parketnummers : 09.652.520/09
09.611.837/08 (vord.TUL.)
datum uitspraak : 3 september 2010.
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichtingen Midden Holland,
locatie De Geniepoort te Alphen aan den Rijn.
1. Het onderzoek ter terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 26 mei 2010 en 20 augustus 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. P.A. Willemse en van hetgeen door de raadsvrouwe van verdachte mr. P. Celikkal, advocaat te 's-Gravenhage en door verdachte naar voren is gebracht.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij
in of omstreeks de periode van 12 november 2009 tot en met 19 november 2009 te
Delft tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met
het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [A] heeft gedwongen tot de
afgifte van een portemonnee met inhoud, in elk geval van enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan Pizza [X] en/of [B] en/of [A], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- bellen naar Pizza [X] om een bestelling door te geven en/of
- (vervolgens/daarbij) een niet bestaand adres opgeven waar de bestelling
bezorgd diende te worden en/of
- (vervolgens) het opwachten van de pizzabezorger (zijnde [A]) en/of
- (vervolgens) (met bedekt gelaat) en/of (dreigend) met de hand(en) in de
zak(ken) agressief/dreigend tegen die [A] zeggen "geef mij je geld"
en/of "hou je bek of ik doe je wat teringlijer", althans woorden van
gelijkende (dreigende) aard en/of strekking;
hij in of omstreeks de periode van 12 november 2009 tot en met 19 november 2009 te
Delft tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met
het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (uit de box van de bromfiets van
pizzabezorger [A]) heeft weggenomen een (of meer) pizza(s) en/of een
(of meer) pakje(s) sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan Pizza [X] en/of [B] en/of [A], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke
diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [A], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- bellen naar Pizza [X] om een bestelling door te geven en/of
- (vervolgens/daarbij) een niet bestaand adres opgeven waar de bestelling
bezorgd diende te worden en/of
- (vervolgens) het opwachten van de pizzabezorger (zijnde [A]) en/of
- (vervolgens) (met bedekt gelaat) en/of (dreigend) met de hand(en) in de
zak(ken) agressief/dreigend tegen die [A] zeggen "geef mij je geld"
en/of "hou je bek of ik doe je wat teringlijer", althans woorden van
gelijkende (dreigende) aard en/of strekking en/of
- (vervolgens/daarbij) openen van de box van de bromfiets van die [A]
en/of die pizza's en/of sigaretten uit die box pakken;
2. hij
in of omstreeks de periode van 19 december 2009 tot en met 21 december 2009 te
Delft met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (uit een woning aan
de [adres] heeft weggenomen een (witte) laptop met toebehoren , in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [E], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3. De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De raadsvrouwe heeft een beroep gedaan op niet-ontvankelijk verklaring van de officier van justitie.
Zij meent dat sprake is van zodanige ernstige inbreuken op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan, dat daaruit de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in deze zaak moet volgen.
Daartoe heeft zij het volgende aangevoerd.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben op 20 april 2010 op ambtseed een proces-verbaal van verhoor betreffende medeverdachte [medeverdachte 5] opgemaakt (p.235/236), waaronder een handtekening is geplaatst. Daarvan is in een nadien door verbalisant [verbalisant 1] opgemaakt proces-verbaal aangegeven dat dit de handtekening is van [medeverdachte 5]. [medeverdachte 5] betwist echter dat hij deze handtekening heeft gezet. De handtekening onder het proces-verbaal zou ook niet overeenkomen met de zijne. Er zijn door de raadsvrouwe van [medeverdachte 5] verschillende stukken overgelegd met een handtekening die enkel bestaat uit de voornaam "[voornaam medeverdachte 5]", en niet, zoals onder het proces- verbaal van 20 april 2010, een onleesbare voorletter en achternaam. Derhalve moet worden aangenomen, aldus de verdediging, dat de handtekening onder het proces verbaal van 20 april 2010 niet door [medeverdachte 5] is geplaatst.
Voorts heeft de getuige [D] op 15 juli 2010 telefonisch een wijziging van haar verklaring van 14 juli 2010 doorgegeven aan de verbalisant [verbalisant 1]. De wijziging betrof de verandering van de naam van een medeverdachte in die van verdachte. De verbalisant heeft deze wijziging pas geverbaliseerd op 17 augustus 2010, nadat hij door de verdediging expliciet op de omissie was gewezen.
Tenslotte zouden verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 5], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] onafhankelijk van elkaar verklaard hebben dat hun verklaringen, zoals door de politie opgeschreven, afwijken van hetgeen zij daadwerkelijk in de betreffende verhoren hebben gezegd.
