ECLI:NL:RBSGR:2010:BN3834

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/900061-10
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting en vernielingen door een onvrede ervaren na royement bij een sportstichting

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 12 augustus 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder brandstichting, vernielingen, bedreigingen en beledigingen van ambtenaren in functie. De verdachte had onvrede ervaren na zijn royement bij de 'sport' Stichting Delft, wat leidde tot een reeks van strafbare gedragingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 januari 2010 brand heeft gesticht bij een nooddeur van een schoolgebouw in Den Haag, wat gemeen gevaar voor de goederen en de aanwezige personen met zich meebracht. Daarnaast heeft hij op dezelfde dag de autobanden van een bestuurslid van de stichting lek gestoken, terwijl dit bestuurslid op een begrafenis was. De verdachte heeft ook bedreigingen geuit aan het adres van een brigadier van de politie en beledigingen geuit aan meerdere ambtenaren tijdens zijn aanhouding.

De rechtbank heeft de feiten beoordeeld op basis van de tenlastelegging en het onderzoek ter terechtzitting. De verdachte heeft tijdens de zittingen geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en toonde geen inzicht in de gevolgen van zijn handelen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychologische rapportage, waaruit bleek dat de verdachte lijdt aan een aanpassingsstoornis en een persoonlijkheidsstoornis, wat zijn gedrag heeft beïnvloed. De rechtbank heeft de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar geacht en heeft een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclassering en een contactverbod met de slachtoffers.

De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan Stichting [stichting] voor de geleden schade. De rechtbank heeft de vorderingen van andere benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet van eenvoudige aard waren of omdat de verdachte voor de betreffende feiten was vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/900061-10
Datum uitspraak: 12 augustus 2010
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank ’s-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Haaglanden" te Zoetermeer.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 26 mei 2010 en 29 juli 2010.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. P.A. Willemse en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. W.N. Sardjoe, advocaat te ’s-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1 primair
hij op of omstreeks 22 januari 2010 te 's-Gravenhage opzettelijk brand heeft gesticht bij de (nood)deur van een schoolgebouw(gelegen aan de [adres]), immers heeft verdachte toen aldaar in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een brandbare stof en/of (vervolgens) voornoemde deur, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan voornoemde deur
geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemd schoolgebouw en/of naastgelegen pand(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in voornoemd
schoolgebouw aanwezige personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
1. subsidiair
hij op of omstreeks 22 januari 2010 te ’s-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een (nood)deur van een school, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [school] en/of [A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk vuur te maken tegen die deur aan, althans brand te stichten bij die deur;
art. 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 22 januari 2010 te Delft opzettelijk en wederrechtelijk twee, in elk geval een of meer, autoband(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk voornoemde autoband(en) lek te steken/prikken;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 22 januari 2010 te 's-Gravenhage [C], brigadier van Politie Haaglanden, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [C] dreigend de woorden toegevoegd :"Als ik spullen mis, dan sla ik je heel hard boven op je bek", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht4.
4.
hij op of omstreeks 30 november 2009 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een auto en/of een of meer autoband(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [D], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk met een baksteen een of meermalen te slaan op voornoemde auto en/of door voornoemde autoband(en) lek te steken/prikken;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 22 januari 2010 te 's-Gravenhage opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [C], gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten als brigadier van Politie Haaglanden in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Ik ben aangehouden door de blauwe en zij is nog lelijker dan jij bent, ze is echt lelijk" en/of "Ik wil niet door jou gefouilleerd worden, want er komt dalijk een man aan. Je bent er echt een lelijke van" en/of " dat ze op de politieschool alles maar aannamen ", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 01 december 2009 te 's-Gravenhage opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [E] en [F], gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten als aspirant van Politie Haaglanden en/of brigadier van Politie Haaglanden in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Jullie zijn kankerlijers en jullie zijn kankerhufters" en/of " Jij bent een kankeraap en ik wil niet naar jou luisteren" en/of "Jij bent een kankerzwarte, ik kan niet begrijpen dat ze jou hebben aangenomen bij de politie" en/of "Je vrouw is een kankerhoer. Uiteindelijk gaan alle vrouwen weg bij een politieagent, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en/of in de richting van
voornoemde [E] en/of [F] gespuugd;
art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
7.
Ter berechting gevoegd: 09/655047-10
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2009 tot en met 22 september 2009 te Baarn, althans te Delft, althans in Nederland, [D] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [D] dreigend per sms en/of via het internet (chatgesprek) de woorden toegevoegd :"Ik heb vanmorgen een Colt model [model] weer opgehaald, straks effe wat munitie ophalen, ze woont alleen en ik kan haar huis binnen en zolang jouw naam niet [D] is heb je niks te vrezen" en/of Ik ga nu effe wat patronen halen, [D] trouwens, OM HAAR HAAR VERDIENDE LOON TE GEVEN DAAROM", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
8.
hij op of omstreeks 23 september 2009 te Delft (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een luchtdrukpistool (merk [merk], model [model]), zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie
9. ter berechting gevoegd: 645156-10
hij op of omstreeks 13 oktober 2009 te Baarn opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stichting [stichting], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk tegen die ruit te schoppen en/of te slaan en/of een hard voorwerp tegen/richting die ruit te brengen/te gooien;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
10.
hij op of omstreeks 13 oktober 2009 te Baarn opzettelijk en wederrechtelijk acht, althans een (aantal) vloermat(ten) en/of valmat(ten), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [D], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk een ruit te vernielen, tengevolge waarvan glasscherven en/of glassplinters in/op die valmat(ten) en/of vloermat(ten) zijn gekomen;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
11.
