Parketnummer 09/753361-10
Datum uitspraak: 13 september 2010
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1989,
adres: [adres]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Haaglanden" te Zoetermeer.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 30 augustus 2010.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. N.J.P. Coenen en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. J.A. Hoste, advocaat te Alphen aan den Rijn, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 mei 2010 te Boskoop ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een
persoon genaamd [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een of meer
van zijn mededader(s), althans alleen zich naar de woning van die [slachtoffer] heeft
begeven en/of bij het openen van de deur die [slachtoffer] in/op het gezicht heeft
gestompt/geslagen en/of die woning is binnengegaan en/of een (gouden) ketting
van de nek van die [slachtoffer] heeft getrokken en/of een vuurwapen, althans een op
een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het (voor)hoofd van die [slachtoffer]
heeft gezet/gehouden en/of met dat vuurwapen op de neus, althans in het
gezicht, van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of (daarbij) heeft geroepen/gezegd:
"Geld, geld.", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 17 mei 2010 te Boskoop tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeeigening heeft weggenomen een (groot) geldbedrag en/of een (zegel)ring
en/of een (gouden) ketting en/of een autosleutel, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
zijn mededader(s) de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolenen te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
bestond(en) uit het stompen/slaan in het gezicht, althans op/tegen het hoofd,
van die [slachtoffer] bij het openen van de deur en/of het binnengaan en doorzoeken
van de woning van die [slachtoffer] en/of het trekken van een (gouden) ketting van de
nek van die [slachtoffer] en/of het zetten/houden van een vuurwapen, althans een op
een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het (voor)hoofd van die [slachtoffer]
en/of het slaan met dat vuurwapen op de neus, althans in het gezicht, van die
[slachtoffer] en/of het (daarbij) dreigend roepen/zeggen van de volgende woorden:
"Geld, geld.";
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande feit niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 mei 2010 te Boskoop opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer]
met kracht in/op het gezicht heeft gestompt/geslagen en een (gouden) ketting van de nek van die [slachtoffer] heeft getrokken, waardoor deze letsel heeft bekomen en /of pijn heeft ondervonden.
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich op 17 mei 2010 in Boskoop samen met medeverdachte [medeverdachte] heeft schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing van [slachtoffer]. Dit feit is daarnaast cumulatief/alternatief tenlastegelegd als een diefstal in vereniging met geweld. Subsidiair wordt verdachte ervan beschuldigd genoemde [slachtoffer] te hebben mishandeld. De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte het tenlastegelegde primaire feit heeft begaan.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak van de tenlastegelegde feiten bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Naast de verklaring van aangever [slachtoffer] is er geen steunbewijs dat de naar gesteld weggenomen goederen daadwerkelijk zijn weggenomen. Tevens ontbreekt bewijs dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] ook in de woning zijn geweest. Onaannemelijk is dat verdachte en zijn neef bij [slachtoffer] zijn langs geweest met de bedoeling hem te overvallen terwijl zij bij [slachtoffer] bekend waren en zij niet hebben geprobeerd zich onherkenbaar te maken. Opvallend is daarnaast dat er twee stenen zijn aangetroffen in de woning met op één van beide bloed van [slachtoffer], terwijl deze zich de stenen niet kan herinneren. De verklaring van aangever [slachtoffer] is ongeloofwaardig. Hoewel hij volgens zijn verklaring heel bang was durfde hij toch nadat hij net met een pistool was bedreigd en één van de aanvallers boos had gemaakt (door hem te herkennen) op te staan en de balkondeur te openen. Misschien zijn de striemen in de hals ontstaan door het uittrekken van het vastzittende T-shirt. Opvallend is dat van de personen die [slachtoffer] hebben zien vluchten, niemand verdachten in de woning heeft gezien of hen via de voorkant van de flat heeft zien vluchten. Voldoende wettig en overtuigend bewijs voor het primair tenlastegelegde ontbreekt dan ook zodat vrijspraak behoort te volgen. Volgens de raadsman dient eveneens vrijspraak voor het subsidiair tenlastegelegde te volgen nu bewijs dat verdachte aan de ketting heeft getrokken ontbreekt.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank leidt uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende af.1*
De vaststaande feiten:
Op 17 mei 2010 is verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] naar de woning van de aangever [slachtoffer] aan de [adres] in Boskoop gegaan.2* Verdachte heeft aangeklopt, waarna aangever [slachtoffer] de deur opende.3* Vervolgens heeft verdachte op enig moment aangever [slachtoffer] een klap/stomp in het gezicht gegeven.4*
Overige redengevende feiten en omstandigheden:
