Sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 12 augustus 2010,
gewezen in de zaak met zaak- / rolnummer: 371897 / KG ZA 10-923 van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. M. Shaaban te Zoetermeer,
de stichting
STICHTING DIERENTEHUIS ZOETERMEER,
gevestigd en kantoorhoudende te Zoetermeer,
gedaagde,
advocaat mr. drs. W.A. Koers te Leusden.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als "[eiseres]" en "het Dierentehuis".
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 5 augustus 2010 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. [eiseres] is eigenaresse van zeven katten en vier honden (hierna "de huisdieren").
1.2. Op 15 mei 2010 is [eiseres] ten val gekomen in haar woning, waarbij zij een heupfractuur heeft opgelopen. In verband daarmee was zij van 16 tot 25 mei 2010 opgenomen in het ziekenhuis. Direct in aansluiting daarop verbleef zij - ter revalidatie - tot en met 22 juni 2010 in een verpleeghuis.
1.3. Met het oog op hun verzorging zijn de huisdieren - via een buurvrouw - overgebracht naar het Dierentehuis, alwaar zij nog steeds verblijven.
1.4. Het Dierentehuis heeft de huisdieren laten enten en registreren, alsmede een aantal ervan onder behandeling van een dierenarts gesteld.
1.5. Het Dierentehuis brengt de pensionkosten - neerkomend op een bedrag van € 91,50 per nacht voor alle huisdieren - en de kosten verbonden aan de entingen, de registraties en de medische hulp in rekening bij [eiseres]. Dienaangaande heeft het Dierentehuis [eiseres] op 9 juli 2010 gefactureerd voor een totaalbedrag van € 7.409,87.
1.6. [eiseres] heeft - met het oog op de betaling van voormelde kosten - de Dierenbescherming verzocht om financiële bijstand, welk verzoek is afgewezen.
2. De vorderingen, de gronden daarvoor en het verweer
2.1. Zakelijk weergegeven vordert [eiseres] het Dierentehuis, op straffe van verbeurte van een dwangsom, te gelasten:
primair:
a. de huisdieren aan [eiseres] terug te geven;
subsidiair:
b. de plaatsing van de huisdieren bij derden te staken en de reeds bij derden geplaatste dieren terug te halen;
c. [eiseres] toe te staan de huisdieren twee keer per week gedurende twee uur te bezoeken;
een en ander met veroordeling van het Dierentehuis in de proceskosten.
2.2. Naast de hiervoor vermelde feiten voert [eiseres] daartoe - samengevat - het volgende aan.
Het Dierentehuis weigert ten onrechte de huisdieren aan [eiseres] terug te geven. [eiseres] erkent dat tussen het Dierentehuis en haar een overeenkomst betreffende de verzorging van de huisdieren tot stand is gekomen en is op zichzelf bereid een redelijke vergoeding te betalen. Het Dierentehuis brengt echter meer in rekening dan waarop het recht heeft. Bepaalde gedeclareerde (medische be)handelingen waren onnodig en hebben - in strijd met de eigen regels van het Dierentehuis - buiten medeweten van [eiseres] plaatsgevonden. Verder is [eiseres] niet in staat om het gehele bedrag ineens te betalen. Zij is bereid een betalingsregeling te treffen - in welk verband zij al € 150,-- heeft betaald - maar het Dierentehuis gaat daarin niet mee. Zolang de kosten niet zijn voldaan weigert het Dierentehuis ieder contact met [eiseres].
2.3. Het Dierentehuis heeft de vorderingen van [eiseres] gemotiveerd bestreden en beroept zich op een retentierecht op de huisdieren zolang de kosten, die inmiddels zijn opgelopen tot € 9.866,--, niet zijn betaald.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Voor de goede orde merkt de voorzieningenrechter - vooraf - het volgende op.
Blijkens het faxbericht van (de zijde van) het Dierentehuis van 4 augustus 2010 van 17.36 uur, alsmede diens schriftelijke pleitnotities, heeft het Dierentehuis een eis in reconventie ingesteld, althans willen instellen. Die eis is minder dan 24 uur vóór de mondelinge behandeling aangekondigd. Gelet hierop en op het bezwaar van [eiseres], heeft de voorzieningenrechter de vorderingen in reconventie van het Dierentehuis als strijdig met de goede procesorde en het beginsel van hoor en wederhoor aangemerkt en verder buiten beschouwing gelaten (vgl. Procesreglement kort gedingen rechtbanken sector civiel/familie, artikel 7.2, juncto artikel 1.1). Een en ander is op de zitting aan partijen medegedeeld.
