ECLI:NL:RBSGR:2010:BN4051

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
31 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
354900 - FA RK 09-10376
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontkenning en vaststelling van vaderschap met betrekking tot de biologische vader

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 31 mei 2010 uitspraak gedaan over de ontkenning van het vaderschap van [X] en de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van [Y]. De man, geboren op [geboortedatum] 1962, heeft verzocht om de ontkenning van het vaderschap van [X], die hem erkend heeft, en om vaststelling van het vaderschap van [Y], die de biologische vader blijkt te zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man niet binnen de wettelijke termijn heeft verzocht, maar heeft geoordeeld dat het handhaven van deze termijn in dit geval een ongerechtvaardigde inmenging in het family life van de betrokkenen oplevert, in strijd met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft de belangen van de man en de biologische vader [Y] zwaarder laten wegen dan de rechtszekerheid die de termijnstelling beoogt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen enkel belang is gediend bij het handhaven van de termijn, aangezien [X] niet de biologische vader is en de man reeds een family life heeft opgebouwd met [Y]. De rechtbank heeft daarom de termijnoverschrijding buiten beschouwing gelaten en het verzoek van de man tot ontkenning van het vaderschap van [X] en de vaststelling van het vaderschap van [Y] toegewezen. Tevens heeft de man verklaard de geslachtsnaam [Y] te willen dragen, wat door de rechtbank is genoteerd in de beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 09-10376
Zaaknummer: 354900
Datum beschikking: 31 mei 2010
Ontkenning vaderschap en gerechtelijke vaststelling vaderschap
Beschikking op het op 11 december 2009 ingekomen verzoek van:
[de man],
de man,
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. I.Th.L Ubaghs te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[X],
hierna: [X],
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. --;
en
[de moeder],
de moeder,
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. --.
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, waarbij stukken zijn overlegd die na te melden feiten ondersteunen;
- de brief d.d. 29 januari 2010 met bijlagen van de zijde van de man;
- de brief d.d. 1 maart 2010 met bijlagen van de zijde van de man.
Bij het verzoekschrift zijn voorts overgelegd:
- een op 9 november 2009 door de moeder ondertekende en door mr. I.Th.L. Ubahgs gecertificeerde referteverklaring, waaruit blijkt dat de moeder zich niet verzet tegen het door de man verzochte;
- een schriftelijke verklaring van [X] d.d. 4 november 2009, waarin deze – onder meer – schrijft dat hij niet de biologische vader van de man is en dat hij bereid is eraan mee te werken dat komt vast te staan wie de echte vader van de man is.
Op 26 april 2010 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de man en zijn advocaat, alsmede de partner van de man.
Na de terechtzitting is voorts ingekomen:
- het faxbericht d.d. 26 april 2010 van de zijde van de man.
Verzoek
Het verzoekschrift strekt tot:
- gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van [X] over de man;
- gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de na te melden biologische vader van de man;
- wijziging van de geslachtsnaam van de man in ‘[Y]’;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert daartoe aan dat [X] niet de biologische vader van hem is, maar dat de man is geboren uit de relatie tussen zijn moeder en [Y], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], hierna: [Y].
Feiten
- Uit de moeder is op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats] als natuurlijk kind geboren de man.
- De man is op [datum] 1966 erkend door [X].
- De moeder is op [datum] 1967 gehuwd met [X]. Door dit huwelijk is de man gewettigd en heeft hij de geslachtsnaam ‘[X]’ gekregen.
- De man is vanaf zijn twaalfde levensjaar ermee bekend dat [X] niet zijn biologische vader is.
- De man heeft in 1992 ontdekt dat [Y] zijn biologische vader is en hij heeft sindsdien – intensief – contact met hem opgebouwd.
- [Y] is op [datum] 2009 te [plaats] overleden.
- Uit een rapport van DNA-onderzoek d.d. 27 januari 2010, aangevuld bij brief van 2 februari 2010, blijkt met meer dan 99,999% zekerheid dat de donor van het biologische materiaal (vermoedelijk [Y]) de biologische vader is van de man.
- De man heeft de Nederlandse nationaliteit.
Beoordeling
Ontvankelijkheid van het verzoek tot ontkenning van het vaderschap
De rechtbank stelt vast dat de man zijn verzoek niet heeft ingediend binnen de wettelijke termijn. De man heeft een beroep gedaan op artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden, hierna: EVRM, stellende dat de in artikel 1: 200 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek, hierna BW, in strijd is met artikel 8 EVRM.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of niet-ontvankelijkverklaring wegens termijnoverschrijding achterwege dient te blijven omdat het vasthouden aan deze termijnen - waardoor het vaderschap niet kan worden erkend met als gevolg dat geen familierechtelijke betrekkingen kunnen ontstaan tussen de man en [Y] - een ongerechtvaardigde inmenging in het family life van betrokkenen oplevert en in zoverre strijdig is met het bepaalde in artikel 8 EVRM.