hij op of omstreeks 13 oktober 2009 te Baarn opzettelijk en wederrechtelijk een autoband, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [D], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk die autoband leeg te laten lopen en/of die autoband lek te steken;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3. Het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich op 22 januari 2010 heeft schuldig gemaakt aan brandstichting, danwel vernieling (feit 1 primair en subsidiair), en dat hij zich op 22 januari 2010 heeft schuldig gemaakt aan een vernieling (feit 2), een bedreiging (feit 3) en een belediging van een ambtenaar (feit 5). Daarnaast heeft verdachte zich op 30 november 2009 schuldig gemaakt aan een vernieling (feit 4) en op 1 december 2009 aan een belediging van ambtenaren (feit 6). Tevens heeft verdachte zich in de periode van 1 september 2009 tot en met 22 september 2009 schuldig gemaakt aan een bedreiging (feit 7) en op 23 september 2009 een luchtdrukpistool voorhanden gehad (feit 8). Op 13 oktober 2009 heeft verdachte zich ten slotte schuldig gemaakt aan vernielingen (feiten 9, 10 en 11).
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de feiten 1 subsidiair, 3, 6, 7, 8, 9 en 11 heeft begaan en verdachte zal vrijspreken van de onder 2, 4, 5 en 10 ten laste gelegde feiten.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat er ten aanzien van de feiten 1 primair en subsidiair, 2, 4, 9, 10 en 11 onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bestaat om tot een veroordeling te komen. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van deze feiten.
Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging aangevoerd dat er geen sprake is geweest van een bedreiging tegen het leven gericht, hoogstens van bedreiging met zware mishandeling.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte vrij dient te worden gesproken van feit 5, daar de belediging van de verbalisant niet in het openbaar heeft plaatsgevonden, waardoor de belediging niet bewezen kan worden verklaard. Verdachte dient voorts vrij te worden gesproken van het onder feit 7 ten laste gelegde, daar de bedreigende uitlatingen op een besloten chatforum zijn gedaan, waardoor niet vast staat of de uitlatingen [D] hebben bereikt. Ten aanzien van feit 6 en feit 8 is er volgens de verdediging voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden om tot een bewezenverklaring te komen. Wel wijst de raadsman er ten aanzien van feit 8 op dat er op disproportionele wijze is binnengetreden in de woning van verdachte, hetgeen meegewogen dient te worden in de strafmaat.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging1
De rechtbank zal bij de beoordeling van de feiten een andere volgorde aanhouden dan de officier van justitie, gelet op de samenhang tussen bepaalde feiten.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting aangegeven dat hij een tiental jaren met zeer veel passie de sport ‘[sport]’ heeft beoefend bij de [sport] Stichting Delft, welke zijn trainingslocatie aan de [adres] in [plaats] heeft.2 Verdachte heeft verteld dat hij bovendien graag les zou willen gaan geven in de [sport]-sport en een eigen sportschool zou willen beginnen.3 Op een gegeven moment is er echter een conflict ontstaan tussen verdachte en een ander lid van de stichting, genaamd [D], waarmee hij voordien een vertrouwensrelatie onderhield. Het conflict tussen verdachte en [D] heeft zich dusdanig ontwikkeld dat de [sport] Stichting Delft zich genoodzaakt heeft gezien verdachte op 21 september 2009 te royeren als leerling van de stichting.4 Verdachte heeft zich niet bij zijn royement kunnen neerleggen en heeft bij de politie verklaard boos en teleurgesteld te zijn in de [sport] Stichting Delft en in [B], zijnde één van de bestuursleden waar verdachte jaren mee heeft getraind. Voorts voelt verdachte zich in de steek gelaten door [D], die inmiddels een eigen sportschool in Baarn is begonnen.5 Verdachte bleef na zijn royement toch geregeld tijdens trainingsavonden bij de trainingslocatie aan de [adres] langsgaan.6 Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij dit deed om herinneringen op te halen. Voor leden van de stichting was zijn aanwezigheid echter hinderlijk en verontrustend.7
Ten aanzien van feit 7:
Op 22 september 2009, derhalve daags na de royering van verdachte, is [D] gebeld door [G], een medewerker van een internetforum, die vertelde dat er op een chatforum bedreigingen in haar richting waren geuit. [D] heeft [G] gevraagd contact op te nemen met de politie in Baarn.8
Op 22 september 2009 zijn de volgende berichten gepost 9:
- Een Colt model [model]
- Nood breekt wet dus ik heb hem vanmorgen weer opgehaald
- Straks effe wat munitie ophalen en dan zijn we ready to go
- Ze woont alleen en ik kan haar huis binnen dus geen haan die er naar kraait
- Zolang jouw naam niet [D] is heb je niks te vrezen
- Ik ga nu effe wat patronen halen, [D] trouwens
- OM HAAR HAAR VERDIENDE LOON TE GEVEN DAAROM
Het IP-adres waar betreffende bedreigingen vandaan komen, staat op naam van verdachte.10
Verdachte heeft ter terechtzitting van 29 juli 2010 bekend dat hij betreffende teksten wel getypt heeft, maar tevens aangegeven dat hij er niets van meende.
De rechtbank is van oordeel dat het onder feit 7 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de bedreiging niet bewezen kan worden verklaard, nu deze binnen een besloten chatforum is gedaan en niet vast staat dat aangeefster ook daadwerkelijk kennis heeft genomen van de betreffende bedreiging. De rechtbank is echter van oordeel dat, gezien het feit dat verdachte deze berichten op internet heeft gepost, ook al was dat in een besloten groep, hij de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangeefster [D] op de hoogte zou geraken van deze bedreiging. Immers, verdachte heeft [D] in het bericht met naam en toenaam genoemd en de bezoekers van de chatforum opgeroepen die naam te ‘googelen’. Overigens heeft die kans zich ook geopenbaard nu de beheerder van de chatbox direct contact met [D] heeft opgenomen. Gelet op het reeds langer bestaande conflict tussen [D] en verdachte, kon de melding van de beheerder bij [D] de redelijke vrees doen ontstaan dat verdachte zijn bedreigingen zou kunnen uitvoeren, ook al kende zij de exacte inhoud daarvan niet.