3.2. Van beslissend belang voor de primaire vordering is de vraag of het Dierentehuis een retentierecht toekomt op de huisdieren, zolang [eiseres] de kosten verbonden aan de opvang van de huisdieren niet voldoet. Voorafgaand aan de procedure heeft het Dierentehuis ook nog het standpunt ingenomen dat hij eigenaar wordt van de huisdieren indien de kosten niet (tijdig) worden vergoed. Op de zitting heeft het Dierentehuis - daarnaar gevraagd - uitdrukkelijk aangegeven dat standpunt te hebben laten varen en zich enkel op een retentierecht te beroepen. Dit brengt tevens mee dat een eventuele verwaarlozing van de huisdieren in de onderhavige procedure niet relevant is.
3.3. Voor zover het Dierentehuis zich met betrekking tot het retentierecht beroept op haar "pensionreglement", kan de voorzieningenrechter hem daarin niet volgen. Gesteld noch gebleken is immers dat [eiseres] voorafgaand aan de tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst kennis heeft kunnen nemen van het reglement. Onder die omstandigheden wordt de rechtverhouding tussen partijen niet - mede - beheerst door dat reglement.
3.4. Aan het voorgaande doet echter niet af dat aan het Dierenhuis een retentierecht kan toekomen op grond van het bepaalde in artikel 6:52 BW, juncto de artikelen 6:57 en 3:290 BW.
Vaststaat dat het Dierentehuis een vordering heeft op [eiseres]. Aan de ene kant betwist [eiseres] weliswaar de hoogte van de door het Dierentehuis gestelde vordering, maar aan de andere kant erkent zij dat zij enig bedrag aan het Dierentehuis verschuldigd is. Zij is stelt immers bereid te zijn een (haars inziens) redelijk bedrag te willen betalen en bestrijdt enkel de kosten betreffende de entingen, de registraties en de medische hulp, welke kosten beduidend lager zijn dan de pensionkosten. Voorts is de omvang van een vordering - in beginsel - niet van belang voor een beroep op een retentierecht. Verder moet worden aangenomen dat de vordering van het Dierentehuis opeisbaar is, nu in de factuur van 9 juli 2010 een betalingstermijn van zeven dagen is opgenomen. Bovendien bestaat voldoende samenhang tussen de vordering van het Dierentehuis en diens verbintenis tot teruggave van de huisdieren aan [eiseres] en zijn andere omstandigheden die in de weg zouden kunnen staan aan het beroep op het retentierecht gesteld noch gebleken.
3.5. Het voorgaande betekent dat het Dierentehuis op goede gronden gebruik maakt van zijn bevoegdheid om de afgifte van de huisdieren op te schorten totdat [eiseres] - in ieder geval - het niet betwiste deel van de vordering van het Dierentehuis heeft voldaan. Op grond hiervan strandt de primaire vordering van [eiseres].
3.6. Bij de onder 2.1., sub b., vermelde subsidiaire vordering heeft [eiseres] geen belang. Op de zitting heeft het Dierentehuis uitdrukkelijk aangegeven dat alle huisdieren zich nog in het pension bevinden en dat - anders dan [eiseres] tot dusver had aangevoerd - geen enkel dier reeds bij (een) derde(n) is geplaatst. [eiseres] heeft dat niet weersproken. In reactie op die stelling heeft zij enkel aangevoerd dat zij dienaangaande kennelijk opzettelijk op het verkeerde been is gezet door het Dierentehuis. Gelet hierop moet worden aangenomen dat [eiseres] haar stellingen in dit verband niet heeft gehandhaafd. De onderhavige vordering zal dan ook worden afgewezen.
3.7. Met betrekking tot de onder 2.1., sub c, vermelde subsidiaire vordering heeft het Dierentehuis aangevoerd dat er geen bezwaren zijn tegen het bezoek van [eiseres] van de katten. Voor wat betreft de honden heeft het Dierentehuis wel bezwaar tegen bezoek, omdat de honden daardoor van slag raken. [eiseres] heeft dit laatste niet weersproken. Een en ander brengt mee dat de onderhavige vordering slechts zal worden toegewezen voor zover het de (7) katten betreft. Voor het opleggen van een dwangsom ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding, nu het Dierentehuis - in feite - heeft toegezegd aan de regeling betreffende de katten te zullen meewerken, terwijl er geen aanleiding bestaat om te veronderstellen dat het Dierentehuis die toezegging geen gestand zal doen.
3.8. [eiseres] zal - als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij - worden veroordeeld in de proceskosten.
- gelast het Dierentehuis toe te staan dat [eiseres] haar (7) katten twee keer per week gedurende twee uur bezoekt;
- veroordeelt [eiseres] in de kosten van dit geding, tot op dit vonnis aan de zijde van het Dierentehuis begroot op € 1.079,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 263,-- aan griffierecht;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.Th. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2010.