ECLI:NL:RBSGR:2010:BN8434

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/5172 AW
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.D.J. van Reenen-Stroebel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag wegens plichtsverzuim van ambtenaar bij de Tweede Kamer

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage op 16 september 2010 uitspraak gedaan over het verzoek om een voorlopige voorziening van een ambtenaar die met strafontslag is geconfronteerd wegens plichtsverzuim. De ambtenaar, werkzaam bij het Restaurantbedrijf van de Tweede Kamer, had in de jaren 2007 tot en met 2009 herhaaldelijk onterecht gebruik gemaakt van dinerbonnen en de representatiepas. De verweerder, de Griffier van de Tweede Kamer, stelde dat de ambtenaar zich schuldig had gemaakt aan fraude en dat dit plichtsverzuim verwijtbaar was. De voorzieningenrechter oordeelde dat de ambtenaar niet voldeed aan de voorwaarden voor het gebruik van dinerbonnen, aangezien zij niet onder de juiste categorie medewerkers viel zoals gedefinieerd in de Regeling verstrekking avondmaaltijd. Bovendien had de ambtenaar de dinerbonnen zelf ondertekend, wat niet was toegestaan zonder de juiste bevoegdheid. De voorzieningenrechter concludeerde dat het strafontslag niet onevenredig was en dat de ambtenaar haar integriteit had geschaad. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de voorzieningenrechter benadrukte dat medewerkers verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen, ongeacht de controlemechanismen van de organisatie. De uitspraak bevestigde dat een gebrek aan controle geen vrijbrief is voor plichtsverzuim.

Uitspraak

VOORZIENINGENRECHTER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Afdeling 3
Reg.nr.: AWB 10/5172 AW
UITSPRAAK ingevolge artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
op het verzoek om een voorlopige voorziening van
[verzoekster], wonende te [plaats],
gemachtigde mr. [A],
ter zake van het besluit van 22 juni 2010 van de Griffier van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, verweerder, waarbij verzoekster met ingang van 1 juli 2010 strafontslag wordt verleend, althans is medegedeeld dat dit besluit onmiddellijk ten uitvoer wordt gelegd.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt. Voorts heeft zij de voorzieningen-rechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is op 2 september 2010 ter zitting behandeld.
Verzoekster is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [B]. Voorts zijn verschenen [C] en [D], werkzaam bij verweerders organisatie.
I OVERWEGINGEN
1Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.1 Bij besluit van 27 februari 1991 is verzoekster met ingang van 1 maart 1991 bij de Tweede Kamer aangesteld als serveerster bij het Restaurantbedrijf.
2.2 Bij besluit van 5 oktober 2001 is verzoekster met ingang van 1 augustus 2001 ontheven van haar functie van [functie] bij het Restaurantbedrijf en is zij per 1 augustus 2001 benoemd tot [functie] bij de dienst Communicatie voor 32 uur per week.
2.3 Met ingang van 1 november 2007 werd verzoekster in het kader van de PAS-Regeling geacht werkzaam te zijn gedurende 26,94 uur per week.
2.4 Bij brief van 15 december 2009 is aan verzoekster medegedeeld dat ten aanzien van haar een procedure plichtsverzuim zal worden gestart in verband met het vermoeden van plichtsverzuim dat ten aanzien van haar was gerezen.
2.5 Bij besluit van 7 januari 2010 is verzoekster, als gevolg van reorganisatie, met ingang van 1 januari 2010 geplaatst in de functie van [functie].
2.6 Op 16 februari 2010 heeft een gesprek plaatsgevonden met verzoekster, waarbij zij verantwoording heeft kunnen afleggen met betrekking tot het vermoeden van plichtsverzuim.
2.7 Bij brief van 12 maart 2010 is aan verzoekster het voornemen tot strafontslag kenbaar gemaakt.
2.8 Op 24 maart 2010 heeft verzoekster mondeling en schriftelijk haar zienswijze kenbaar gemaakt.
3 Bij besluit van 22 juni 2010 heeft verweerder verzoekster met ingang van 1 juli 2010 strafontslag verleend, althans medegedeeld dat dit besluit onmiddellijk ten uitvoer wordt gelegd. Voorts wordt verzoekster ontheven van de verplichting om arbeid te verrichten en met behoud van bezoldiging tot 1 juli 2010 verlof verleend. De toegangspas van verzoekster zal worden geblokkeerd. Ten slotte is aangekondigd dat bij afzonderlijk besluit het fraudebedrag zal worden teruggevorderd.
Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat sprake is van plichtsverzuim, nu verzoekster zich in de jaren 2007 tot en met 2009 structureel en frequent schuldig heeft gemaakt aan fraude, overduidelijk onterecht gebruik dan wel misbruik van dinerbonnen en van de representatiepas dan wel zeer ernstig misbruik van de voorzieningen van de Tweede Kamer. Verweerder acht dit plichtsverzuim verwijtbaar. Zowel de gedragingen betreffende de dinerbonnen als de gedraging betreffende de representatiepas kunnen het strafontslag afzonderlijk dragen.
4 Verzoekster heeft aangevoerd dat zij valt onder de categorie medewerkers A als bedoeld in de Regeling Verstrekking avondmaaltijd van september 2003 en dat zij derhalve gebruik mocht maken van dinerbonnen. Zij had in 2008 een werkrooster dat voorzag in het werken van 09.00 uur 's ochtends tot 19.15 uur 's avonds. Weliswaar waren deze werktijden niet gekoppeld aan het vergaderschema van de Tweede Kamer of aan een commissievergadering, maar zij verrichtte na overleg met haar leidinggevende wel werkzaamheden tot 19.15 uur 's avonds. Zij wijst er op dat bijzondere werkafspraken niet ongewoon waren in de organisatie van de Tweede Kamer.
Verzoekster betwist dat zij zich schuldig zou hebben gemaakt aan het, met gebruik maken van de representatiepas, kopen van verschillende producten voor eigen gebruik zonder daarvoor te betalen.
Ten slotte stelt verzoekster dat het strafontslag onevenredig is te achten. De geschatte inkomensschade bedraagt ruim € 80.000,-- netto tot 1 oktober 2013, zijnde het moment waarop zij de AOW-leeftijd bereikt. Het vermeend ten onrechte genoten voordeel wordt geschat op € 1.500,--.
5.1Artikel 115, eerste lid, van het Ambtenarenreglement Staten-Generaal (hierna: ARSG) bepaalt dat de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege disciplinair kan worden gestraft.
Ingevolge het tweede lid van artikel 115 van het ARSG omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets, welk een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
5.2 Artikel 116 van het ARSG regelt welke disciplinaire straffen kunnen worden opgelegd.
Ingevolge het bepaalde in het eerste lid, onder l, van dit artikel kan als disciplinaire straf aan de ambtenaar ontslag worden verleend.
5.3 Volgens vaste jurisprudentie dient de bestuursrechter, die moet beslissen over een
besluit tot oplegging van een disciplinaire straf, vast te stellen of de betrokkene zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim terzake waarvan het bestuursorgaan hem de straf heeft opgelegd. De overtuiging dat sprake moet zijn van plichtsverzuim zal de rechter moeten ontlenen aan deugdelijk vastgestelde gegevens die aan het bestuursorgaan ter beschikking hebben gestaan bij het nemen van het strafbesluit. De voorzieningenrechter verwijst hierbij naar de uitspraak van de Raad van 28 september 2000 (LJN: AA8137).
6.1De voorzieningenrechter overweegt allereerst dat verweerder het voornemen tot strafontslag van 12 maart 2010, waarin passages met betrekking tot een verlofstuwmeer zijn opgenomen, integraal tot onderdeel van het bestreden besluit heeft gemaakt. Dit verhoudt zich niet met de mededeling in het bestreden besluit dat het verlofstuwmeer als aandachtspunt is komen te vervallen. Verweerder dient dit in de te nemen beslissing op bezwaar te herstellen.
6.2 Ter zitting heeft verweerder medegedeeld dat de ingangsdatum van het ontslag is vastgesteld 1 juli 2010. Verzoekster heeft dit ook zo opgevat. De voorzieningenrechter gaat dan ook uit van deze ontslagdatum.
