ECLI:NL:RBSGR:2010:BN3906
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- B.C. Punt
- D.H. baron von Maltzahn
- W.G. de Boer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot vaststelling Nederlandse nationaliteit op basis van de Toescheidingsovereenkomst met Suriname
In deze zaak heeft verzoekster op 21 november 2008 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank 's-Gravenhage, waarin zij verzoekt vast te stellen dat zij de Nederlandse nationaliteit bezit. De Staat der Nederlanden heeft echter betwist dat verzoekster in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. De mondelinge behandeling vond plaats op 22 juli 2010, waarbij verzoekster werd bijgestaan door haar advocaat, mr. L.C. Blok, en de Staat werd vertegenwoordigd door mr. I.S. IJserinkhuijsen.
Verzoekster, geboren op 15 oktober 1975 in Suriname, stelt dat zij de Nederlandse nationaliteit heeft behouden omdat zij op het moment van inwerkingtreding van de Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten (TOS) op 25 november 1975 minderjarig was. De Staat daarentegen voert aan dat verzoekster bij de inwerkingtreding van de TOS van rechtswege de Surinaamse nationaliteit heeft verkregen, waardoor zij de Nederlandse nationaliteit heeft verloren. De Staat concludeert tot afwijzing van het verzoek, omdat verzoekster niet op grond van artikel 6 lid 4 van de TOS kon opteren voor de Nederlandse nationaliteit.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat verzoekster bij haar geboorte de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen als dochter van een Nederlandse vader. Echter, op het moment van inwerkingtreding van de TOS was verzoekster minderjarig, waardoor zij de Surinaamse nationaliteit volgde van haar ouders. De rechtbank concludeert dat verzoekster niet de mogelijkheid heeft gehad om op teteren voor de Nederlandse nationaliteit op basis van artikel 6 lid 4 van de TOS, omdat zij op dat moment niet meer in het bezit was van de Nederlandse nationaliteit.
De rechtbank wijst het verzoek van verzoekster af, waarmee de beslissing van de Staat wordt bevestigd. Deze beschikking is gegeven op 12 augustus 2010 door de rechters B.C. Punt, D.H. baron von Maltzahn en W.G. de Boer, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.