Aangever [slachtoffer] verklaart onder meer dat op het moment dat hij de deur opende, hij direct een stomp in zijn gezicht kreeg. Hij wankelde hierna de woonkamer in, terwijl de twee verdachten achter hem aan de woonkamer inliepen. Aangever werd getrokken aan de gouden ketting die hij om zijn nek droeg, die daarbij van hem werd afgetrokken. Aangever is op de bank gaan zitten. Op een gegeven moment stond aangever op van de bank en liep naar het balkon om de balkondeur open te doen. Toen hij bezig was de deur te openen, werd hij weer naar achteren getrokken en heeft hij geschreeuwd. Vervolgens zag hij weer kans naar de balkondeur te gaan en lukte het wel de deur te openen. Hij liep naar buiten maar bleef met zijn T-shirt haken tussen de deur. Nadat hij zijn T-shirt kapot had getrokken is hij van het balkon afgesprongen en schreeuwend om het complex heengerend naar de voorkant van zijn woning.5* Later verklaart de aangever dat verdachten onder meer ook de sleutel van de auto van zijn vader uit de woning hebben meegenomen.6*
Blijkens een medische verklaring van A. Dalhuysen, arts GGD Leiden, gedateerd 17 mei 2010, passen de bij aangever [slachtoffer] geconstateerde afwijkingen (zwelling linkeroog, gezwollen en scheve neus en streepvormige verwondingen in de hals) bij de door betrokkene beschreven gebeurtenis.7*
Naar aanleiding van een ontvangen melding, dat een man met ontbloot bovenlijf zou rennen op de [adres] te Boskoop, die zijn mond en neus vol bloed had, en die zou hebben aangegeven dat hij zou zijn beroofd is een verbalisant ter plaatse gegaan. Uiteindelijk zag de verbalisant bij de politiepost in het gemeentehuis in Boskoop de aangever, die bloed op zijn handen had, terwijl zijn wenkbrauw dik was en zijn neus krom stond. Hij gaf aan dat hij net was overvallen en dat hij in paniek van het balkon was afgesprongen.8*
Bij een buurtonderzoek verklaren een aantal werklui, werkzaam tegenover de achterzijde van de flat dat zij een man op het balkon van een flat hebben gezien, die opviel door zijn gillen. De balkondeur was gesloten en kennelijk zat het T-shirt van de man klem tussen de balkondeur. Men had gezien dat die persoon bezig was zijn T-shirt uit te trekken. Hierna klom de man, met ontbloot bovenlijf, over het hekje van het balkon en liet zich naar beneden zakken. Hierna liep de man schreeuwend weg bij de flat en liep om de flat heen. Mensen, bezig met werkzaamheden in de tuin aan de voorzijde van de flat hebben verklaard dat zij aan het werk waren en ineens hoorden gillen. Zij zagen dat vanaf de straatzijde [adres] een manspersoon met ontbloot bovenlijf aan kwam lopen, die gilde. Desgevraagd vertelde de man dat hij in zijn huis was overvallen en dat zijn ketting was afgerukt.9* Getuige [A] heeft eveneens verklaard dat hij op een gegeven moment gegil buiten hoorde. Hij zag op het balkon van de flat aan de overzijde een man staan met ontbloot bovenlijf, die gilde. Hij zag vervolgens dat deze man over het hekje klom en zich naar beneden liet zakken. Toen hij beneden was liep de man over straat langs de flat naar de voorzijde van die flat.10*
De aangever [slachtoffer] heeft verklaard een zekere [B] uit Boskoop als tipgever te beschouwen.11* Deze persoon, officieel [B] geheten, verklaart bij verhoor door de politie dat hij op de dag van het gebeurde onder meer een aantal dreigende sms-berichten van de aangever heeft ontvangen.12* Een summiere uitdraai van de uitgelezen GSM van [B] vermeldt een aantal dreigende sms-berichten, waaronder één waarin onder meer staat "sleutel, ketting terug".13*
Overwegingen ten aanzien van het bewijs en conclusie
Verdachte heeft ontkend dat hij in de woning van aangever [slachtoffer] is geweest; hij is slechts buiten, op de galerij voor de deur van de woning geweest.14* Reden om langs te gaan bij de aangever was deze ervan te overtuigen dat hij niet langer drugs moest verkopen aan zijn oom. Na het openen van de voordeur is er een woordenwisseling en een gevecht ontstaan tussen verdachte en de aangever, waarbij de aangever verdachte bij zijn kraag greep waarna verdachte aangever een klap heeft gegeven.15* Van het wegnemen van een gouden ketting weet hij niets af.16*
In het licht van het bij de aangever [slachtoffer] vastgestelde letsel, dat in overeenstemming is met zijn versie van de gebeurtenissen, en het boven weergegeven proces-verbaal van bevindingen, het buurtonderzoek en de verklaring van getuige [A], waaruit blijkt dat de aangever gillend op zijn balkon is verschenen, daar met achterlating van zijn T-shirt dat geklemd zat tussen de deur vanaf is gesprongen en schreeuwend dat hij was beroofd is weggerend, acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij niet in de woning is geweest en dat niets is weggenomen niet geloofwaardig. De rechtbank vindt in deze bewijsmiddelen en in de vaststaande feiten voldoende steun voor de aangifte van aangever [slachtoffer] om te komen tot bewijs van de tenlastegelegde diefstal in vereniging met geweld.
De rechtbank ziet geen reden de aangifte en verklaringen van aangever [slachtoffer] onbetrouwbaar te achten. De door een aantal getuigen waargenomen gebeurtenissen op het balkon van de woning en de vlucht naar buiten van de aangever alsook de door verschillende getuigen gehoorde mededelingen van aangever direct na het incident, maken op de rechtbank een voldoende betrouwbare indruk, die niet in overeenstemming is met een onjuiste aangifte.
