Afdeling 1, enkelvoudige kamer
UITSPRAAK ingevolge artikel 8:75a juncto artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
[Eiser], wonende te [plaats],
gemachtigde mr. K.J. Kerdel, advocaat te Den Haag,
Het College van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder.
Bij besluit van 20 mei 2009 heeft verweerder de aan verzoeker toegekende uitkering krachtens de Wet werk en bijstand (WWB) met ingang van 8 mei 2009 beëindigd
(lees : ingetrokken).
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 20 juni 2009 bezwaar gemaakt. De gronden zijn daarna aangevuld.
Bij brief van 30 juli 2009 heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 31 augustus 2009, verzonden 1 september 2009, heeft verweerder het door verzoeker gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 7 september 2009, ingekomen bij de rechtbank op dezelfde datum, verzocht de voorlopige voorziening te behandelen als een verzoek hangende het beroep (artikel 8:81, vijfde lid, Awb).
Bij faxbericht van 8 september 2009, ingekomen bij de rechtbank op dezelfde datum, heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het besluit van 31 augustus 2009.
Bij uitspraak van 18 september 2009 heeft de voorzieningenrechter een voorziening getroffen dat de uitkering van verzoeker met ingang van 8 mei 2009 wordt hersteld.
De voorzieningenrechter heeft tevens overwogen dat in de bodemprocedure een psychiater als deskundige wordt benoemd ten einde op grond van artikel 8:47 Awb een deskundigenbericht aan de rechtbank te laten uitbrengen.
De rechtbank heeft de heer [A], psychiater te Amsterdam, verzocht van verslag en advies te dienen.
Op 19 maart 2010, binnengekomen bij de rechtbank op 24 maart 2010 heeft deze deskundige aan de rechtbank gerapporteerd.
Eiser heeft daarop bij brief van 7 mei 2010 gereageerd.
Op basis van het rapport van de deskundige heeft verweerder het bestreden besluit van
31 augustus 2009 herzien. Bij besluit van 10 mei 2010 heeft verweerder meegedeeld dat het bestreden besluit komt te vervallen, het bezwaar is alsnog gegrond verklaard.
Eiser heeft vervolgens bij brief van 7 juni 2010 het beroep ingetrokken met het gelijktijdige verzoek verweerder in de proceskosten te veroordelen.
Op verzoek van de rechtbank om een reactie hierop, heeft verweerder schriftelijk meegedeeld bezwaar te hebben tegen een veroordeling in de proceskosten.
Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, op verzoek van de indiener, het bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van die wet veroordelen in de proceskosten.
Verweerder is aan eiser tegemoetgekomen als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb.
Verweerder heeft de rechtbank bericht dat er naar zijn mening geen grond is om tot een veroordeling in de proceskosten over te gaan omdat het bestreden besluit niet is herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Daartoe heeft verweerder aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van de aandoening van eiser.
Naar het oordeel van de rechtbank faalt dit verweer. Zij overweegt hiertoe dat het voor rekening en risico van verweerder komt dat hij een besluit heeft genomen zonder op de hoogte te zijn van alle relevante feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 3:2 Awb. Dat zou anders liggen indien eiser verzuimd zou hebben de relevante informatie omtrent zijn geestelijke gezondheidstoestand te verstrekken, maar verweerder heeft daar in het kader van deze procedure niet naar gevraagd, ook niet toen eiser zich ongewoon gedroeg. Gezien de aard van de aandoening van eiser (een psychiatrische stoornis in het schizoïde spectrum) kan niet van hem worden verlangd dat hij eigener beweging hierover mededeling doet.
Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. Verweerder wordt veroordeeld in de door eiser gemaakte proceskosten, waarbij met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht het gewicht van de zaak is bepaald op 1 (gemiddeld) en voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (het indienen van een beroepschrift, het indienen van een bezwaarschrift, het verschijnen ter hoorzitting) 3 punten worden toegekend.
Aangezien ten behoeve van eiser ter zake van dit beroep een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb de betaling van het bedrag van de proceskosten te geschieden aan de griffier van de rechtbank.
Overigens wijst de rechtbank er op dat het in deze zaak betaalde griffierecht ten bedrage van € 41,00 op de voet van artikel 8:41, vierde lid, van de Awb door verweerder aan eiser moet worden vergoed.
III BESLISSING
De Rechtbank 's-Gravenhage,
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 966,--, welke kosten verweerder aan de griffier dient te vergoeden.
Aldus vastgesteld door mr. J.L. Verbeek, in tegenwoordigheid van de griffier J.A. de Kievit-Tempels.
Uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2010.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij aan de rechtbank verzoeken omtrent het verzet te worden gehoord.