Ten aanzien van feit 8:
Op 23 september 2009 zijn verbalisanten de woning van verdachte binnengetreden om hem buiten heterdaad aan te houden. Hiertoe was een machtiging afgegeven door de hulpofficier van justitie. Nadat verdachte is aangehouden, zien verbalisanten in de woonkamer een zwart pistool liggen, welke zij in beslag nemen.11 Het in beslag genomen voorwerp betreft een luchtdrukpistool van het merk [merk], model [model]. Dit voorwerp is een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, categorie 1 onder 7 van de Wet wapens en munitie.12
Verdachte herkent bij de politie zijn pistool op een foto.13
De raadsman heeft aangevoerd dat de politie disproportioneel is binnengetreden in de woning van verdachte. De rechtbank is echter van oordeel dat het forceren van de deur middels een stootijzer niet disproportioneel is geweest. Verdachte bevond zich immers in de woning en heeft na herhaaldelijk aanbellen geweigerd de voordeur te openen. In het belang van de aanhouding heeft de politie daartoe de deur moeten forceren.
Ten aanzien van feit 9:
Op 13 oktober 2009 was [D] les aan het geven in het sportcomplex ‘[sportcomplex]’ te Baarn.14
Tijdens haar les wordt een ruit van het sportcomplex kapot gemaakt.15 [D] vertelt aan de politie dat zij verdachte hiervan verdenkt, omdat zij enkele weken terug aangifte tegen hem heeft gedaan in verband met bedreiging en waarvoor verdachte toen ook is aangehouden. Tijdens het gesprek met de politie buiten op straat, ziet [D] verdachte aan de overkant van de straat lopen en wijst zij hem aan de politie aan.16 Getuigen [H] en [I] verklaren beiden dat zij voor de ingang van het sportcomplex stonden, toen zij een hard rinkelend geluid hoorden. Beiden zijn in de richting van de schutting, waar het geluid vandaan kwam, gelopen. [H] heeft verklaard dat zij om de schutting keek en zag dat er een man bij de vernielde ruit stond. Na de komst van de politie heeft zij deze man, naar later blijkt verdachte, aan de overkant van het sportcentrum zien staan. Tevens heeft zij gezien dat de man werd aangesproken door de politie.17 [I] heeft verklaard dat zij ongeveer 10 tot 20 seconden na het glasgerinkel een man zag weglopen achter de schutting vandaan. Er was verder niemand in de buurt te zien. [I] zag vervolgens aan de overzijde van de weg een man lopen, die zij herkende als de man die zij had zien lopen bij de ruit.18 Verdachte is daarna aangehouden door de politie.19 Verdachte verklaart zelf dat hij in Baarn aan het rondlopen was en woonachtig is in Delft. Ook verklaart hij dat hij bij de schutting heeft gelopen en daar ook achter vandaan is gekomen.20
Gelet op bovenstaande verklaringen concludeert de rechtbank dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat het verdachte is geweest die de ruit van sportcomplex [sportcomplex] heeft vernield.
Ten aanzien van feit 6:
Op 1 december 2009 houden verbalisanten [E] en [F] verdachte aan ter zake van vernieling van een auto op 30 november 2009. Tijdens zijn aanhouding worden verbalisanten beledigd door verdachte. Verdachte roept onder meer: ‘Jullie zijn kankerlijers en jullie zijn kankerhufters’, ‘Jij bent een kankeraap en ik wil niet naar jou luisteren’, ‘Jij bent een kankerzwarte, ik kan niet begrijpen dat ze jou hebben aangenomen bij de politie’ en ‘Je vrouw is een kankerhoer. Uiteindelijk gaan alle vrouwen weg bij een politieagent’. Tijdens het transport heeft verdachte tevens voortdurend gespuugd in het politievoertuig. Verbalisanten verklaren dat zij zich door betreffende beledigingen in hun naam en eer voelden aangetast. De beledigingen waren tevens hoorbaar voor andere aanwezige personen.21 Verdachte bekent tijdens zijn verhoor bij de politie dat hij betreffende beledigingen heeft geuit. Hij kan zich alleen niet meer herinneren dat hij ‘kankerzwarte’ heeft gezegd. 22
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank het onder feit 6 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van de feiten 1 primair en 2:
Feit 1:
Op 22 januari 2010 kregen verbalisanten [C] en [J] de opdracht te gaan naar het sportcomplex aan de [adres] te Den Haag. Aldaar zou een persoon rondlopen die [B] en andere collega’s van de sportschool meerdere malen heeft lastig gevallen en die mogelijk iets te maken zou hebben met het leksteken van de autobanden van [B] eerder die dag. Daar aangekomen zagen zij grote vlammen tegen de zijkant van het sportcomplex. Verbalisanten hebben, nadat de brand is geblust, met drie mannen die aanwezig waren in het sportcomplex, gesproken. De mannen verklaarden dat zij al enige tijd werden bedreigd door verdachte.23 Tevens hadden zij verdachte eerder die avond al zien rondlopen in de buurt van het sportcomplex. Verbalisanten zijn vervolgens op zoek gegaan naar een man die voldeed aan het opgegeven signalement. Op een afstand van ongeveer 400 meter van de sportschool is verdachte, die schichtig om zich heen keek, door verbalisant [C] aangetroffen en aangehouden.24 [A] heeft aangifte gedaan namens de [sport] Stichting Delft. [A] heeft verklaard dat de brand was ontstaan bij een nooddeur van de gymzaal. Omstreeks 22.25 uur zagen een paar leerlingen rook onder de