ECLI:NL:RBSGR:2010:BN4127

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/6432 WAO
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WAO-uitkering en herstelbesluit na tussenuitspraak

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 4 augustus 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had beroep ingesteld tegen de beëindiging van haar WAO-uitkering, die door verweerder was vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. De rechtbank constateerde tijdens de zitting een gebrek aan het bestreden besluit en kondigde de toepassing van de bestuurlijke lus aan. Verweerder heeft vervolgens een herstelbesluit genomen, dat werd aangemerkt als uitvoering van de tussenuitspraak van 12 mei 2010.

De rechtbank oordeelde dat de medische grondslag van het bestreden besluit in rechte stand kan houden, maar dat er in de bezwaarprocedure geen volledige heroverweging had plaatsgevonden met betrekking tot de arbeidskundige component. Verweerder heeft op 3 mei 2010 een nieuw besluit genomen, dat als herstel van het geconstateerde gebrek werd beschouwd. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of dit herstel afdoende was en kwam tot de conclusie dat de geduide functies op goede gronden waren gebruikt voor de schatting van de arbeidsongeschiktheid.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat eiseres in staat was de door de bezwaararbeidsdeskundige voorgehouden functies te verrichten, wat leidde tot een herziening van haar uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en veroordeelde verweerder tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Afdeling 1, enkelvoudige kamer
Reg.nr.: AWB 09/6432 WAO
UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
In het geding tussen
[eiseres], wonende te [plaats], eiseres,
gemachtigde mr. J.D. van Alphen
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.
I PROCESVERLOOP
Bij besluit van 6 mei 2009 heeft verweerder de uitkering van eiseres krachtens de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 7 juli 2009 beëindigd.
Bij besluit van 4 augustus 2009 heeft verweerder het hiertegen door eiseres gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 8 september 2009, ingekomen bij de rechtbank op dezelfde datum, beroep ingesteld. De gronden zijn daarna aangevuld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op 22 april 2010 ter zitting behandeld.
Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door M.G. de Bluts.
Op 12 mei 2010 heeft deze rechtbank tussenuitspraak gedaan. Deze tussenuitspraak is op dezelfde dag aan partijen verzonden. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken na verzending van de tussenuitspraak een bezwaararbeidskundig onderzoek te verrichten.
Op 3 mei 2010 heeft verweerder een vervangend besluit genomen.
Eiseres is in de gelegenheid gesteld te reageren op de beslissing op bezwaar van 3 mei 2010.
Op 14 mei 2010 heeft eiseres schriftelijk gereageerd.
Op 30 juni 2010 heeft de rechtbank partijen meegedeeld dat het onderzoek in deze zaak is gesloten en dat binnen zes weken uitspraak zal worden gedaan.
II OVERWEGINGEN
In haar tussenuitspraak van 12 mei 2010 heeft de rechtbank overwogen dat de medische grondslag van het bestreden besluit in rechte stand kan houden. Dit oordeel is uitdrukkelijk en zonder voorbehoud gegeven.
Voorts heeft de rechtbank overwogen dat in de bezwaarprocedure geen volledige heroverweging, zoals bedoeld in artikel 7:11 van de Awb, heeft plaatsgevonden ten aanzien van de arbeidskundige component. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld dit gebrek te herstellen.
Verweerder heeft op 3 mei 2010 een nieuw besluit genomen. Dit besluit is weliswaar genomen vóór de tussenuitspraak van 12 mei 2010, maar is gelet op de inhoud van het besluit wel aan te merken als herstel van het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek als bedoeld in artikel 8:51b van de Awb. Uit de begeleidende brief van verweerder van 3 mei 2010 aan eiseres blijkt dat verweerder het gebrek reeds is gaan herstellen naar aanleiding van het verhandelde ter zitting op 22 april 2010, waarbij de rechtbank het ontbreken van een arbeidskundig onderzoek in bezwaar als gebrek aan het bestreden besluit heeft benoemd en de in houd van de tussenuitspraak heeft aangekondigd. Verweerder heeft hierop met prijzenswaardige daadkracht gereageerd en reeds actie tot herstel ondernomen voordat de rechtbank de tussenuitspraak gedaan kon hebben.
Inhoudelijk ziet de rechtbank zich allereerst voor de vraag gesteld of verweerder het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek afdoende heeft hersteld. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
Aan de hand van de FML heeft de arbeidsdeskundige voor eiseres de functies wikkelaar, samensteller elektronische apparatuur (sbc-code 267050), administratief medewerker (sbc-code 315090) en productiemedewerker industrie (sbc-code 111180) geduid. Als reserve zijn de functies archiefmedewerker en magazijn, expeditiemedewerker geselecteerd.
Naar aanleiding van hetgeen ter zitting is besproken en hetgeen in de tussenuitspraak van 12 mei 2010 is bepaald heeft de bezwaararbeidsdeskundige nader onderzoek verricht.
Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat de functie "medewerker mutatieverwerking" (sbc-code 315090) dient te vervallen. Gebleken is dat deze functie slechts toegankelijk is voor personen met een opleiding en/of ervaring in "data-entry". Eiseres beschikt hier niet over en deze vaardigheid kan niet worden gezien als algemeen gebruikelijke bekwaamheid in de zin van artikel 9, aanhef en sub a van het Schattingsbesluit. Nu de functies "medewerker mutatieverwerking" komen te vervallen resteert slechts 1 arbeidsplaats en dient de sbc-code 315090 te vervallen. Het vervallen van deze functiecode leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%.
Eiseres heeft in haar reacties van 14 mei 2010 en 8 juni 2010 haar medische beroepsgronden herhaald, onder aanvoering van nadere argumenten. Eiseres is er echter aan voorbij gegaan dat deze beroepsgronden al uitdrukkelijk en zonder voorbehoud zijn verworpen in de tussenuitspraak van 12 mei 2010. De medische stukken die eiseres nadien heeft ingediend hebben betrekking op de reeds verworpen beroepsgronden. De rechtbank ziet in deze stukken geen grond op het in de tussenuitspraak gegeven oordeel terug te komen.
Hieruit volgt dat in de FML terecht geen beperking is opgenomen ten aanzien van het onderdeel concentratie. Voorts heeft de rechtbank reeds eerder overwogen dat verweerder terecht geen urenbeperking heeft aangenomen. De geduide functies overschrijden de FML zoals vastgesteld dan ook niet.
Eiseres was dan ook per 7 juli 2009 in staat te achten de door de bezwaararbeidsdeskundige voorgehouden functies te verrichten.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de geduide functies op goede gronden heeft gebruikt voor de schatting.
Aangezien eiseres met het vervullen van die functies een zodanig inkomen kan verwerven dat in vergelijking met het maatvrouwloon het verlies aan verdiencapaciteit 17,8% bedraagt, heeft verweerder terecht de uitkering van eiseres herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 15%.
Het beroep is ongegrond.
Verweerder wordt in de door eiseres gemaakte proceskosten veroordeeld, waarbij met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht het gewicht van de zaak is bepaald op 1 (gemiddeld) en voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (het indienen van een beroepschrift en het verschijnen ter zitting) 2 punten worden toegekend.
III BESLISSING
De rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
verklaart het beroep ongegrond.
bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht, te weten € 41,-- vergoedt;
veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 644,-, welk bedrag aan eiseres moet worden vergoed.
Aldus vastgesteld door mr. J.L. Verbeek, in tegenwoordigheid van de griffier S.V. de Bart-van der Vegte.
Uitgesproken in het openbaar op 4 augustus 2010
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.