De rechtbank stelt voorop dat het stellen van termijnen in beginsel gerechtvaardigd is. Het Europese Hof heeft in de zaak Rasmussen (29 november 1984 NJ 1986, 4) overwogen dat het verbinden van termijnen aan de ontkenning van het vaderschap valt binnen de beleidsvrijheid van de verdragsstaten en geen strijd met artikel 8 EVRM oplevert. Blijkens de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel van de per 1 april 1998 in werking getreden afstammingswetgeving heeft de wetgever gekozen voor onderhavige termijnstelling vanuit het oogpunt van rechtszekerheid. Het stellen van termijnen voorkomt dat nog jaren nadat duidelijk is geworden dat een ander de biologische vader van een kind moet zijn, onzekerheid over het al dan niet ontkennen van het vaderschap en daarmee over de positie van degene die als vader geldt blijft voortduren (Kamerstukken II, 24 649, nr. 3, blz. 17). Voorts blijkt uit de wetsgeschiedenis dat bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer de vraag is gesteld of het artikel niet zou moeten worden uitgebreid met een hardheidsclausule "voor die gevallen waarin geen enkel belang is gediend met het stellen van een termijn". Hierop heeft de regering ontkennend geantwoord.
De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval echter geen enkel belang is gediend bij handhaving van de in geding zijnde termijnstelling. Vast staat immers dat [X] niet de biologische vader van de man is. Niet valt in te zien dat de termijnen in deze zaak dienen ter bescherming van de belangen van een minderjarig kind. Integendeel, de belangen van de man verzetten zich juist tegen de termijnstelling. In het onderhavige geval valt evenmin in te zien welk belang de rechtszekerheid dient nu de man in de afgelopen jaren family life heeft opgebouwd met [Y] en zowel de moeder als [X] zich refereren aan het verzochte, gelet op het familiedrama dat achter de verwekking van de man is schuilgegaan. Geen van betrokkenen wenst dat de wettelijke presumptie van vaderschap gehandhaafd blijft, terwijl ook anderszins geen zwaarwegende redenen aanwezig zijn die aan de aantasting van het vaderschap van [X] in de weg staan.
Daarmee komt de rechtbank toe aan beantwoording van de vraag of in dit geval een voldoende rechtvaardiging bestaat voor de inmenging in het family life van de man en [Y]. De Hoge Raad heeft bij zijn arrest van 15 november 2002 (NJ 2003, 228) geoordeeld dat het stellen van termijnen noodzakelijk is om de rechtszekerheid te waarborgen én om de belangen van het kind te beschermen in de zin van artikel 8 lid 2 EVRM. Evident is het belang van de man om aansluiting te zoeken bij de biologische en maatschappelijke werkelijkheid, welk belang door de man in het verzoekschrift en ter terechtzitting uitdrukkelijk voor het voetlicht is gebracht. Nu geen enkel belang is gediend bij handhaving van de termijnstelling, is de rechtbank van oordeel dat de termijnstelling van artikel 1:200 lid 6 BW en het daarbij behorende overgangsrecht in onderhavige situatie een inmenging oplevert in het family life en dat daarvoor geen rechtvaardiging als bedoeld in het tweede lid van artikel 8 EVRM kan worden gevonden. Dit leidt tot het oordeel dat de rechtbank de termijnoverschrijding buiten beschouwing laat en de man zal ontvangen in zijn verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap.
Ontkenning van het vaderschap van [X]
Nu uit het verzoekschrift en de onderliggende stukken onverkort naar voren komt dat [X] niet de biologische vader van de man is of kan zijn – immers is de man verwekt en geboren in een periode dat [X] de moeder nog niet kende - dient het verzoek van de man te worden toegewezen. Hierbij wordt opgemerkt dat de aard van de beslissing zich verzet tegen uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van [Y]
Uit het overgelegde rapport van DNA-onderzoek blijkt dat met meer dan 99,999% zekerheid is aangetoond dat de donor van het biologische materiaal (vermoedelijk [Y]) de biologische vader is van de man. Ook de overige dossierstukken, waaronder het levensverhaal van de moeder, ondersteunen de stelling dat [Y] de verwekker van de man is. Nu van overige bezwaren als bedoeld in artikel 1:207 BW niet is gebleken ligt het verzoek voor toewijzing gereed, waarbij eveneens wordt opgemerkt dat de aard van de beslissing zich verzet tegen uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Geslachtnaamswijziging
Bij faxbericht van 26 april 2010 heeft de man verklaard dat hij, indien het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van [Y] wordt toegewezen, de geslachtsnaam ‘[Y]’ wenst te gaan dragen. Op grond van artikel 5 lid 7 BW zal de rechtbank, nu aan de overige vereisten van dit artikel is voldaan, hiervan melding maken in de beschikking.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart gegrond het verzoek van:
[de man], geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats] uit [de moeder], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
tot ontkenning van het vaderschap van [X], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
stelt – op voorwaarde dat voornoemde beslissing inzake de ontkenning van het vaderschap in kracht van gewijsde is gegaan - het vaderschap vast van:
[Y], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en overleden op [datum] 2009 te [plaats],
over:
[de man], geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats] uit:
[de moeder], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
stelt vast dat de verklaring van de man luidt dat hij de geslachtsnaam [Y] zal dragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.W. de Wit, bijgestaan door mr. I.M. Talstra - Touwen als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 mei 2010.