nooddeur vandaan komen. Een van de leerlingen heeft daarna gelijk deze nooddeur opgemaakt, waarna de leerlingen het vuur hebben kunnen doven met water. De leerlingen hebben later verteld dat de deur zwartgeblakerd was. Aangever heeft het vermoeden dat verdachte de dader van dit feit is, omdat hij hem tijdens de les de hele tijd en laatstelijk om 22.15 uur, om het gebouw heen heeft zien lopen.25 Getuige [K] heeft verdachte op 22 januari 2010 drie tot vier keer zien rondlopen in de omgeving van de sportschool. Nadat er brand is gesticht heeft [K] verdachte niet meer gezien.26 Verdachte heeft verklaard dat hij die dag tegen 21.00 uur bij de sportschool is aangekomen en daar in de buurt is blijven rondhangen en dat het wel zou kunnen zijn dat hij om 22.15 uur nog gezien is. Verdachte verklaart echter niets van de brand te hebben gezien.27 Voorlopig onderzoek van de forensische opsporing heeft aangetoond dat de brand is gesticht door middel van een vluchtige vloeistof.28 Door middel van detectieapparatuur is vastgesteld dat er sporen van vluchtige stoffen op de jas en de schoenen van verdachte aanwezig waren.29 In die schoenen, de jas en een op de groenstrook ter hoogte van de nooddeur aangetroffen prop met brandplekken is door het NFI kookpuntbenzine aangetoond.30 Tenslotte is op de handen van verdachte roet aangetroffen.31
Mede gelet op het rapport van de brandweer, opgesteld door [L] d.d. 21 juli 2010, is de rechtbank van oordeel dat er tijdens de brand geen levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in het sportcomplex aanwezige personen te duchten was. Wel bestond er gevaar voor het sportcomplex.
Feit 2:
Op 22 januari 2010 tussen 12.40 uur en 14.15 uur heeft aangever [B] zijn auto, een grijze Volkswagen Golf, geparkeerd bij de begraafplaats aan de Hoflaan te Delft. Aangever was aanwezig bij de begrafenis van zijn tante. Bij terugkomst bij zijn auto heeft aangever gezien dat de auto twee lekke banden had. In één van de banden zag aangever een sneetje.32 Nadat verdachte is aangehouden ter zake de brandstichting op 22 januari 2010, heeft hij tijdens zijn vervoer naar het politiebureau verteld dat de tante van [B] dood was.33 Verdachte is op 22 januari 2010 gefouilleerd, waarbij een mesje is aangetroffen.34 Verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij wist dat [B] op 22 januari 2010 een begrafenis van zijn tante had, omdat hij dit in een advertentie had gelezen. Verdachte heeft verklaard dat [B] een zilvergrijze Golf heeft en dat hij op 22 januari 2010 in het begin van de middag naar de betreffende begraafplaats is gegaan, naar eigen zeggen om een graf van een vroegere vriend te bezoeken. Verdachte heeft verklaard dat hij vanaf zijn woning in ongeveer 10 minuten naar de begraafplaats is gelopen.35 Het NFI heeft een vergelijkend onderzoek verricht naar het in de fouillering van verdachte aangetroffen mesje en het steek/snijspoor in de band. Dit heeft geresulteerd in een rapport, op 21 juli 2010 opgesteld en ondertekend door ing. I. Keereweer, waaruit blijkt dat het steek/snijspoor veroorzaakt kan zijn door het mesje van verdachte, maar ook door een soortgelijk mesje.
De rechtbank overweegt ten aanzien van deze feiten in het bijzonder het volgende.
De feiten 1 primair en 2 dienen in samenhang te worden bezien met de onder 9 bewezen verklaarde vernieling. Bij alle drie de feiten staat vast dat verdachte zich omstreeks het moment waarop het feit is gepleegd, op of nabij de plaats delict bevond. Betreffende feiten hebben allen betrekking op de trainingslocaties en/of de bestuursleden van de Stichting [sport] Delft en/of personen verbonden aan de Stichting, waarop verdachte sinds zijn royement boos is, waarin hij teleurgesteld is en door wie hij zich in de steek gelaten voelt. Alle drie de feiten dateren van na het royement van verdachte, terwijl voorts niet is gebleken dat de Stichting en/of bestuursleden en/of andere daaraan verbonden personen op enig moment daarvoor geteisterd werden door incidenten zoals waarvan verdachte wordt verdacht. Desgevraagd heeft verdachte ter terechtzitting ook geen bevredigende verklaring kunnen geven voor het feit dat hij steeds aanwezig was op of nabij de plaats delict op het moment waarop het feit werd gepleegd. Voorts hebben diverse getuigen verklaard dat verdachte zich tijdens trainingsavonden regelmatig ophield rondom de trainingslocatie kennelijk om duidelijk te maken dat hij zijn royement niet accepteerde of dat hij zijn aanwezigheid liet merken door bijvoorbeeld een harde klap op de buitendeur te geven. Mede in aanmerking nemende de onder feit 7 bewezen verklaarde bedreiging van [D], is de rechtbank van oordeel dat verdachte er duidelijk op uit is de Stichting, diens bestuursleden en/of andere daaraan verbonden personen betaald te zetten voor het hem aangedane leed als gevolg van zijn royement. Daar komt bij dat verdachte ten tijde van zijn aanhouding op 22 januari 2010 in het bezit was van gereedschap (een hobbymes) waarmee makkelijk autobanden kunnen worden vernield. Zowel op zijn kleding, schoenen als ook op een vlakbij de nooddeur aangetroffen prop met brandplekken is kookpuntbenzine aangetroffen.
