ECLI:NL:RBSGR:2010:BN3757

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/4531 WOB
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur met betrekking tot toezicht op de Telecommunicatiewet

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 14 juli 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, handelend onder een bepaalde naam, en de minister van Economische Zaken. De eiser had op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verzocht om openbaarmaking van documenten die informatie bevatten over het toezicht op de Telecommunicatiewet en het optreden van de overheid en de OPTA. Het verzoek werd door de minister afgewezen, omdat het te algemeen geformuleerd was en de eiser niet voldoende concreet had gemaakt welke documenten hij wenste te ontvangen.

De rechtbank oordeelde dat de minister zich terecht op het standpunt had gesteld dat het verzoek onvoldoende concreet was. De eiser had meerdere keren de gelegenheid gekregen om zijn verzoek te preciseren, maar was hier niet in geslaagd. De rechtbank stelde vast dat de minister niet verplicht was om documenten bij andere ministeries op te vragen en dat de gronden van de eiser, die betrekking hadden op storingen met een ISDN-aansluiting van KPN, niet konden leiden tot een gegrondverklaring van het beroep.

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat er geen aanleiding was om het besluit van de minister te vernietigen, ondanks enkele administratieve onvolkomenheden, zoals een onjuiste datum en het ontbreken van een bijlage. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en stelde vast dat de eiser ten onrechte een te hoog griffierecht had betaald, wat zou worden terugbetaald. De uitspraak werd openbaar gedaan op 14 juli 2010.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Afdeling 3, meervoudige kamer
Regnr.: AWB 09/4531 WOB
UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[eiser], handelend onder de naam [naam], wonende te [plaats],
en
de minister van Economische Zaken, verweerder.
I PROCESVERLOOP
Bij brief van 22 maart 2006, gericht aan minister-president Balkenende, heeft eiser een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) ingediend. Bij brief van 23 mei 2006 heeft de minister van Justitie verweerder verzocht de behandeling van het verzoek over te nemen voor zover dat betrekking heeft op informatie op het terrein van het ministerie van Economische Zaken.
Bij besluit van 30 juni 2008 heeft verweerder besloten zes documenten gedeeltelijk openbaar te maken en één document in zijn geheel niet openbaar te maken. Bij dit besluit heeft verweerder tevens besloten eisers verzoek om openbaarmaking van documenten die informatie bevatten over het toezicht op de Telecommunicatiewet en het optreden van de overheid en de OPTA in het bijzonder niet in te willigen wegens het ontbreken van voldoende concreetheid van de door eiser genoemde bestuurlijke aangelegenheid.
Tegen dit besluit heeft eiser bij verweerder bezwaar gemaakt. Tijdens een ambtelijke hoorzitting op 8 april 2009 is eiser door verweerder op zijn bezwaar gehoord.
Bij besluit van 13 mei 2009 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 22 juni 2009 beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
De zaak is op 11 juni 2010 ter zitting behandeld.
Eiser is in persoon verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. I.P. Hasper en D.E. Rufi.
II OVERWEGINGEN
1Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wob vermeldt de verzoeker bij zijn verzoek de bestuurlijke aangelegenheid of het daarop betrekking hebbend document, waarover hij informatie wenst te ontvangen.
In artikel 3, vierde lid, van de Wob is bepaald dat het bestuursorgaan, indien een verzoek te algemeen geformuleerd is, de verzoeker zo spoedig mogelijk verzoekt om zijn verzoek te preciseren en hem daarbij behulpzaam is.
2 Ter beoordeling staat de afwijzing van eisers verzoek door verweerder voor zover dat verzoek betrekking heeft op openbaarmaking van documenten die informatie bevatten over het toezicht op de Telecommunicatiewet en het optreden van de overheid en de OPTA in het bijzonder.
3 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de door eiser omschreven bestuurlijke aangelegenheid te algemeen geformuleerd is. Op grond van deze omschrijving was verweerder niet in staat om gericht een inventarisatie te maken van de binnen het ministerie van Economische Zaken aanwezige informatie neergelegd in documenten en was het voor verweerder niet mogelijk om deze informatie met inachtneming van de Wob al dan niet openbaar te maken. Eiser is meermalen verzocht zijn Wob-verzoek te preciseren, maar eiser heeft zijn verzoek niet voldoende concreet gemaakt.
