ECLI:NL:RBSGR:2010:BN7276

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
368232 / FA RK 10-4505
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot meerderjarigverklaring van een minderjarige moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 2 september 2010 uitspraak gedaan in een verzoek tot meerderjarigverklaring van een minderjarige moeder, die onder toezicht was gesteld. Het verzoek was ingediend om het gezag over haar kind te kunnen uitoefenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder, geboren op [geboortedatum] 1994, op dat moment zestien jaar oud was en dat zij al enige tijd zorg droeg voor haar kind, geboren op [geboortedatum] 2009. De moeder had de instemming van haar eigen moeder, maar de vader van de minderjarige was niet verschenen en werd niet als belanghebbende aangemerkt.

De Raad voor de Kinderbescherming had in een eerder rapport geadviseerd om het verzoek af te wijzen, maar wijzigde zijn standpunt ter terechtzitting en adviseerde tot toewijzing. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat, hoewel de moeder zich verantwoordelijk opstelde, zij op dat moment niet over de benodigde rijpheid beschikte om het gezag uit te oefenen. De rechtbank benadrukte dat gezagsuitoefening meer inhoudt dan alleen de feitelijke verzorging van het kind en dat de ontwikkeling van de moeder nog niet op een niveau was dat zij deze verantwoordelijkheid kon dragen.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de gedwongen hulpverlening die de moeder zou ontvangen in het kader van de ondertoezichtstelling, haar zou moeten helpen om haar ontwikkelingstaken te vervullen. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten het verzoek tot meerderjarigverklaring af te wijzen, met de overweging dat het in het belang van zowel de moeder als het kind niet wenselijk was om het verzoek toe te wijzen. De beschikking is gegeven door een meervoudige kamer van kinderrechters en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 10-4505
Zaaknummer: 368232
Datum beschikking: 2 september 2010
Meerderjarigverklaring ex artikel 1:253ha BW
Beschikking op het op 25 mei 2010 ingekomen verzoek van:
[verzoekster],
de minderjarige moeder van: [het kind], geboren op
[geboortedatum] 2009 te [plaats A],
beiden wonende te [plaats B],
advocaat: mr. S.I. Kouwenhoven te Naaldwijk.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
1. [de stiefvader], en [de moeder van verzoekster],
beiden wonende te [plaats B],
de stiefvader en de moeder van verzoekster,
advocaat: mr. R.N.A.M. Kester te Naaldwijk,
2. [de vader van verzoekster],
de vader van verzoekster,
wonende te [plaats C].
Als informanten worden aangemerkt:
I. Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging 's-Gravenhage,
hierna te noemen: de Raad,
II. Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden,
vestiging Delft/Westland/Oostland, te Naaldwijk,
de voorlopig voogdes over [het kind],
hierna te noemen: Bureau Jeugdzorg.
Procedure
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- de brief met bijlage d.d. 21 juni 2010 van de zijde van verzoekster;
- de brief d.d. 22 juli 2010 van de zijde van de Raad, met als bijlage het Raadsrapport d.d. 22 juli 2010, kenmerk SK-1-8ELMJ2;
- de brief d.d. 28 juli 2010 van de zijde van de vader.
Op 5 augustus 2010 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Op deze terechtzitting heeft er een gecombineerde behandeling plaatsgevonden van zowel het onderhavige verzoek, als (de voortgezette behandeling van) het verzoek tot voorziening in de voogdij over [het kind] (350534, FA RK 09-8735), alsmede het verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van verzoekster (366100, JE RK 10-1278).
Op het verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing is bij afzonderlijke beschikking van 5 augustus 2010 als na te melden beslist. Op het verzoek aangaande de voogdij over [het kind] wordt bij afzonderlijke beschikking beslist.
Op de terechtzitting van 5 augustus 2010 zijn verschenen:
* verzoekster, bijgestaan door haar advocaat,
* de moeder van verzoekster, bijgestaan door haar advocaat,
* mevrouw E.K.M. Bakker en mevrouw C.J. den Hartog namens de Raad,
* mevrouw F. Geuchies namens Bureau Jeugdzorg.
Van de zijde van de moeder zijn pleitnotities overgelegd.
De stiefvader en de vader zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Verzoek en verweer
Het verzoekschrift strekt tot meerderjarigverklaring van verzoekster.
De moeder van verzoekster heeft ingestemd met het verzoek, althans heeft zich niet tegen toewijzing daarvan verzet.
De Raad heeft in zijn rapport d.d. 22 juli 2010 geadviseerd om het verzoek af te wijzen. Ter terechtzitting heeft de Raad zijn standpunt gewijzigd, in die zin dat de Raad heeft geadviseerd het verzoek tot meerderjarigverklaring toe te wijzen.
Feiten
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
- Verzoekster is geboren op [geboortedatum] 1994 te [plaats C]. Zij is thans zestien jaar oud.
- De moeder van verzoekster is na de echtscheiding met het eenhoofdig gezag over verzoekster belast.
- Uit verzoekster is op [geboortedatum] 2009 te [plaats A] geboren de minderjarige [het kind].
- De biologische vader van [het kind] is onbekend.
- Bij beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank d.d. 18 mei 2010 is verzoekster van 19 mei 2010 tot 7 augustus 2010 voorlopig onder toezicht gesteld en is Bureau Jeugdzorg gemachtigd om verzoekster uit huis te plaatsen in een voorziening voor crisisopvang voor de duur van de ondertoezichtstelling. De behandeling van het verzoek is voor het overige aangehouden met het verzoek aan de Raad tijdig rapport en advies uit te brengen.