3.1. Het standpunt van de rechtbank
De rechtbank volgt het betoog van de raadsvrouwe ten aanzien van de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie niet.
Daartoe overweegt zij als volgt.
Ter terechtzitting van 20 augustus 2010 is verbalisant [verbalisant 1] als getuige gehoord en hij heeft ter zitting het desbetreffende ambtsedige proces-verbaal van 20 april 2010 herkend en aangewezen. Hij heeft ook verklaard dat hij zag dat [medeverdachte 5] iets schreef onder dit proces-verbaal, nadat dit hem door zijn collega [verbalisant 2] ter ondertekening was aangeboden. Daarna hebben [verbalisant 2] en hij het proces-verbaal zelf ondertekend. Hij heeft niet gezien wat [medeverdachte 5] had opgeschreven.
Ook heeft [verbalisant 1] in een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van 17 augustus 2010 verklaard dat [medeverdachte 5] na voorlezing van zijn verklaring van 20 april 2010 daarin volhardde en deze ondertekende.
De rechtbank heeft geen reden om aan het vorenstaande te twijfelen. Naar het oordeel van de rechtbank staat hiermee vast dat [medeverdachte 5] het hem aangeboden proces-verbaal heeft ondertekend en dat de handtekening onder het proces-verbaal van 20 april 2010 de zijne is. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat een handtekening, zeker op jongere leeftijd, aan verandering onderhevig kan zijn. Voorts merkt de rechtbank op dat de handtekeningen van [medeverdachte 5] zoals deze blijken uit de door diens raadsvrouwe bij brief van 16 augustus 2010 overgelegde stukken, alsmede uit zijn diverse ondertekende verklaringen in het dossier, onderling ook aanzienlijke afwijkingen vertonen. Het enkele feit dat het proces-verbaal van 20 april 2010 niet met "[voornaam medeverdachte 5]" is ondertekend doet aan het vorenstaande niet af.
Wat betreft de (late) wijziging van de verklaring van getuige [D] is de rechtbank van oordeel dat weliswaar kan worden gesteld dat het niet direct doorvoeren van de door de getuige telefonisch opgegeven naamsverwisseling slordig en onacceptabel is, maar dat niet is gebleken dat deze kennelijke nalatigheid een opzettelijke en welbewuste actie is geweest. Er is dan ook geen aanleiding de officier van justitie om die reden niet-ontvankelijk te verklaren.
Ook overigens is de rechtbank niet gebleken van onregelmatigheden in het dossier
- daaronder begrepen de processen-verbaal met daarin de weergave van de verklaringen van verdachte en de medeverdachten - waaruit blijkt dat de rechten van verdachte zodanig zijn aangetast dat daaruit de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie dient te volgen.
De officier van justitie is derhalve ontvankelijk in de vervolging.
4.1 Het standpunt van de officier van justitie.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte, samen met andere personen, een pizzabezorger onder bedreiging met geweld, van geld en goederen heeft beroofd. Tevens heeft verdachte een laptop van zijn voormalige vriendin gestolen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de feiten 1, eerste en tweede cumulatief/alternatief en 2 heeft begaan.
4.2 Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe van verdachte heeft zich - zakelijk weergegeven - onder overlegging van een pleitnota op het standpunt gesteld dat de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard.
4.3 De beoordeling van de tenlastelegging1.
De rechtbank leidt uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende af
Ten aanzien van feit 1, eerste en tweede cumulatief/alternatief
Door de eigenaar van Pizza [X] te Delft, [B], is aangifte gedaan dat een medewerker, genaamd [A], door jongens in Delft is beroofd van geld, vijf pizza's en twee pakjes sigaretten. Het bij de telefonische bestelling doorgegeven telefoonnummer bleek niet in gebruik en [A] vertelde dat het huisnummer van het adres van de bestelling niet bestond2.
In een latere verklaring vermeldt aangever dat deze beroving op 12 november 2009 is gebeurd3.
[A] heeft verklaard dat hij als bezorger werkzaam is bij Pizza [X] in Delft. Tijdens de bezorging van pizza's en sigaretten in Delft naderden jongens, waarvan twee met bedekt gezicht, van achteren. De jongens hadden de handen in de zakken. Eén van de jongens zei op agressieve toon: 'Geef mij je geld', waarna [A] zijn portemonnee afgaf. De box van zijn bromfiets werd door dezelfde jongen geopend en de daarin aanwezige pizza's en pakjes sigaretten werden eruit gehaald. De jongen zei vervolgens: 'Hou je bek of ik doe je wat, teringlijer'.