Met betrekking tot de representatiepas
6.2 Verweerder heeft facturen overgelegd waaruit zou blijken dat verzoekster de
representatiepas ten onrechte heeft gebruikt. De voorzieningenrechter overweegt dat uit bedoelde facturen niet valt af te leiden dat verzoekster de betreffende uitgaven bij de verschillende restaurantvoorzieningen heeft gedaan met behulp van de representatiepas.
Verweerder dient, indien hij onterecht gebruik van de representatiepas als plichtsverzuim wenst te handhaven, bij de te nemen beslissing op bezwaar een nadere onderbouwing te geven op basis van deugdelijk vastgestelde gegevens. Dit betekent niet dat het verzoek om een voorlopige voorziening reeds hierom voor toewijzing in aanmerking komt.
Met betrekking tot de dinerbonnen
6.3 In artikel 2 van de Regeling verstrekking avondmaaltijd van 25 september 2003 (hierna: de Regeling) is het volgende bepaald:
"Wanneer u tot een van onderstaande groepen medewerkers behoort, komt u in aanmerking voor een verstrekking van de avondmaaltijd. Het gaat om:
(a) medewerkers die vergadergebonden zijn of medewerkers die op basis van een
Dientrooster zijn ingeroosterd en die werkzaamheden verrichten op avonden dat de plenaire- of commissievergadering tot na 18.45 uur voortduurt: en
(b) medewerkers die overwerk verrichten waarbij het aantal reguliere arbeidsuren
(afhankelijk van de gekozen modaliteit), met minimaal twee uren wordt verlengd en tot na 18.45 uur voortduurt."
6.4 Ter zitting heeft verzoekster vastgehouden aan haar standpunt dat zij moet worden beschouwd als medewerker bedoeld in artikel 2, onder a, van de Regeling omdat zij stelt te zijn ingeroosterd op basis van een dienstrooster. Zij heeft ter zitting medegedeeld dat zij vanuit haar functie niet is betrokken bij vergaderingen van commissies dan wel de Tweede Kamer.
De voorzieningenrechter overweegt dat, gelet op de ter zitting door verzoekster gedane mededeling en zoals verweerder ter zitting heeft bevestigd, verzoekster werkzaam is volgens een werktijdenregeling en niet volgens een dienstrooster. Van een dienstrooster is slechts sprake bij aangewezen medewerkers, zoals bijvoorbeeld beveiligingsmedewerkers, die werkzaam zijn in continudiensten.
Voor zover verzoekster meent dat waarde moet worden gehecht aan het enkele feit dat haar werkzaamheden tot na 18.45 uur voortduurden, overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Ter zitting is gebleken dat verzoekster tot 1 november 2007 was aangesteld voor 32 uur per week, verdeeld over vier dagen van acht uur. Per 1 november 2007, zijnde de datum waarop zij gebruik ging maken van de PAS-regeling, werd verzoekster geacht werkzaam te zijn gedurende 26,94 uur per week. Verzoekster heeft haar werkweek per die datum gewijzigd in drie dagen van negen uur. Hierbij komt dagelijks nog een pauze van driekwartier en een half uur opbouw van compensatieverlof. Dit maakt, volgens verzoekster, dat zij werkzaam was van 09.00 uur tot 19.15 uur. Verzoekster stelt dat een medewerker van Personeelszaken op de hoogte was. Ter zitting heeft de leidinggevende van verzoekster, mevrouw [D], medegedeeld dat verzoekster haar werktijden, zonder overleg, heeft gewijzigd. Zij is hier eind januari 2009 bij toeval achtergekomen en heeft verzoekster hier later op aangesproken.
De voorzieningenrechter overweegt dat verzoekster eenzijdig de indeling van haar werkweek heeft gewijzigd. Mevrouw [D] heeft verzoekster, zoals blijkt uit het verslag van het functioneringsgesprek op 9 februari 2009, medegedeeld dat de werkbelasting van verzoekster niet zodanig was dat de door verzoekster gemaakte lange dagen gerechtvaardigd waren en dat verzoekster haar dagelijkse werktijd diende in te korten. Op de dagen waarop verzoekster afwezig was, was de waarneming van de betreffende taken gewaarborgd.
De voorzieningenrechter overweegt dat hieruit niet volgt dat de werktijdindeling van verzoekster het gevolg was van een opdracht van haar leidinggevende en dat verzoekster moet worden geacht werkzaam te zijn volgens een dienstrooster.