- Bij beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank d.d. 10 mei 2010 is Bureau Jeugdzorg belast met de voorlopige voogdij over [het kind] van 10 mei tot 19 mei 2010. De behandeling van het verzoek is voor het overige aangehouden om de belanghebbenden te horen omtrent het verzoek.
- Bij beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank d.d. 20 mei 2010 is Bureau Jeugdzorg belast met de voorlopige voogdij over [het kind] en is de termijn als bedoeld in artikel 1:241, vijfde lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) op twaalf weken na 7 mei 2010 bepaald.
- Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 5 augustus 2010 is verzoekster van 7 augustus 2010 tot 18 mei 2011 onder toezicht gesteld. Voorts is bij deze beschikking het verzoek van de Raad Bureau Jeugdzorg te machtigen om verzoekster gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen afgewezen.
- Verzoekster en [het kind] hebben sinds 7 mei 2010 in verschillende opvangvoorzieningen verbleven. Zij hebben van 28 juni 2010 tot in ieder geval 5 augustus 2010 in een pleeggezin verbleven.
Beoordeling
De vader heeft in bovengenoemde brief aangegeven geen band te hebben met verzoekster en er - naar de rechtbank begrijpt - geen prijs (meer) op te stellen om verder in de procedure(s) te worden betrokken. Gelet hierop en op het feit dat de vader geen verweer heeft gevoerd, noch ter terechtzitting is verschenen, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van omstandigheden die rechtvaardigen dat de vader in deze procedure niet als belanghebbende wordt aangemerkt.
De rechtbank stelt voorop dat, gelet op het bepaalde in artikel 1:246 BW een minderjarige moeder niet van rechtswege het gezag verkrijgt over haar kinderen.
Ontvankelijkheid
Nu verzoekster [het kind] wenst te verzorgen en op te voeden als degene die het gezag heeft, verzoekt zij de rechtbank haar op grond van artikel 1:253ha BW meerderjarig te verklaren.
Nu verzoekster thans zestien jaar oud is, kan zij - gelet op het bepaalde in het eerste lid van voornoemd artikel - worden ontvangen in haar verzoek.
Inhoudelijke beoordeling
Verzoekster heeft gesteld dat zij ondanks haar minderjarigheid in staat is om [het kind] te verzorgen en het gezag over haar uit te oefenen, temeer nu zij dat tot op heden feitelijk al heeft gedaan.
De Raad heeft in vervolg op de (mondelinge) beschikking van de rechtbank ter terechtzitting, waarbij verzoekster van 7 augustus 2010 tot 18 mei 2011 onder toezicht is gesteld van Bureau Jeugdzorg en het verzoek van de Raad om Bureau Jeugdzorg te machtigen verzoekster gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen is afgewezen, ter terechtzitting zijn standpunt gewijzigd en, zoals hiervoor weergegeven, geadviseerd tot toewijzing van het verzoek. Bureau Jeugdzorg heeft zich aangesloten bij dit advies.
De rechtbank hanteert voor de beoordeling van het verzoek het in artikel 1:253ha, vierde lid, BW geformuleerde criterium. Op grond van deze bepaling willigt de kinderrechter het verzoek slechts in indien hij dit in het belang van verzoekster en [het kind] wenselijk acht.
Naar het oordeel van de rechtbank is uit voornoemd Raadsrapport, waarvan het verslag van het psychodiagnostisch onderzoek van verzoekster onderdeel is, de overige stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet gebleken dat het in het belang van verzoekster en [het kind] wenselijk is dat het verzoek tot meerderjarigverklaring wordt ingewilligd. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat de wijze waarop verzoekster tot op heden het moederschap als liefdevolle en leerzame moeder op zich heeft genomen, gelet op haar minderjarigheid, met respect en bewondering moet worden bezien. Verzoekster komt haar afspraken na en de feitelijke verzorging van [het kind] levert geen problemen op. De rechtbank is niettemin van oordeel dat verzoekster op dit moment een onvoldoende mate van rijpheid heeft om de verantwoordelijkheid van het gezag aan te kunnen, nu gezagsuitoefening meer omvat dan alleen de feitelijke verzorging van [het kind].
Gebleken is dat verzoekster tot op heden binnen het gezin van de moeder en de stiefvader onvoldoende is toegekomen aan haar ontwikkelingstaken, identiteitsvorming en autonomieontwikkeling. De gedwongen hulpverlening die verzoekster in het kader van de ondertoezichtstelling zal ontvangen, dient er aan bij te dragen dat zij de komende tijd meer zal toekomen aan voornoemde ontwikkelingstaken, waardoor zij op meerderjarige leeftijd (beter) in staat zal zijn om het ouderlijk gezag over [het kind] uit te oefenen. De rechtbank passeert het door de Raad ter terechtzitting naar voren gebrachte, en aan de wijziging van zijn advies ten grondslag gelegde, argument dat verzoekster minder afhankelijk zal zijn indien zij als gevolg van de meerderjarigverklaring het gezag over [het kind] zal gaan uitoefenen. Immers, dit argument ziet naar het oordeel van de rechtbank slechts op het belang van verzoekster en niet mede op het belang van [het kind], terwijl ook een mogelijk verminderde afhankelijkheid van verzoekster van anderen naar het oordeel van de rechtbank nog niet meebrengt dat meerderjarigverklaring wenselijk moet worden geacht.
Gelet op het voorgaande zal het verzoek tot meerderjarigverklaring worden afgewezen.
Beslissing
De rechtbank:
merkt de vader, [de vader van verzoekster], niet aan als belanghebbende in deze procedure;
wijst af het verzoek tot meerderjarigverklaring.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.C. Ritsema van Eck-van Drempt, J.A. van Steen, W.M.A. der Weduwe-de Groot, kinderrechters, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 september 2010, in tegenwoordigheid van mr. E. Noorlander als griffier.