4 Eiser heeft in beroep -samengevat- het volgende aangevoerd.
Het besluit vermeldt onjuiste data. Ook ontbreekt een bijlage. Er bestaan daarnaast onduidelijkheden over het uitgevoerde onderzoek en de aanloop naar het Wob-verzoek. Het onderzoek lijkt onvolledig te zijn. Er is gebruik gemaakt van een willekeur aan bronnen. Verweerder is niet ingegaan op de vraag van eiser in het algemeen door hoofdzaken en bijzaken niet te scheiden. Verweerder heeft in strijd met de Grondwet en de Telecommunicatiewet gehandeld. De ministeries hebben slecht samengewerkt. Er is geen sprake geweest van waarheidsvinding door verweerder. De procedures zijn voorts onduidelijk en er worden bedrijfsprocessen genegeerd. Daarbij ontbreekt toezicht op de Telecommunicatiewet, wordt het toezicht gejuridiseerd zonder eerst in te gaan op haalbaarheid en wordt berust in het feit dat een ondernemer naar willekeur geen aangifte kan doen.
5 In zijn Wob-verzoek heeft eiser -voor zover thans van belang- aangegeven informatie te willen ontvangen over de gang van zaken rond het toezicht op de Telecommunicatiewet en het optreden van de overheid en de OPTA in het bijzonder.
Verweerder heeft bij brief van 26 juni 2006 gevraagd aan eiser zijn verzoeken zoveel mogelijk te preciseren qua tijd en onderwerp. Voorts blijkt uit de stukken dat een telefoongesprek heeft plaatsgevonden tussen eiser en een medewerker van verweerder. Hierin heeft de medewerker van verweerder aan eiser gemeld dat zijn Wob-verzoek te breed is geformuleerd en het ondoenlijk is hele archieven naar hem toe te sturen. In dit gesprek is onder meer afgesproken dat eiser nog een poging zou doen om concrete verzoeken op papier te zetten. Uit het verslag van de hoorzitting in bezwaar blijkt dat aan de orde is geweest dat het Wob-verzoek te algemeen geformuleerd is. Eiser heeft blijkens dit verslag aangegeven dat hij het moeilijk vindt zijn Wob-verzoek te preciseren. Hij heeft met zijn Wob-verzoek beoogd te achterhalen waar het toezicht van de overheid begint en waar het eindigt en wil aantonen dat KPN onjuiste informatie aan de overheid heeft verstrekt.
6.1 Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat het Wob-verzoek ten aanzien van de gevraagde informatie over het toezicht op de Telecommunicatiewet en het optreden van de overheid en de OPTA in het bijzonder onvoldoende concreet is gemaakt door eiser. Verweerder was dan ook niet gehouden onderzoek te doen naar eventueel aanwezige documenten die informatie kunnen bevatten over deze onderwerpen. Gelet hierop kunnen de gronden van eiser die zien op het onderzoek niet tot een gegrondverklaring van het beroep leiden. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat hij niet gehouden was documenten bij andere ministeries op te vragen. Verweerder diende enkel te beslissen op het voorliggende verzoek. De gronden die zien op het probleem dat aan het Wob-verzoek ten grondslag ligt, de door eiser gestelde storingen met betrekking tot een ISDN-aansluiting van KPN, kunnen gelet hierop evenmin tot een gegrondverklaring van het beroep leiden.
6.2 Gelet op hetgeen onder 5 is overwogen is verweerder eiser voldoende behulpzaam geweest bij het nader concretiseren van zijn verzoek.
6.3 Er bestaat voorts geen grond voor het oordeel dat het besluit vernietigd zou moeten worden omdat het onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen. De onjuiste datum is een kennelijke verschrijving. Duidelijk is dat het besluit van 30 juni 2008 aan de orde was en niet een besluit van 30 juni 2009. Voorts is het verslag van de hoorzitting abusievelijk niet als bijlage bij het besluit meegezonden. Dit verslag was echter reeds bij eiser bekend en is bovendien nagezonden op 20 mei 2009.
7 Het beroep is ongegrond. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
8 De rechtbank overweegt dat van eiser, als natuurlijk persoon, ten onrechte een griffierecht van € 297,- is geheven. Het griffierecht voor het onderhavige beroep bedraagt € 150,-. Het verschil van € 147,- zal door de rechtbank aan eiser worden terugbetaald.
III BESLISSING
De Rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A.P. Pereira Horta, mr. J.W.H.B. Sentrop en
mr. dr. Th.L. Bellekom, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. de Graaf.
Uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2010.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.