De door verdachte gegeven verklaring voor zijn aanwezigheid op de begraafplaats alsook later nabij het sportcomplex, in het bezit van een hobbymes en dragende kleding en schoenen besprenkeld met kookpuntbenzine gelijk aangetroffen op de prop nabij de nooddeur, acht de rechtbank gelet op het gehele samenstel van omstandigheden dan ook ongeloofwaardig.
Gelet op al die omstandigheden acht de rechtbank de feiten 1 primair en 2 wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3:
Op 22 januari 2010 houdt verbalisant [C] verdachte aan ter zake van brandstichting in een sportcomplex aan de [adres] te Den Haag. Wanneer verdachte ter overbrenging naar het politiebureau in de politieauto zit, kijkt hij verbalisant [C] kwaad aan en zegt daarbij: ‘Als ik spullen mis, sla ik je hard bovenop je bek’. Verbalisant [C] heeft verklaard dat zij zich door deze uitlatingen ernstig bedreigd voelde door verdachte.36 Verbalisant [J] was tevens aanwezig tijdens voornoemde opmerkingen van verdachte. Hij bevestigt de verklaring van aangeefster. 37 Gelet op voornoemde ambtsedig opgemaakte processen-verbaal acht de rechtbank het onder feit 3 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Vrijspraak ten aanzien van de feiten 4, 5, 10 en 11:
Ten aanzien van feit 4 is er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te komen. In het dossier bevindt zich een aangifte van [D], waarin zij verklaart dat haar auto op 30 november 2009 tussen 20.30 uur en 22.45 uur aan de [adres] is vernield.38 Niemand heeft gezien wie deze vernielingen heeft gepleegd. Op 30 november wordt verdachte pas omstreeks 23.50 uur op de [adres] aangehouden.39 Verdachte is niet eerder in de omgeving van de [adres] gesignaleerd.
Gelet op het bovenstaande is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden, waardoor de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het hem onder feit 4 ten laste gelegde feit.
Onder feit 5 wordt de belediging van verbalisant [C] ten laste gelegd. Deze belediging is echter slechts geuit in het bijzijn van verbalisant [C] zelf.40 Daar er geen publiek aanwezig was, kan er van openbaarheid van deze belediging geen sprake zijn. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het onder feit 5 ten laste gelegde feit.
Onder feit 10 wordt verdachte de vernieling van de vloer/valmatten, toebehorende aan [D], door het inslaan van de ruit bij het sportcomplex ‘[sportcomplex]’ ten laste gelegd. De rechtbank is van oordeel dat het opzet van verdachte gericht was op het vernielen van de ruit, zoals ten laste gelegd en bewezenverklaard onder feit 9, en niet op de vernieling van de vloer/valmatten. Deze vernieling betreft enkel gevolgschade van de ingeslagen ruit.
Gelet hierop zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het hem onder feit 10 ten laste gelegde feit.
Daarnaast is aan verdachte onder feit 11 ten laste gelegd dat hij op 13 oktober 2009 vernielingen heeft gepleegd aan de autobanden van aangeefster [D]. [D] bemerkt dat er geen lucht meer in haar linker achterband zit, nadat verdachte om 22.15 uur is aangehouden in verband met vernieling van de ruit van het sportcomplex ‘[sportcomplex]’. De rechtbank overweegt dat het wel zeer toevallig is dat de avond waarin verdachte is aangehouden voor het inslaan van een ruit bij het sportcomplex ‘[sportcomplex]’, iemand de banden van de auto van [D] leeg heeft laten lopen. Echter, uit de aangifte van [D] blijkt dat zij haar auto reeds om 18.50 uur had geparkeerd op de Goeman Borgesiuslaan tegenover het zwembad. Gelet op het tijdsverloop tot aan de aanhouding van verdachte, het feit dat de auto op een openbare plek stond en verdachte niet in de zeer nabije omgeving van de auto is gesignaleerd, is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden. (onvoldoende dat de autobanden zijn beschadigd.)41 De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken voor het onder 11 ten laste gelegde feit.
3.4 De bewezenverklaring
1 primair
hij op omstreeks 22 januari 2010 te 's-Gravenhage opzettelijk brand heeft gesticht bij de nooddeur van een schoolgebouw gelegen aan de [adres], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met een brandbare stof en vervolgens voornoemde deur, ten gevolge waarvan voornoemde deur gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemd schoolgebouw te duchten was;
2.
hij op 22 januari 2010 te Delft opzettelijk en wederrechtelijk twee autobanden, toebehorende aan [B], heeft vernield door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk voornoemde autobanden lek te steken/prikken;
3.
hij op 22 januari 2010 te 's-Gravenhage [C], brigadier van Politie Haaglanden, heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [C] dreigend de woorden toegevoegd :"Als ik spullen mis, dan sla ik je heel hard boven op je bek”;
6.
hij op 01 december 2009 te 's-Gravenhage opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten [E] en [F], gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten als aspirant van Politie Haaglanden en brigadier van Politie Haaglanden in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Jullie zijn kankerlijers en jullie zijn kankerhufters" en " Jij bent een kankeraap en ik wil niet naar jou luisteren" en "Jij bent een kankerzwarte, ik kan niet begrijpen dat ze jou hebben aangenomen bij de politie" en "Je vrouw is een kankerhoer. Uiteindelijk gaan alle vrouwen weg bij een politieagent” en in de richting van voornoemde [E] en [F] gespuugd;
7.