Aan de overtuiging van de rechtbank dat verdachte en zijn medeverdachte de ketting van [slachtoffer] hebben weggenomen heeft bijgedragen dat uit het dossier blijkt dat na de overval verschillende contacten - al dan niet telefonisch en/of via een tussenpersoon - tussen aangever en verdachte en diens medeverdachte hebben plaatsgevonden, over het retourneren van de ketting van aangever.
Partiële vrijspraak feit 1
De rechtbank acht onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig om de cumulatief/alternatief tenlastegelegde poging tot afpersing bewezen te verklaren. Andere bewijsmiddelen voor afdreiging door verdachten dan de aangifte ontbreken. De rechtbank is van oordeel dat ook voor het gebruik van een vuurwapen om te dreigen en te slaan/stompen door verdachten wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. De aangever verklaart dat hij een vuurwapen op het hoofd gezet heeft gekregen en dat met het vuurwapen zou zijn geslagen, maar ook hier ontbreekt steunbewijs. De rechtbank zal verdachte van deze onderdelen van de tenlastelegging voor feit 1 dan ook vrijspreken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 17 mei 2010 te Boskoop tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (gouden) ketting toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het stompen/slaan in het gezicht, van die [slachtoffer] bij het openen van de deur en het trekken van een (gouden) ketting van de nek van die [slachtoffer];
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het hem primair tenlastegelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar , waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daarbij de bijzondere voorwaarde dat verdachte verplicht contact zal onderhouden met de reclassering.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht verdachte vrij te spreken van het hem tenlastegelegde feit.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich op 17 mei 2010 in de ochtend schuldig gemaakt aan een beroving van [slachtoffer] in diens woning, gepleegd samen met [medeverdachte]. Daarbij is het slachtoffer geslagen en heeft hij letsel opgelopen. Ook is op ruwe wijze een gouden ketting losgetrokken van de nek van het slachtoffer. Verdachte en zijn mededader zijn het slachtoffer in zijn woning gevolgd, ten gevolge waarvan het slachtoffer zo angstig is geworden dat hij zich genoodzaakt heeft gezien te vluchten naar het balkon en daar met achterlating van zijn T-shirt met ontbloot bovenlijf van zijn balkon af te springen om aldus aan zijn aanvallers te ontkomen. Omdat een en ander zich heeft afgespeeld bij het slachtoffer thuis en midden in een woonwijk leidt een feit als het onderhavige tot toenemende gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent verdachte het gepleegde feit ernstig aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 27 mei 2010 van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
De rechtbank heeft mede in aanmerking genomen het door Reclassering Nederland over verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies gedateerd 27 augustus 2010, waarin wordt geadviseerd aan verdachte indien hij schuldig wordt bevonden een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de ernst van het bewezen verklaarde feit een gevangenisstraf rechtvaardigt. De rechtbank acht echter, in aanmerking nemende dat verdachte een blanco strafblad heeft, een gevangenisstraf van minder lange duur dan gevorderd door de officier van justitie, gecombineerd met een taakstraf, passend. De rechtbank zal daarom aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van na te noemen duur, gecombineerd met een werkstraf. Teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen zal een deel van de op te leggen gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm worden opgelegd. Aan de proeftijd zal tevens de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact, zoals door die instelling geadviseerd, worden verbonden.
10. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding primair tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 7 (zeven) maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, ressort Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
veroordeelt verdachte te dier zake voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 180 (honderdtachtig) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 90 (negentig) dagen.
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. E. Rabbie, voorzitter,
O.F. Bouwman en R. van Zeijst- Repelaer van Driel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Berling, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 september 2010.
Mr. O.F. Bouwman is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
1* Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierpagina's betreffen dit de pagina's van de doorgenummerde processenverbaal van politie Hollands Midden, District Gouwe IJssel, genummerd PL162 2010077772-1 d.d. 20 mei 2010 (pagina's 1-105), 26 mei 2010 (pagina's 106-138), 4 juni 2010 (pagina's 139-157) en 6 augustus 2010 (pagina's 158-368).
2* Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 175; proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte], p. 70 en p. 66
3* Proces-verbaal verhoor verdachte p.176; proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte], p. 66
4* Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting; proces-verbaal verhoor verdachte p. 176; proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte], p. 72
5* Proces-verbaal van aangifte, p. 76/77
6* Proces-verbaal verhoor aangever, p. 94
7* Medische verklaring, proces-verbaal p. 84
8* Proces-verbaal van bevindingen, p. 100
9* Proces-verbaal van buurtonderzoek, p. 102
10* Proces-verbaal verhoor getuige [A], p. 104
11* Proces-verbaal verhoor aangever, p. 91
12* Proces-verbaal verhoor verdachte [B], p.32
13* Proces-verbaal onderzoek mobiele telefoon, p. 44
14* Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting; proces-verbaal verhoor verdachte, p. 176 en 177
15* Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting; proces-verbaal verhoor verdachte, p. 176
16* Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting; proces-verbaal verhoor verdachte, p. 177