde toestemming per 2 juni 2008 had verleend aan onder meer verdachte
[zaak 5: verduistering in zijn ambtelijke hoedanigheid van een door [getuige I ]
ingeleverd wapen]
hij in de periode van april tot en met juni 2008, te Katwijk,
opzettelijk een dubbelloops hagelgeweer, merk Beretta, nummer 02518, dat door [getuige I ] in bewaring was gegeven bij verdachte in zijn hoedanigheid van functionaris van het regiokorps van politie Hollands Midden
en welk wapen derhalve toebehoorde aan het regiokorps van politie Hollands Midden, en welk goed verdachte aldus anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend,
terwijl hij als politieambtenaar bij het begaan van dit strafbare feit gebruik heeft gemaakt van macht, gelegenheid en middel hem door zijn ambt geschonken
[zaak 5: uitvoer zonder consent van een vuurwapen]
hij in de periode van april tot en met juni 2008, te Katwijk,
tezamen en in vereniging met een ander,
zonder consent een wapen van categorie III, te weten een dubbelloops
hagelgeweer, merk Beretta, nummer 02518 heeft doen uitgaan naar Engeland
terwijl hij als politieambtenaar bij het begaan van dit strafbare feit gebruik heeft gemaakt van macht, gelegenheid en middel hem door zijn ambt geschonken.
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
De raadsman heeft ten aanzien van de feiten 1 en 2 een beroep gedaan op verontschuldigbare rechtsdwaling. Gelet op de gehele voorgeschiedenis van deze zaak is de raadsman van mening dat verdachte op goede gronden in de overtuiging verkeerde en ook mocht verkeren dat zijn gedraging niet ongeoorloofd was. De afwezigheid van alle schuld dient te leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging, aldus de raadsman.
Naar het oordeel van de rechtbank faalt dit beroep. Verdachte was ten tijde van het delict werkzaam als brigadier bij de afdeling Bijzondere Wetten van de politie Hollands Midden. In deze functie wordt men geacht kennis van met name zaken als de onderhavige te hebben. Een ieder, en gelet op zijn functie zeker verdachte, heeft bovendien de zelfstandige verplichting om te voldoen aan de bestaande wet- en regelgeving en zich daaromtrent te informeren. Daarbij had verdachte toegang tot alle informatiebronnen om zo nodig aanvullende informatie te verkrijgen.
Nu niet gebleken is van een omstandigheid die de strafbaarheid van verdachte uitsluit, is verdachte eveneens strafbaar.
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. R.M.J. de Rijck heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij gewijzigde dagvaarding ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, en een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de feiten 1,2 en 3 vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daarbij gesteld dat verdachte zijn straf al genoeg is gestraft. Hij is immers na 30 dienstjaren bij de politie ontslagen en is ook zijn huis kwijtgeraakt. Hij verzoekt de rechtbank om te volstaan met een rechterlijk pardon.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal strafbare feiten. Verdachte heeft in het kader van schadebestrijding twee vossen doodgeschoten, hetgeen niet was toegestaan omdat hiervoor door de grondgebruiker geen toestemming was gegeven. Vossen behoren tot de beschermde inheemse diersoorten. Verdachte heeft, door zijn handelwijze, onterecht schade toegebracht aan de fauna. Vervolgens heeft verdachte gebruik gemaakt van een vervalst document. Immers, het document van toestemming was getekend door [medeverdachte I ] als grondgebruiker, terwijl [medeverdachte I ] geen grondgebruiker was en dus ook niet als zodanig kon en mocht tekenen. Verdachte heeft hierdoor misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer wordt (en moet kunnen worden) gesteld in dergelijke stukken met bewijsbestemming.
Tot slot heeft verdachte een vuurwapen verduisterd en vervolgens zonder consent doen uitgaan naar Engeland. De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij vorenvermelde feiten heeft gepleegd terwijl hij brigadier van politie was en werkzaam bij de afdeling Bijzondere Wetten. Door aldus te handelen heeft hij zich laakbaar gedragen. Verdachte diende als agent garant te staan voor de integriteit van het openbaar gezag. Verdachte heeft die integriteit ernstig geschaad.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte houdt de rechtbank rekening met het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 11 juni betreffende verdachte, waaruit is gebleken dat hij niet eerder met justitie in aanraking geweest. Voorts houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte thans niet meer bij de politie werkzaam is.