Ter berechting gevoegd: 09/655047-10
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 september 2009 tot en met 22 september 2009 te Delft, [D] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [D] dreigend via het internet (chatgesprek) de woorden toegevoegd :"Ik heb vanmorgen een Colt model [model] weer opgehaald, straks effe wat munitie ophalen, ze woont alleen en ik kan haar huis binnen en zolang jouw naam niet [D] is heb je niks te vrezen" en Ik ga nu effe wat patronen halen, [D] trouwens, OM HAAR HAAR VERDIENDE LOON TE GEVEN DAAROM";
8.
hij op 23 september 2009 te Delft een wapen van categorie I onder 7°, te weten een luchtdrukpistool (merk [merk], model [model]), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen voorhanden heeft gehad;
9.
ter berechting gevoegd: 645156-10
hij op 13 oktober 2009 te Baarn opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, toebehorende aan Stichting [stichting], heeft vernield door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk tegen die ruit te schoppen en/of te slaan en/of een hard voorwerp tegen/richting die ruit te brengen/te gooien.
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van de persoon van verdachte is een reclasseringsrapportage en een psychologische rapportage opgemaakt.
Uit de reclasseringsrapportage van Reclassering Nederland, op 22 april 2010 opgesteld en ondertekend door [reclasseringswerker], reclasseringswerker, en [leidinggevende], leidinggevende, volgt dat verdachte in het verleden in meerdere psychiatrische instellingen heeft verbleven en argwanend overkomt. Verdachte lijkt primair te reageren wanneer hij zich benadeeld voelt en lijkt sociaal geïsoleerd. De reclassering adviseert een NIFP-rapportage te laten opmaken, daar niet duidelijk is wat de psychische toestand van verdachte is.
Op 27 juni 2010 is betreffende verdachte een psychologische rapportage opgemaakt door W.J.L. Lander, psycholoog, waaruit blijkt dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een aanpassingsstoornis met een gemengde stoornis van emoties en gedrag. Tevens is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis Niet Anderszins Omschreven (NAO) met antisociale en narcistische trekken. Omdat verdachte alleen het onder feit 3 ten laste gelegde feit heeft bekend, kan er alleen wat betreft dat feit een uitspraak worden gedaan over de mate van beïnvloeding door een ziekelijke stoornis. De psycholoog is van oordeel dat tijdens het plegen van dit feit sprake was van bovengenoemde persoonlijkheids- en aanpassingsstoornis. Als gevolg daarvan heeft verdachte zijn wil en gedrag niet geheel in vrijheid kunnen bepalen en dient hij als licht verminderd toerekeningsvatbaar te worden beschouwd. Het zwakke normbesef, de achterdochtige opstelling van verdachte en de neiging tot impulsief, agressief gedrag leiden tot een reële kans op recidive van een soortgelijk delict. Om de kans op recidive te verminderen adviseert de psycholoog een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen en daarbij als bijzondere voorwaarde een behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling binnen de forensische psychiatrie te stellen, tezamen met verplicht reclasseringscontact.
De rechtbank neemt de conclusies van het psychiatrisch onderzoek over en acht verdachte in licht verminderde mate toerekeningsvatbaar voor het onder feit 3 bewezenverklaarde feit.
6. De straf
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van de onder 2, 4, 5 en 10 ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken en ten aanzien van de onder 1 subsidiair, 3, 6, 7, 8, 9 en 11 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, ressort Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht;
- dat verdachte tijdens de proeftijd op geen enkele wijze contact zal zoeken of zal hebben met de docenten en/of bestuursleden van de ‘[sport] Stichting Delft’;
- dat verdachte zich niet binnen een straal van 500 meter bij de [school] aan de [adres] te Den Haag zal bevinden.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de feiten 1 primair en subsidiair, 2, 4, 5, 7, 9, 10 en 11 vrijspraak bepleit en verzoekt dan ook verdachte onmiddellijk in vrijheid te stellen. Indien de rechtbank toch tot een bewezenverklaring zal komen verzoekt de verdediging de straf gelijk te stellen aan de duur van de voorlopige hechtenis van de hoofdzaak en de eerdere inverzekeringstellingen die verdachte heeft ondergaan. Indien de rechtbank een zwaardere straf overweegt, vraagt de verdediging het deel te vermeerderen met een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een groot aantal strafbare feiten, waaronder een brandstichting, een aantal vernielingen, bedreigingen en belediging van ambtenaren in functie.
Bovengenoemde feiten hebben allen te maken met de onvrede die verdachte heeft ervaren na zijn royement bij de ‘[sport] Stichting Delft’, waar hij jarenlang met zeer veel plezier en passie de vechtsport [sport] heeft beoefend. Verdachte is het niet eens met zijn royement en neemt de bestuurders van en personen verbonden aan de Stichting dit alles kwalijk. Kennelijk om duidelijk te maken dat hij geen genoegen nam met zijn royement, bleef hij tijdens lesuren naar de sportlocatie komen. Leerlingen en bestuursleden van de Stichting verklaren dan ook dat zij verdachte regelmatig zagen rondlopen rondom de sportlocatie en dat verdachte ook kenbaar maakte dat hij aanwezig was, door bijvoorbeeld hard op de deur van deze sportlocatie te slaan. Verklaard wordt dat dit gevoelens van onrust opwekte bij de aanwezigen.
Op 22 januari 2010 heeft verdachte tijdens een les bij de nooddeur van de sportlocatie aan de [adres] brand gesticht. Hij heeft daarbij geen oog gehad voor het gevaar dat hij daarmee voor de sportlocatie, de basisschool en de goederen in de directe omgeving van de in brand gestoken sportlocatie, realiseerde. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van onverantwoord gedrag van verdachte en rekent dat verdachte ernstig aan. Daar komt bij dat verdachte door het stichten van brand veel onrust en gevoelens van angst heeft veroorzaakt bij de leerlingen van de ‘[sport] Stichting Delft’. Dat de gevolgen van deze brand beperkt zijn gebleven, is te danken aan deze leerlingen, die adequaat hebben opgetreden en de brand onmiddellijk hebben geblust. De beperkte schade is daardoor uitsluitend te danken aan omstandigheden buiten de wil van verdachte. Eerder die dag had verdachte reeds de banden van de auto van één van de bestuursleden van de ‘[sport] Stichting Delft’ lek gestoken, terwijl dit bestuurslid aanwezig was bij een begrafenis. Niet alleen levert het vernielen van goederen schade en ongemak op voor het slachtoffer, maar in onderhavig geval heeft dit ook geleid tot het ontstaan van gevoelens van onrust. Verdachte is immers welbewust op pad gegaan om de auto van betreffend bestuurslid op te sporen en te vernielen.