De voorzieningenrechter is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat verzoekster niet behoort tot de medewerkers zoals bedoeld in artikel 2, onder a, van de Regeling. Verzoekster had dit kunnen en moeten weten.
Hieruit volgt dat verzoekster geen aanspraak maakt op verstrekking van avondmaaltijden, welke bij de restaurantvoorzieningen van de Tweede Kamer kunnen worden afgerekend met dinerbonnen.
6.5 Voor zover verzoekster heeft verwezen naar andere medewerkers die gebruik hebben gemaakt van dinerbonnen, overweegt de voorzieningenrechter dat die gevallen, anders dan bij verzoekster, een incidenteel karakter hadden en dat het daarbij ging om overwerk.
6.6 Verweerder heeft verzoekster tevens tegengeworpen ten onrechte dinerbonnen heeft ondertekend. Dit diende het diensthoofd te doen, aldus verweerder.
Niet in geschil is dat verzoekster de administratie met betrekking tot de dinerbonnen bijhield. Ter zitting heeft verzoekster medegedeeld dat zij de dinerbonnen zelf heeft ondertekend. Zij stelt tekenbevoegdheid te hebben gehad voor het invoeren van de administratie met betrekking tot facturen, maar dat zij deze bevoegdheid niet had met betrekking tot betalingen.
De voorzieningenrechter overweegt dat verzoekster bewust en zonder daartoe gemachtigd te zijn de door haar gebruikte dinerbonnen zelf heeft ondertekend. Ter zitting heeft mevrouw [D] medegedeeld dat verzoekster haar periodiek overzichtslijsten verstrekte, waarin ter zake van het gebruik van dinerbonnen alleen aantallen waren opgenomen. Mevrouw [D] zag de dinerbonnen niet. De voorzieningenrechter volgt het standpunt van verweerder dat verzoekster hiermee controle op haar werkzaamheden in dit kader bewust heeft bemoeilijkt. Dit neemt niet weg dat de controle door mevrouw [D], doordat zij er zonder meer van uit ging dat verzoekster haar werk op dit punt op een juiste manier verrichtte en zij zelf geen goede controlemomenten had ingebouwd, te wensen overliet. Nu niet is gebleken dat mevrouw [D] navraag deed naar de ondertekening van de dinerbonnen, terwijl ook zij wist dat het diensthoofd de dinerbonnen moest ondertekenen, moet het er voor worden gehouden dat zij kennelijk wel op de hoogte was van de ondertekening van die bonnen door verzoekster.
6.6 Verweerder heeft terecht heeft vastgesteld dat verzoekster zich op de dagen waarop zij ten onrechte gebruik heeft gemaakt van de dinerbonnen en door het feit dat zij deze bonnen ten onrechte zelf heeft ondertekend schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim.
Niet is gebleken dat de gedragingen niet aan verzoekster kunnen worden toegerekend.
Verweerder heeft zich op grond hiervan terecht bevoegd geacht om verzoekster wegens plichtsverzuim te ontslaan.
6.7 De voorzieningenrechter is van oordeel dat het verleende strafontslag niet onevenredig is. In lijn met jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (uitspraak van 13 april 2006, LJN: AX1635) is de voorzieningenrechter van oordeel dat een gebrek aan adequate controle geen vrijbrief vormt voor medewerkers om de zwakke plekken van een systeem te misbruiken. Medewerkers hebben hun eigen verantwoordelijkheid jegens hun werkgever, en een gebrek aan controle doet op zichzelf niet af aan de ernst van een geconstateerd plichtsverzuim. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster blijk heeft gegeven van gedrag, waarmee zij haar integriteit heeft geschaad en het in haar door verweerder gestelde vertrouwen heeft beschaamd.
7 Hetgeen overigens is aangevoerd kan vooralsnog niet tot een ander oordeel leiden.
8 Gelet op het vorenstaande dient het verzoek om een voorlopige voorziening te worden afgewezen.
9 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
II BESLISSING
De voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Aldus vastgesteld door mr. M.D.J. van Reenen-Stroebel, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van de griffier A.J. Faasse - van Rossum.
Uitgesproken in het openbaar op 16 september 2010.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.