parketnummer : 09.900.212/10
datum uitspraak : 3 september 2010.
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichtingen Rijnmond,
locatie De Schie te Rotterdam.
1. Het onderzoek ter terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 26 mei 2010 en 20 augustus 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. P.A. Willemse en van hetgeen door de raadsvrouwe van verdachte mr. J.L. Echteld, advocaat te Gouda en door verdachte naar voren is gebracht.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij
in of omstreeks de periode van 12 november 2009 tot en met 19 november 2009 te
Delft tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met
het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [A] heeft gedwongen tot de
afgifte van een portemonnee met inhoud, in elk geval van enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan Pizza [X] en/of [B] en/of [A], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- bellen naar Pizza [X] om een bestelling door te geven en/of
- (vervolgens/daarbij) een niet bestaand adres opgeven waar de bestelling
bezorgd diende te worden en/of
- (vervolgens) het opwachten van de pizzabezorger ([A]) en/of
- (vervolgens) (met bedekt gelaat) en/of (dreigend) met de hand(en) in de
zak(ken) agressief/dreigend tegen die [A] zeggen "geef mij je geld"
en/of "hou je bek of ik doe je wat teringlijer", althans woorden van
gelijkende (dreigende) aard en/of strekking;
hij
in of omstreeks de periode van 12 november 2009 tot en met 19 november 2009 te
Delft tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met
het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (uit de box van de bromfiets van
pizzabezorger [A]) heeft weggenomen een (of meer) pizza(s) en/of een
(of meer) pakje(s) sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan Pizza [X] en/of [B] en/of [A], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke
diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [A], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- bellen naar Pizza [X] om een bestelling door te geven en/of
- (vervolgens/daarbij) een niet bestaand adres opgeven waar de bestelling
bezorgd diende te worden en/of
- (vervolgens) het opwachten van de pizzabezorger (zijnde [A]) en/of
- (vervolgens) (met bedekt gelaat) en/of (dreigend) met de hand(en) in de
zak(ken) agressief/dreigend tegen die [A] zeggen "geef mij je geld"
en/of "hou je bek of ik doe je wat teringlijer", althans woorden van
gelijkende (dreigende) aard en/of strekking en/of
- (vervolgens/daarbij) openen van de box van de bromfiets van die [A]
en/of die pizza's en/of sigaretten uit die box pakken;
2. hij
op of omstreeks 09 december 2009 te Delft tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met
geweld [C] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (met
inhoud), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[Y]'s Pizza en/of [C], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met
geweld bestond(en) uit het:
- bellen naar [Y]'s Pizza om een bestelling door te geven en/of
- (vervolgens/daarbij) een niet bestaand adres opgeven waar de bestelling
bezorgd diende te worden en/of
- (vervolgens) het opwachten van de pizzabezorger (zijnde [C]) en/of
- (vervolgens) het (bij de schouder) vastpakken van die [C] en/of
- (daarbij) (meermalen) zeggen: "met jou willen we niets te maken hebben, geef
je portemonnee", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
en/of
hij
op of omstreeks 09 december 2009 te Delft tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een (of meer) pizza(s), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [Y]'s Pizza en/of [C], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [C], gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- bellen naar [Y]'s Pizza om een bestelling door te geven en/of
- (vervolgens/daarbij) een niet bestaand adres opgeven waar de bestelling
bezorgd diende te worden en/of
- (vervolgens) het opwachten van de pizzabezorger (zijnde [C]) en/of
- (vervolgens) het (bij de schouder) vastpakken van die [C] en/of
- (vervolgens/daarbij) uit handen van die [C] pakken van die pizza(s)
en/of
- (daarbij) (meermalen) zeggen: "met jou willen we niets te maken hebben, geef
je portemonnee", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
3. De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De raadsvrouwe heeft een beroep gedaan op niet-ontvankelijk verklaring van de officier van justitie.
Zij meent dat sprake is van zodanige ernstige inbreuken op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan, dat daaruit de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in deze zaak moet volgen.
Daartoe heeft zij het volgende aangevoerd.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben op 20 april 2010 op ambtseed een proces-verbaal van verhoor betreffende verdachte opgemaakt (p.235/236), waaronder een handtekening is geplaatst. Daarvan is in een nadien door verbalisant [verbalisant 1] opgemaakt proces-verbaal aangegeven dat dit de handtekening is van verdachte. Verdachte betwist echter dat hij deze handtekening heeft gezet. De handtekening onder het proces-verbaal zou ook niet overeenkomen met de zijne. Er zijn door de raadsvrouwe van verdachte verschillende stukken overgelegd met een handtekening die enkel bestaat uit de voornaam "[voornaam verdachte]", en niet, zoals onder het proces-verbaal van 20 april 2010, een onleesbare voorletter en achternaam. Derhalve moet worden aangenomen, aldus de verdediging, dat de handtekening onder het proces-verbaal van 20 april 2010 niet door verdachte is geplaatst.