Gezien de omstandigheid dat verdachte is ontslagen bij de politie en de bewezenverklaarde feiten voornamelijk door verdachte zijn begaan in zijn hoedanigheid als politieambtenaar, is de rechtbank van oordeel dat met een voorwaardelijke vrijheidsstraf geen doel meer wordt gediend. Voorts constateert de rechtbank dat de redelijke termijn is overschreden, echter verbindt zij hier geen gevolgen aan. Gelet op al het vorenstaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
7. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 22c, 22d, 57 en 321 van het Wetboek van Strafrecht;
- 9 van de Flora- en faunawet
- 1a, 2, 6 van de Wet op de economische delicten;
- 14 en 55 van de Wet wapens en munitie.
8. De beslissing
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij gewijzigde dagvaarding tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1
opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 9 van de Flora- en faunawet
ten aanzien van feit 2
opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht, als waren het echt en onvervalst
ten aanzien van feit 3
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn hoedanigheid als functionaris van politie onder zich heeft gehad
ten aanzien van feit 4
handelen in strijd met artikel 14, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 200 (tweehonderd) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 100 (honderd) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. Steenhuis, voorzitter,
Brand en Meijers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Den Braber, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 september 2010
(1) Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal (PV), wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De processen-verbaal zijn onderdeel van het onderzoek 'India', bestaande uit drie ordners. De eerste ordner bevat het zogenaamde relaas proces-verbaal en zaak 1. De tweede ordner bevat het vervolg van zaak 1, de zaken 2, 3, 3a en de zaken 4 tot en met 8. De derde ordner bevat het vervolg van het relaas proces-verbaal en aanvullingen op de zaken 3en 3a en de zaken 4 tot en met 8.
(2) Ordner 1: Proces-verbaal van bevindingen, PL1613/08-117706, d.d. 23 juni 2008, opgemaakt door [verbalisant II], pagina's 3, 4 en 5
(3) Ordner 1: Proces-verbaal van verhoor verdachte, PL1613/08-117706, d.d. 17 juni 2008, opgemaakt door [verbalisant IV] en [verbalisant I], pagina 1 en 2
(4) Ordner 1: Proces-verbaal van bevindingen, PL1613/08-117706, d.d. 23 juni 2008, opgemaakt door [verbalisant II], pagina 6
(5) Ordner 1: Proces-verbaal, PL1613/08-117706, d.d. 1 juli 2008, opgemaakt door [verbalisant I], pagina 1 en 2
(6) Ordner 1: Een geschrift, te weten het document Toestemming van de grondgebruiker aan ondergenoemde personen (houders toestemming) van ten behoeve van uitvoering van krachtens de Flora- en faunawet gegeven vrijstellingen (art. 65), aanwijzingen (art 67) en ontheffingen (art 68, 75), als bedoeld in artikel 6, Besluit beheer en schadebestrijding
(7) Ordner 2 zaak 2: Proces-verbaal van verhoor [getuige II], PL 1600 BVI 08-66, d.d. 17 november 2008, opgemaakt door [verbalisant V] en [verbalisant VI], pagina's 2, 3 en 4
(8) Ordner 1: Proces-verbaal van bevindingen, PL1613/08-117706, d.d. 3 september 2008, opgemaakt door [verbalisant IV], pagina 2
(9) Ordner 2: Proces-verbaal van 1e verhoor verdachte [medeverdachte I], PL1600 BVI 08-66, d.d. 2 december 2008, opgemaakt door [verbalisant III] en [verbalisant V], pagina 6
(10) Ordner 1: Proces-verbaal van 1e verhoor verdachte, 08/66, d.d. 9 december 2008, opgemaakt door [verbalisant VII] en [verbalisant VI]
(11) Ordner 2 zaak 5: Proces-verbaal, d.d. 21 november 2008, opgemaakt door [verbalisant III]
(12) Ordner 2 zaak 5: Proces-verbaal van bevindingen betreffende de verklaring van getuige [getuige I], nummer 08/66, d.d. 2 december 2008, opgemaakt door [verbalisant VII], pagina 1 en 2
(13) Ordner 2 zaak 5: Proces-verbaal van 4e verhoor [verdachte], nummer 08/66, d.d. 10 december 2008, opgemaakt door [verbalisant VII] en [verbalisant VI], pagina 2 en 3
(14) Verklaring van verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 7 september 2010
(15) Ordner 2 zaak 5: Proces-verbaal, d.d. 21 november 2008, opgemaakt door [verbalisant III]