[A] heeft op de internetsite 'Hyves' een foto van verdachte herkend als een van de jongens die hem hadden overvallen. Hij hoorde van zijn baas [B] dat deze jongen [verdachte] heette4. Verdachte heeft verklaard dat hij degene is die op de Hyves-foto is afgebeeld.5
Verdachte heeft op 2 maart 2010 verklaard dat hij samen met anderen, een plan had bedacht om een pizzakoerier te beroven. Er werden bij pizza [X] pizza's en sigaretten besteld op een vals adres en de bezorger zou worden opgewacht6. Na de beroving zag hij dat zijn vier vrienden (medeverdachten) pizza's, sigaretten en geld hadden en zijn zij naar het casino gereden. Verdachte heeft daar geld van een medeverdachte gekregen7.
Medeverdachte [medeverdachte 5] heeft verklaard dat hij op 12 november 2009 samen met vier vrienden, te weten verdachte en de andere medeverdachten [medeverdachte 4], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] een plan heeft gemaakt op een bezorger van pizza [X] te beroven. Er werden pizza's besteld en de bezorger werd opgewacht en beroofd van zijn pizza's en portemonnee8. Nadien hebben zij allemaal, naar de rechtbank begrijpt dus [medeverdachte 5] en zijn vier vrienden, waaronder verdachte, gegeten van de pizza's9.
Ten aanzien van feit 2
[E] heeft aangifte gedaan van de diefstal door [verdachte] van haar witte laptop in zwarte hoes en adapter vanuit de woning aan de [adres]. In de nacht van 20 op 21 december 2009 had zij van [medeverdachte 5] gehoord dat [verdachte] op 19 december 2009 tegen hem en de groep jongens waar hij mee was had gezegd dat hij een witte laptop te koop had10.
[medeverdachte 5] heeft verklaard dat [verdachte] hem een witte laptop heeft laten zien. Hij had van [E] gehoord dat zij een witte laptop miste11.
Verdachte zelf heeft bekend de laptop met zwarte hoes en adapter van [E] vanuit de woning van haar ouders aan de [adres] te hebben weggenomen12. Deze bekentenis heeft hij ter terechtzitting van 20 augustus 2010 herhaald.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank het onder feit 1, eerste en tweede cumulatief/alternatief, alsmede feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.4 De bewezenverklaring.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting wettig en overtuigend bewezen dat :
1. hij op 12 november 2009 te Delft tezamen en in vereniging met anderen, met het
oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld
[A] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met inhoud, toebehorende aan Pizza [X] en/of [B] en/of [A], welke bedreiging met geweld bestond uit het:
- bellen naar Pizza [X] om een bestelling door te geven en
- (daarbij) een niet bestaand adres opgeven waar de bestelling bezorgd diende te worden
en
- (vervolgens) het opwachten van de pizzabezorger (zijnde [A]) en
- (vervolgens) met bedekt gelaat en dreigend met de handen in de zakken agressief tegen
die [A] zeggen "geef mij je geld" en "hou je bek of ik doe je wat teringlijer";
hij op 12 november 2009 te Delft tezamen en in vereniging met anderen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (uit de box van de bromfiets van
pizzabezorger [A]) heeft weggenomen pizza's en pakjes sigaretten,
toebehorende aan Pizza [X] en/of [B], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [A], gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld bestond uit het:
- bellen naar Pizza [X] om een bestelling door te geven en
- (daarbij) een niet bestaand adres opgeven waar de bestelling bezorgd diende te worden
en
- (vervolgens) het opwachten van de pizzabezorger (zijnde [A]) en
- (vervolgens) met bedekt gelaat en dreigend met de handen in de zakken agressief tegen
die [A] zeggen "geef mij je geld" en "hou je bek of ik doe je wat teringlijer", en
- (vervolgens) openen van de box van de bromfiets van die [A] en die pizza's en
sigaretten uit die box pakken;
2. hij in de periode van 19 december 2009 tot en met 21 december 2009 te Delft met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen een (witte) laptop met toebehoren, toebehorende aan [E];
5. De strafbaarheid van de feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
6. De strafbaarheid van verdachte.
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
7.1. De vordering van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
7.2. Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft, onder verwijzing naar de landelijk geldende richtlijnen voor dergelijke misdrijven, geconcludeerd tot oplegging van een gevangenisstraf, gelijk aan de periode dat verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft gezeten.
