ECLI:NL:RBSGR:2010:BN3923
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- B.C. Punt
- D.H. baron von Maltzahn
- W.G. de Boer
- Rechtspraak.nl
Verlies van Nederlandse nationaliteit door Surinaamse nationaliteit volgens de Toescheidingsovereenkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 12 augustus 2010 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een minderjarige die op 25 november 1975 in Suriname geboren werd. De verzoekster, die op dat moment in Nederland woonde, verzocht de rechtbank vast te stellen dat zij de Nederlandse nationaliteit bezat. De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de Immigratie- en Naturalisatiedienst, betwistte dit en stelde dat de verzoekster op grond van de Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten (TOS) van rechtswege de Surinaamse nationaliteit had verkregen, waardoor zij de Nederlandse nationaliteit had verloren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster bij haar geboorte de Nederlandse nationaliteit bezat, maar dat zij op het moment van de inwerkingtreding van de TOS minderjarig was. Hierdoor volgde zij haar ouders in de verkrijging van de Surinaamse nationaliteit. De rechtbank oordeelde dat de verzoekster de mogelijkheid had om binnen vijf jaar na haar meerderjarigheid te opteren voor de Nederlandse nationaliteit, maar dat zij deze mogelijkheid niet had benut. De rechtbank concludeerde dat de verzoekster op 25 november 1975 haar Nederlandse nationaliteit had verloren en dat zij deze niet had herwonnen.
De rechtbank wees het verzoek van de verzoekster af, omdat niet was gebleken dat zij vóór het verstrijken van de termijn van vijf jaar na haar meerderjarigheid had geopteerd voor de Nederlandse nationaliteit. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier en is gepubliceerd op de website van de Rechtspraak.