ECLI:NL:RBSGR:2010:BN3590
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. van Rij
- A.J. Kwestro
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen middelingsteruggaaf inkomstenbelasting en heffingsrente
In deze zaak heeft eiser, na het opleggen van een definitieve aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2006, een verzoek om middeling ingediend voor het tijdvak 2004-2006. De inspecteur van de Belastingdienst heeft op 19 december 2009 een middelingsbeschikking afgegeven, waarbij de middelingsteruggaaf is berekend op € 1.594, met inachtneming van een drempelbedrag van € 545. Eiser is van mening dat deze drempel onterecht is toegepast en dat hij recht heeft op een volledige teruggaaf zonder drempel. Daarnaast betwist hij het niet vergoeden van heffingsrente over de middelingsteruggaaf.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de inspecteur de middelingsteruggaaf correct heeft berekend door het drempelbedrag van € 545 in aanmerking te nemen. De rechtbank stelt vast dat de wet, artikel 3.154 van de Wet IB 2001, expliciet bepaalt dat bij de berekening van de middelingsteruggaaf een drempelbedrag moet worden toegepast. Eiser's argument dat de gehele teruggaaf zonder drempel moet worden vergoed, wordt verworpen.
Wat betreft de heffingsrente oordeelt de rechtbank dat de wettelijke regeling, zoals vastgelegd in de Algemene wet rijksbelastingen, geen ruimte biedt voor het vergoeden van heffingsrente over de middelingsteruggaaf. De rechtbank wijst erop dat de inspecteur binnen de wettelijke termijn van drie jaar de aanslag heeft vastgesteld en dat er geen verplichting bestaat om rente te vergoeden. Eiser's beroep wordt ongegrond verklaard, en de rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 20 juli 2010.