7.3. Het oordeel van de rechtbank.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gelet op de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft samen met andere personen op de openbare weg een pizzabezorger onder bedreiging met geweld beroofd van pizza's, sigaretten en geld. Voorafgaand was bij het pizzabedrijf een bestelling geplaatst met gebruikmaking van een telefoonnummer dat niet was te herleiden en werd een niet bestaand adres opgegeven, waarna de pizzabezorger door verdachte en zijn mededaders werd opgewacht. De ervaring leert dat dergelijke feiten, naast financiële schade bij het betrokken bedrijf, niet zelden langdurig psychische schade bij de slachtoffers tot gevolg hebben, die vrezen in het kader van hun werk opnieuw met dergelijke feiten te zullen worden geconfronteerd. Voorts leidt een dergelijk handelen in toenemende mate tot verontwaardiging in de maatschappij. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Voorts heeft verdachte een laptop gestolen uit de woning van zijn toenmalige vriendin, waarbij hij kennelijk op schaamteloze wijze misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat hij genoot.
Verdachte heeft zich aan dit alles echter niets gelegen laten liggen en uitsluitend uit financieel gewin gehandeld.
De rechtbank heeft gelet op het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister betreffende verdachte, d.d. 3 maart 2010, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld terzake van vermogensmisdrijven.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het advies van de Reclassering Nederland d.d. 16 april 2010, waaruit naar voren komt dat verdachte zijn aandeel in de overval bagatelliseert en dat hij weinig schuldgevoel lijkt te hebben. Verder bestaat er een grote kans op herhaling en een hoog risico op het onttrekken aan voorwaarden. Om tot een passend plan van aanpak te komen is echter een persoonlijkheidsonderzoek nodig, aldus de reclassering. Verdachte heeft aangegeven daaraan niet te willen meewerken.
De rechtbank is van oordeel dat - gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten - daarop niet anders dan met een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen geruime duur, dient te worden gereageerd.
8. De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel.
[E], wonende te [woonplaats], heeft zich met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde feit als benadeelde partij gevoegd terzake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.794,17.
8.1. De vordering van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 400,- en tot niet-ontvankelijk verklaring voor het meer of overig gevorderde deel, alsmede tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2. Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe van verdachte is van mening dat de vordering van de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd is en dat de benadeelde partij derhalve niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
8.3. Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op post 1 (laptop met toebehoren) van zo eenvoudige aard dat dit deel van de vordering zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde feit.
Hoewel dat deel van de vordering niet verder (bijvoorbeeld met een factuur) is onderbouwd, is naar het oordeel van de rechtbank duidelijk dat door de diefstal van de laptop wel schade is geleden. De rechtbank zal het gevorderde bedrag derhalve naar redelijkheid toewijzen tot een bedrag van € 150,-.
Voor zover de vordering betrekking heeft op het meer en overige gevorderde deel, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de daarin genoemde posten niet rechtstreeks voortvloeien uit de bewezenverklaarde feiten en dit deel van de vordering ook overigens niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2. bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 150,-, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [E].
9. De vordering tenuitvoerlegging.
9.1 De vordering van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert voorts de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van deze rechtbank d.d. 10 april 2009 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, te weten gevangenisstraf voor de duur van drie weken.
9.2. Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft zich niet verzet tegen toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging.
9.3. Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 16 maart 2010 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van deze rechtbank d.d. 10 april 2009, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan soortgelijke feiten.
10. De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14g, 24c, 36f, 57, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 1e en 2e cumulatief/alternatief en onder 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van het onder 1, bewezenverklaarde feit :
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde feit :
verklaart het bewezen verklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 8 (ACHT) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [E], een bedrag van € 150,- en veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat zij dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 150,-, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [E];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van drie dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van deze rechtbank d.d. 10 april 2009, gewezen onder parketnummer 09.611.837/09, te weten gevangenisstraf voor de duur van 3 (DRIE) WEKEN;
Dit vonnis is gewezen door
mrs A.H.Th. de Boer, voorzitter,
R. Brand en T.L. Fernig-Rocour, rechters,
in tegenwoordigheid van E. Wagter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 september 2010.
1 Waar in dit vonnis wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld een ambtsedig, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal met het nummer PL1581 2009036983 van politie Haaglanden. Waar wordt verwezen naar paginanummers, betreft dit de pagina's van voornoemd en doorgenummerd proces-verbaal, met bijlagen.
2 Verklaring van [B] (blz.50 en 51)
3 Verklaring van [B] (blz.56)
4 Verklaring van [A] (blz.58 en 59)
5 Verklaring van verdachte (blz. 85) en foto (blz. 61)
6 Verklaring van verdachte (blz.89)
7 Idem (blz.91)
8 Verklaring van [medeverdachte 5] (blz.168 en 169)
9 Idem (blz.172)
10 Verklaring van [E] (blz.25) en bijlage goederen (blz.27)
11 Verklaring van [medeverdachte 5] (blz.42)
12 Verklaring van verdachte (blz.45)