Voorts heeft de getuige [D] op 15 juli 2010 telefonisch een wijziging van haar verklaring van 14 juli 2010 doorgegeven aan verbalisant [verbalisant 1]. De wijziging betrof de verandering van de naam van een medeverdachte in die van een andere medeverdachte.
De verbalisant heeft deze wijziging pas geverbaliseerd op 17 augustus 2010, nadat hij door de verdediging expliciet op de omissie was gewezen.
Tenslotte zouden verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] onafhankelijk van elkaar verklaard hebben dat hun verklaringen, zoals door de politie opgeschreven, afwijken van hetgeen zij daadwerkelijk in de betreffende verhoren hebben gezegd.
3.1. Het standpunt van de rechtbank
De rechtbank volgt het betoog van de raadsvrouwe ten aanzien van de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie niet.
Daartoe overweegt zij als volgt.
Ter terechtzitting van 20 augustus 2010 is verbalisant [verbalisant 1] als getuige gehoord en hij heeft ter zitting het desbetreffende ambtsedige proces-verbaal van 20 april 2010 herkend en aangewezen. Hij heeft ook verklaard dat hij zag dat verdachte iets schreef onder dit proces-verbaal, nadat dit hem door zijn collega [verbalisant 2] ter ondertekening was aangeboden. Daarna hebben [verbalisant 2] en hij het proces-verbaal zelf ondertekend. Hij heeft niet gezien wat verdachte had opgeschreven.
Ook heeft [verbalisant 1] in een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van 17 augustus 2010 verklaard dat verdachte na voorlezing van zijn verklaring van 20 april 2010 daarin volhardde en deze ondertekende.
De rechtbank heeft geen reden om aan het vorenstaande te twijfelen. Naar het oordeel van de rechtbank staat hiermee vast dat verdachte het hem aangeboden proces-verbaal heeft ondertekend en dat de handtekening onder het proces-verbaal van 20 april 2010 de zijne is. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat een handtekening, zeker op jongere leeftijd, aan verandering onderhevig kan zijn. Voorts merkt de rechtbank op dat de handtekeningen van verdachte zoals deze blijken uit de door diens raadsvrouwe bij brief van 16 augustus 2010 overgelegde stukken, alsmede uit zijn diverse ondertekende verklaringen in het dossier, onderling ook aanzienlijke afwijkingen vertonen. Het enkele feit dat het proces-verbaal van 20 april 2010 niet met "[voornaam verdachte]" is ondertekend doet aan het vorenstaande niet af.
Wat betreft de (late) wijziging van de verklaring van getuige [D] wijst de rechtbank er op dat de wijziging een feit betreft dat niet verdachte regardeert, maar zijn medeverdachten. Er is derhalve geen sprake van schending van de rechten van verdachte op dit punt. Afgezien daarvan kan weliswaar worden gesteld dat het niet direct doorvoeren van de door de getuige telefonisch opgegeven naamsverwisseling slordig en onacceptabel is, maar er is niet gebleken dat deze kennelijke nalatigheid een opzettelijke en welbewuste actie is geweest. Er is dan ook geen aanleiding de officier van justitie om die reden niet-ontvankelijk te verklaren.
Ook overigens is de rechtbank niet gebleken van onregelmatigheden in het dossier - daaronder begrepen de processen verbaal met daarin de weergave van de verklaringen van verdachte en de medeverdachten - waaruit blijkt dat de rechten van verdachte zodanig zijn aangetast dat daaruit de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie dient te volgen.
De officier van justitie is derhalve ontvankelijk in de vervolging.
4.1 Het standpunt van de officier van justitie.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met andere personen in november 2009 en in december 2009 een pizzabezorger onder bedreiging met geweld van geld en goederen heeft beroofd.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte feit 1, eerste en tweede cumulatief/alternatief heeft begaan alsmede dat verdachte ten aanzien van het onder 2, eerste en tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde zal worden vrijsproken.
