ECLI:NL:RBSGR:2010:BN3657

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/25881
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en voortvarendheid in vreemdelingenzaken

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 6 augustus 2010 uitspraak gedaan in een beroep tegen de bewaring van een Georgische vreemdeling, geboren op 20 november 1983. Eiser was in bewaring gesteld op 19 maart 2010, en het beroep was ingesteld op 21 juli 2010. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 4 augustus 2010, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.G. Wiebes, en de minister van Justitie werd vertegenwoordigd door J. Kloosterman van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). De rechtbank oordeelde dat de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) onvoldoende voortvarend had gehandeld bij de uitzetting van eiser, omdat zij niet had nagegaan of eiser bij de IND bekend was, ondanks dat hij geen reisdocument had. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, beval de opheffing van de bewaring en heropende het onderzoek voor een nadere uitspraak over mogelijke schadevergoeding. De rechtbank verwees naar de Vreemdelingencirculaire 2000, die stelt dat in gevallen zonder geldig reisdocument de vreemdelingenadministratie geraadpleegd dient te worden. De uitspraak heeft geen rechtsmiddel openstaan.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Zwolle
Sector Bestuursrecht, Enkelvoudige Kamer voor Vreemdelingenzaken
Registratienummer: Awb 10/25881
Uitspraak op het beroep tegen de bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
in het geding tussen:
[eiser],
geboren op 20 november 1983,
van Georgische nationaliteit,
IND dossiernummer [nummer],
V-nummer [nummer],
alias [eiser],
geboren te Tblisi,
alias [eiser],
geboren op [geboortedatum],
thans verblijvende in op de detentieboot te Dordrecht,
raadsman mr. J.G. Wiebes,
eiser;
en
de minister van Justitie,
vertegenwoordigd door J. Kloosterman,
ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND),
verweerder.
1. Procesverloop
Eiser heeft op 21 juli 2010 beroep ingesteld tegen het voortduren van de bewaring. Het beroep strekt tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan eiser en aan de rechtbank toegezonden. Eiser is in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
Het beroep is behandeld ter zitting van 4 augustus 2010. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
De rechtbank heeft het onderzoek geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen nadere inlichtingen te verschaffen. Verweerder heeft op 4 augustus 2010 nadere informatie toegezonden. Eiser heeft hier op 4 augustus 2010 op gereageerd. Met toestemming van partijen heeft de rechtbank daarna het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
Op 19 maart 2010 is eiser in bewaring gesteld. Bij uitspraak van 8 april 2010 (Awb 10/10652) heeft de rechtbank laatstelijk een eerder tegen de bewaring gericht beroep ongegrond verklaard. Thans staat uitsluitend ter beoordeling of het voortduren van de bewaring rechtmatig is sinds het sluiten van het onderzoek op 1 april 2010 in die zaak.
Eiser stelt zich op het standpunt dat zicht op uitzetting ontbreekt en verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. De Georgische autoriteiten hebben reeds op 28 juni 2010 aangegeven dat de gegevens die eiser heeft opgegeven niet in de registers zijn aangetroffen. Eiser is vervolgens telefonisch gepresenteerd en dit heeft niet geleid tot afgifte van een laissez passer (lp). Verweerder heeft niet voortvarend gehandeld door pas op 22 juli 2010 te constateren dat eiser in Zwitserland andere persoonsgegevens heeft opgegeven. Deze gegevens zijn immers in de RANOV-procedure al bekend geworden en verweerder beschikte hier dan ook al over ten tijde van de inbewaringstelling.
Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) en de IND twee gescheiden organisaties zijn. DT&V heeft geen inzage in het systeem van de IND en beschikte ten tijde van de inbewaringstelling dan ook niet over de andere persoonsgegevens van eiser. DT&V informeert enkel bij de IND als er aanknopingspunten zijn, dit hoeft niet standaard bij iedere inbewaringstelling te gebeuren.
De rechtbank volgt verweerder niet in deze stellingen en verwijst naar paragraaf A4/4.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000:
Wijze van aanvragen
In een aantal gevallen is uitzetting van een vreemdeling aan wie geen (verder) verblijf in Nederland is toegestaan niet onmiddellijk uitvoerbaar, omdat deze niet over een (geldig) reisdocument beschikt op grond waarvan zijn toegang tot zijn land van herkomst of een ander land is gewaarborgd. Om na te gaan of de vreemdeling bij een andere ketenpartner bekend is, dient in die gevallen de vreemdelingenadministratie te worden geraadpleegd. Ter vaststelling van de nationaliteit en identiteit kan hier onder andere worden gedacht aan het vergelijken van foto's en vingerafdrukken. Ter vaststelling van de nationaliteit van een vreemdeling kan in bijzondere gevallen gebruik worden gemaakt van de bij de IND aanwezige expertise op het gebied van taalanalyse.
De rechtbank is, nu eiser niet beschikt over een reisdocument, van oordeel dat het op de weg van DT&V had gelegen om bij de IND na te gaan of en onder welke persoonsgegevens eiser daar reeds bekend was. Nu DT&V dit heeft nagelaten, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende voortvarendheid bij de uitzetting van eiser betracht.
Het beroep zal gegrond worden verklaard en de opheffing van de bewaring zal worden bevolen. Hetgeen verder nog door eiser is aangevoerd behoeft geen bespreking.
Eiser heeft verzocht om toekenning van schadevergoeding. De rechtbank is nog niet in staat te oordelen of er termen voor schadevergoeding aanwezig zijn, zodat het onderzoek zal worden heropend op na te melden wijze.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de opheffing van de bewaring;
- heropent het onderzoek ter voorbereiding van een nadere uitspraak over de vraag of er termen voor schadevergoeding aanwezig zijn;
- verwijst de zaak daartoe naar de zitting van 12 augustus 2010;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.M.J. Bouwman, als rechter, en door deze en L.S. Lodder als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.