Verdachte heeft zich tevens opgehouden rondom een sportlocatie in Baarn, op tijdstippen waarop [D] les aan het geven was. Verdachte heeft op 13 oktober 2009 bij deze sportlocatie tijdens de les een ruit vernield en hij heeft [D] in september 2009 tevens bedreigd op internet. Dit zijn zeer ernstige feiten, welke bij het slachtoffer terechte gevoelens van angst en onrust hebben opgewekt.
Verdachte heeft bij zijn aanhouding een verbalisante bedreigd en verbalisanten beledigd door deze uit te schelden en op hen te spugen. Deze feiten zijn zeer hinderlijk en verdachte dient te beseffen dat dit gedrag niet door de beugel kan.
Verdachte heeft ter terechtzitting geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft geen inzicht getoond in zijn handelen en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers. Verdachte heeft eerder ook al aangetoond niet onder de indruk te zijn van de schorsingsvoorwaarden ten aanzien van de voorlopige hechtenis op 3 februari 2010, waaronder het verbod om in de buurt van de trainingslocatie te komen, daar hij een paar dagen later alweer rondom het gebouw is aangetroffen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsrapport en het psychologisch rapport, zoals onder 5. beschreven.
Tevens heeft de rechtank acht geslagen op het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 25 januari 2010, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder in aanraking is geweest met politie en justitie voor soortgelijke feiten.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en in aanmerking genomen dat de rechtbank voornoemde conclusie van de psycholoog, dat verdachte ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd, overneemt, acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
De rechtbank neemt daarbij enerzijds in aanmerking, dat de gevolgen van de brandstichting beperkt zijn gebleven, en anderzijds dat zijn gedrag een zekere vasthoudendheid vertoont. Verdachte dient doordrongen te worden van het onaanvaardbare van zijn gedrag. Tevens zal aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd, met het doel te voorkomen dat hij wederom (soortgelijke) strafbare feiten zal plegen. Daarbij zal de rechtbank als bijzondere voorwaarden een verplicht reclasseringscontact, een contactverbod met [D] en een verbod om zich in de omgeving van de trainingslocatie aan de [adres] te begeven, opleggen.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
[C] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 250,-.
[D] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 280,-.
Stichting [stichting] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 445,06,-.
7.1. De vordering van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering van [C]:
De officier van justitie concludeert tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Voorts vordert de officier van justitie dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 250,-, subsidiair 5 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [C].
Ten aanzien van de vordering van [D]:
De officier van justitie concludeert tot afwijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Ten aanzien van de vordering van Stichting [stichting]:
De officier van justitie concludeert tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Voorts vordert de officier van justitie dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 445,06, subsidiair 8 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd Stichting [stichting].
7.2. Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering van [C]:
De verdediging heeft gevorderd de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, daar deze niet eenvoudig genoeg van aard is.
Ten aanzien van de vordering van [D]:
De verdediging heeft gevorderd de vordering ongegrond te verklaren.
Ten aanzien van de vordering van Stichting [stichting]:
De verdediging heeft gevorderd de vordering ongegrond, danwel niet-ontvankelijk te verklaren.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van [C]:
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn haar verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
Ten aanzien van de vordering van [D]:
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, is vrijgesproken.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn haar verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
Ten aanzien van de vordering van Stichting [stichting]:
De rechtbank acht de vordering van zo eenvoudige aard dat deze vordering zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Deze vordering is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 9 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 445,06.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 9 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 445,06, ten behoeve van het slachtoffer genaamd Stichting [stichting].
8. De inbeslaggenomen goederen
8.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert voorts dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen
(beslaglijst) onder 1 genummerde voorwerpen (messen) zullen worden onttrokken aan het verkeer, en dat de onder 2 en 3 genummerde voorwerpen (kleding) zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de teruggave aan verdachte verzocht van alle in beslag genomen goederen.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerpen (messen) onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met behulp van deze voorwerpen het onder 2 bewezenverklaarde feit is begaan.
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 2 en 3 genummerde voorwerpen (kleding), waarbij de rechtbank ervan uitgaat dat het Openbaar Ministerie zorg zal dragen voor teruggave van de andere schoen van verdachte.
9. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36b, 36c, 36f, 57, 157, 266, 267, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht;
13 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10. De beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij gewijzigde dagvaarding onder 4, 5, 10 en 11 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij gewijzigde dagvaarding onder 1 primair, 2, 3, 6, 7, 8 en 9 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
Ten aanzien van de feiten 2 en 9:
Vernieling, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 3:
Bedreiging met zware mishandeling;
Ten aanzien van feit 6:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 7:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Ten aanzien van feit 8:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (TWAALF) maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 5 (VIJF) maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarden;
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, ressort Den Haag, ook als dat inhoudt behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling;
- dat veroordeelde op geen enkele wijze contact zal zoeken of zal hebben met [D];
- dat veroordeelde zich niet binnen een straal van 100 meter bij de [school] aan de [adres] Den Haag zal bevinden;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf;
de vordering van de benadeelde partij [C]:
bepaalt dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat zij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
de vordering van de benadeelde partij [D]:
bepaalt dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat zij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
de vordering van de benadeelde partij Stichting [stichting]:
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan Stichting [stichting], een bedrag van € 445,06;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 445,06 ten behoeve van het slachtoffer genaamd Stichting [stichting];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 8 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerpen, te weten: messen;
gelast de teruggave aan verdachte van de op de beslaglijst onder 2 en 3 genummerde voorwerpen, te weten: jas en schoen.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. P. Poustochkine, voorzitter,
M.M. Meessen en mr. S.M. Christiaan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.A.I. Hendricks, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 augustus 2010.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het doorgenummerde proces-verbaal van regiopolitie Haaglanden met het nummer PL1535 2010016652-1 (PV I, blz. 1-129), het proces-verbaal van regiopolitie Haaglanden met het nummer 2009022375-1 (PV II blz. 1-29), het vervolg proces-verbaal van regiopolitie Haaglanden met het nummer 2009022375-1 (PV III ongenummerd), het proces-verbaal van regiopolitie Utrecht met het nummer 0930/09-015609 (PV IV, blz. 1-98) en het proces-verbaal van regiopolitie Utrecht met het nummer 0930/09-016848 (PV V, blz. 1-47).