4.2 Het standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit heeft de raadsvrouwe - zakelijk weergegeven - onder overlegging van pleitnotities vrijspraak bepleit. Verdachte heeft geen opzet op bevoordeling van zichzelf of anderen gehad. Hij heeft geen uitvoeringshandelingen gepleegd.
De raadsvrouwe heeft voorts geconcludeerd tot vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde feit.
4.3 De beoordeling van de tenlastelegging1.
Ten aanzien van feit 1, eerste en tweede cumulatief/alternatief
De rechtbank leidt uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende af.
Door de eigenaar van Pizza [X] te Delft, [B], wordt aangifte gedaan dat een medewerker, genaamd [A], door jongens in Delft was beroofd van geld, pizza's en sigaretten. Het bij de telefonische bestelling doorgegeven telefoonnummer was niet in gebruik. [A] vertelde dat het huisnummer van het adres van de bestelling niet bestond. [A] heeft op de internetsite 'Hyves' een foto van één van [medeverdachte 1] herkend als een van die jongens2.
In een latere verklaring vermeldt aangever dat deze beroving op 12 november 2009 is gebeurd3.
[A] verklaart dat hij als bezorger werkzaam is bij Pizza [X] in Delft. Tijdens de bezorging van pizza's en sigaretten in Delft naderden jongens, waarvan twee met bedekt gezicht, van achteren. De jongens hadden de handen in de zakken. Eén van de jongens zei op agressieve toon: 'Geef mij je geld', waarna hij zijn portemonnee heeft afgegeven.
De box van zijn bromfiets werd geopend en de daarin aanwezige pizza's en de twee pakjes sigaretten werden eruit gehaald. De jongen zei vervolgens: 'Hou je bek of ik doe je wat, teringlijer'.
Hij heeft een foto van de jongen op internet gezien en hoorde van zijn baas [B] dat deze jongen [medeverdachte 1] heette4.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij degene is die op de Hyves-foto is afgebeeld.5
[medeverdachte 1] heeft op 2 maart 2010 verklaard dat hij samen met anderen, een plan had bedacht om een pizzakoerier te beroven. Er werden bij pizza [X] pizza's en sigaretten besteld op een vals adres en de bezorger zou worden opgewacht6. Na de beroving zag hij dat zijn vier vrienden (medeverdachten) pizza's, sigaretten en geld hadden en zijn zij naar het casino gereden. [medeverdachte 1] heeft daar geld van een medeverdachte gekregen7.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 12 november 2009 samen met vier vrienden, te weten [medeverdachte 1] en de andere medeverdachten [medeverdachte 4], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] een plan heeft gemaakt op een bezorger van pizza [X] te beroven. Er werden pizza's besteld en de bezorger werd opgewacht en beroofd van zijn pizza's en portemonnee8. Nadien hebben zij allemaal, naar de rechtbank begrijpt dus [verdachte] en zijn vier vrienden, waaronder verdachte, gegeten van de pizza's9.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank het onder feit 1, eerste en tweede cumulatief/alternatief wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2, eerste en tweede cumulatief/alternatief
De rechtbank is van oordeel dat er op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting aanwijzingen zijn voor de betrokkenheid van verdachte bij de overval op de pizzakoerier van [Y]'s Pizza op 9 december 2009 gepleegd, maar die aanwijzingen leveren onvoldoende wettig en overtuigend bewijs op om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Er is sprake van eenzelfde modus operandi als bij de overval op de pizzakoerier van Pizza [X] (feit 1). Voorts heeft verdachte verklaard van de overval wetenschap te hebben gedragen, is bij verdachte thuis de buit verdeeld en is de overval volgens verdachte gepleegd door twee medeverdachten, die ook betrokken waren bij de overval op Pizza [X].
Nu de betreffende medeverdachten ([medeverdachte 2] en [medeverdachte 4]) betrokkenheid bij dit feit evenwel ontkennen en de aangever niemand heeft herkend, is geen nader bewijs voorhanden dat de verklaring van verdachte ondersteunt.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal de rechtbank verdachte derhalve vrijspreken van het onder 2, eerste en tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde.