2 Proces-verbaal van bevindingen PL1535 2010016652-16 (PV I, blz. 41-42)
3 het proces-verbaal van verhoor verdachte 0930/09-289165 (PV IV, blz. 72-78)
4 Emailbericht (PV IV blz. 62)
5 Proces-verbaal van bevindingen PL1535 2010016652-16 (PV I, blz. 41-42) en het proces-verbaal van verhoor verdachte 0930/09-289165 (PV IV, blz. 72-78)
6 Proces-verbaal van bevindingen PL1535 2010016652-16 (PV I, blz. 41-42)
7 Proces-verbaal van verhoor getuige [B] PL1535 2010016652-11 (PV I, blz. 33-34), Proces-verbaal van verhoor getuige [K] PL1535 2010016652-21 (PV I, blz. 75-77), Proces-verbaal van verhoor getuige [D] PL1535 2010016652-22 (PV I, blz. 78-80)
8 Proces-verbaal van aangifte PL0940/09-289165 (PV IV, blz. 32-36)
9 Afdruk chatgesprek (PV IV, blz. 51-52)
10 Proces-verbaal van bevindingen PL 0930/09-289165 (PV IV, blz. 53).
11 Proces-verbaal en kennisgeving van inbeslagneming 1581/2009/23652-5 (PV IV blz. 5-11)
12 Proces-verbaal 0930/09-289165 (PV IV blz. 48)
13 Proces-verbaal van verhoor verdachte 0930/09-289165 (PV IV, blz. 72-78, blz. 76)
14 Proces-verbaal van aangifte [D] PL 0930/312438 (PV V, blz. 38-40)
15 Proces-verbaal van aangifte [M] PL 0930/312438 (PV V, blz. 24-25), proces-verbaal van bevindingen PL 0930/312378 (PV V, blz. 22-23)
16 Proces-verbaal van aangifte [D] PL 0930/312438 (PV V, blz. 38-40)
17 proces-verbaal van verhoor getuige [H] PL 0930/312378 (PV V, blz. 26-27)
18 proces-verbaal van verhoor getuige [I] PL 0930/312378 (PV V, blz. 28-29)
19 proces-verbaal van bevindingen PL 0930/312378 (PV V, blz. 22-23)
20 proces-verbaal van verhoor verdachte PL 0930/312378 (PV V, blz. 32-34)
21 Proces-verbaal van bevindingen 2009022375-4 (PV II, blz. 23-24)
22 Proces-verbaal van verhoor verdachte 2009022375-7 (PV II, blz. 26-29, blz. 28)
23 proces-verbaal van aanhouding PL 15352010016652-2 (PV I, blz. 18-20)
24 proces-verbaal van aanhouding PL 15352010016652-2 (PV I, blz. 18-20)
25 Proces-verbaal van aangifte [A], PL 15352010016652-1 (PV I, blz. 28-32)
26 Proces-verbaal van verhoor getuige [K], PL 15352010016652-21 (PV I, blz. 75-77)
27 Proces-verbaal van verhoor verdachte, PL 15352010016652 (PV I, blz. 61-67)
28 Proces-verbaal van bevindingen, PL 15352010016652-18 (PV I, blz. 55-56)
29 Proces-verbaal van bevindingen, PL 15352010016652-10 (PV I, blz. 99-105)
30 Proces-verbaal van bevindingen, PL 15352010016652-10 (PV I, blz. 99-105, blz. 102), Rapportage betreffende onderzoek naar vluchtige stoffen van 7 mei 2010 (PV I blz. 127).
31 Proces-verbaal van bevindingen, PL 15352010016652-10 (PV I, blz. 99-105, blz. 101)
32 Proces-verbaal van aangifte [B], PL 15352010016868-1 (PV I, blz. 51-54)
33 Proces-verbaal van aanhouding, PL 15352010016652-2 (PV I, blz. 18-20)
34 Proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming PL 15352010016652-2 (PV I, blz. 4-5)
35 Proces-verbaal verhoor verdachte PL 15352010016652 (PV I, blz. 83-94, blz. 90-93)
36 Proces-verbaal van aangifte [C] PL 1535 2010016658-1 (PV I, blz. 43- 47, blz. 46)
37 Proces-verbaal van bevindingen PL 1535 2010016652-6 (PV I, blz. 35-37)
38 Proces-verbaal van aangifte [D] 2009022375-1 (PV II blz. 20-22)
39 Proces-verbaal van aanhouding 2009022375-2 (PV II, blz. 12-14)
40 Proces-verbaal van aangifte [C] PL 1535 2010016658-1 (PV I, blz. 43- 47)
41 Proces-verbaal van aangifte [D] 0930/09-312438 (PV V blz. 38-40)