4.4 De bewezenverklaring.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting wettig en overtuigend bewezen dat :
hij op 12 november 2009 te Delft tezamen en in vereniging met anderen, met het
oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [A] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met inhoud, toebehorende aan Pizza [X] en/of [B] en/of [A], welke bedreiging met geweld bestond uit het:
- bellen naar Pizza [X] om een bestelling door te geven en
- (daarbij) een niet bestaand adres opgeven waar de bestelling bezorgd diende te worden
en
- (vervolgens) het opwachten van de pizzabezorger (zijnde [A]) en
- (vervolgens) met bedekt gelaat en dreigend met de handen in de zakken agressief tegen
die [A] zeggen "geef mij je geld" en "hou je bek of ik doe je wat teringlijer";
hij op 12 november 2009 te Delft tezamen en in vereniging met anderen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (uit de box van de bromfiets van
pizzabezorger [A]) heeft weggenomen pizza's en pakjes sigaretten,
toebehorende aan Pizza [X] en/of [B], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [A], gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld bestond uit het:
- bellen naar Pizza [X] om een bestelling door te geven en
- (daarbij) een niet bestaand adres opgeven waar de bestelling bezorgd diende te worden
en
- (vervolgens) het opwachten van de pizzabezorger (zijnde [A]) en/of
- (vervolgens) met bedekt gelaat en dreigend met de handen in de zakken agressief tegen
die [A] zeggen "geef mij je geld" en "hou je bek of ik doe je wat teringlijer", en
- (vervolgens) openen van de box van de bromfiets van die [A] en die pizza's en
sigaretten uit die box pakken;
5. De strafbaarheid van de feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
6. De strafbaarheid van verdachte.
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
7.1. De vordering van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
7.2. Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe van verdachte heeft bepleit dat - bij bewezenverklaring - aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd die gelijk is aan de periode die verdachte thans in verzekering en voorlopige hechtenis heeft gezeten, dan wel dat aan hem een werkstraf alsmede een verplicht reclasseringscontact zal worden opgelegd.
7.3. Het oordeel van de rechtbank.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gelet op de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft samen met andere personen op de openbare weg een pizzabezorger onder bedreiging met geweld beroofd van pizza's, sigaretten en geld. Voorafgaand was bij het pizzabedrijf een bestelling geplaatst met gebruikmaking van een telefoonnummer dat niet was ter herleiden en werd een niet bestaand adres opgegeven, waarna de pizzabezorger door verdachte en zijn mededaders werd opgewacht. De ervaring leert dat dergelijke feiten, naast financiële schade bij het betrokken bedrijf, niet zelden langdurig psychisch schade bij de slachtoffers tot gevolg hebben, die vrezen in het kader van hun werk opnieuw met dergelijke feiten te zullen worden geconfronteerd. Voorts leidt een dergelijk handelen in toenemende mate tot verontwaardiging in de maatschappij. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Tevens heeft de rechtbank gelet op de inhoud van het op naam van verdachte staand uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 11 maart 2010, waaruit blijkt dat verdachte meermalen is veroordeeld terzake van vermogensmisdrijven.
Tot slot heeft de rechtbank gelet op de inhoud van het rapport van de reclassering Nederland van 19 mei 2010. Hierin wordt geadviseerd, gelet op het hoog gemiddelde recidiverisico, om aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met een verplicht reclasseringscontact op te leggen, ook als dat inhoudt deelname aan een gedragsinterventie (training cognitieve vaardigheden) en/of begeleiding door de Stichting MEE.
De rechtbank zal verdachte, conform dit strafadvies, veroordelen tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur, waarbij hem een verplicht reclasseringstoezicht wordt opgelegd. Het voorwaardelijk strafdeel dient er voorts toe verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
8. De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bij dagvaarding onder 2, 1e en 2e cumulatief/alternatief tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 1e en 2e cumulatief/alternatief tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezenverklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 7 (ZEVEN) MAANDEN;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot een maand niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit,
en onder de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, regio Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dat inhoudt deelname aan een gedragsinterventie (training cognitieve vaardigheden) en/of begeleiding door de Stichting MEE;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf;
Dit vonnis is gewezen door
mrs A.H.Th. de Boer, voorzitter,
R. Brand en T.L. Fernig-Rocour, rechters,
in tegenwoordigheid van E. Wagter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 september 2010.
1 Waar in dit vonnis wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld een ambtsedig, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal met het nummer PL1581 2009036983 van politie Haaglanden. Waar wordt verwezen naar paginanummers, betreft dit de pagina's van voornoemd en doorgenummerd proces-verbaal, met bijlagen.
2 Verklaring van [B] (blz.50 en 51)
3 Idem (blz.56)
4 Verklaring van [A] (blz.58 en 59)
5 Verklaring van verdachte (blz. 85) en foto (blz. 61)
6 Verklaring van verdachte (blz.89)
7 Idem (blz.91)
8 Verklaring van [verdachte] (blz.168 en 169)
9 Idem (blz.172)