ECLI:NL:RBSGR:2010:BN3355

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
337951 / HA ZA 09-1687
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over kosten in rekening gebracht door KPN voor acceptgirobetalingen

In deze zaak vorderde de besloten vennootschap Telegrootgebruik B.V. (TGG) dat de rechtbank voor recht verklaarde dat KPN B.V. niet gerechtigd was om kosten van € 1,05 per factuur in rekening te brengen voor betalingen per acceptgiro. TGG stelde dat deze kosten een pure doorbelasting waren zonder dat daar een dienst tegenover stond. KPN verweerde zich door te stellen dat de kosten gerechtvaardigd waren op basis van de Algemene Voorwaarden, waarin stond dat KPN de tarieven kon wijzigen. De rechtbank oordeelde dat KPN de kosten op grond van artikel 27.1 van de Algemene Voorwaarden in rekening mocht brengen, omdat het verzenden van een acceptgiro een dienst was die KPN aan haar klanten verleende. De rechtbank concludeerde dat KPN binnen redelijke grenzen handelde en dat de vordering van TGG integraal moest worden afgewezen. TGG werd veroordeeld in de proceskosten van KPN, die op € 1.166,-- werden begroot, inclusief griffierecht en salaris advocaat. De kostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 337951 / HA ZA 09-1687
Vonnis van 7 april 2010 (bij vervroeging)
in de zaak van
de besloten vennootschap
TELEGROOTGEBRUIK B.V.,
gevestigd te Driebergen-Rijsenburg (gemeente Utrechtse Heuvelrug),
eiseres,
advocaat mr. R.P. de Bruin te Gouda,
tegen
de besloten vennootschap
KPN B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. G. Ruardij te Amsterdam.
Partijen zullen hierna “TGG” en “KPN” genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de inleidende dagvaarding van 21 april 2009, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van deze rechtbank van 26 augustus 2009 waarin een comparitie van partijen is bevolen;
- het proces-verbaal van comparitie van 26 februari 2010 en de daarin genoemde stukken.
1.2. In deze zaak is vervolgens een datum voor vonnis bepaald, waarna de zaak door de enkelvoudige kamer van deze rechtbank, op de voet van artikel 15 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), is verwezen naar de meervoudige kamer.
2. De feiten
2.1. TGG is een vennootschap van de Nederlandse vereniging van BedrijfsTelecommunicatie Grootgebruikers (hierna: de BTG). TGG sluit, ten behoeve van de leden van de BTG, mantelovereenkomsten met de aanbieders van telecommunicatiediensten op de grootzakelijke markt en zij levert voorts factuurmanagementdiensten.
2.2. KPN biedt grote ondernemingen een regeling aan geheten “Corporate Voice XL”. Binnen deze regeling krijgen deze ondernemingen korting op bepaalde nationale gesprekskosten, aansluitingen van KPN en faciliteiten van KPN.
2.3. In september 2007 hebben TGG en KPN een overeenkomst voor “Corporate Voice XL” gesloten. Op deze overeenkomst zijn de Algemene Voorwaarden voor de vaste telefoondienst van KPN van toepassing (hierna: de Algemene Voorwaarden).
2.4. In de artikelen 14.1 en 27.1 van de Algemene Voorwaarden is, voor zover thans van belang, het volgende bepaald: “14.1 De Contractant is aan KPN vergoedingen verschuldigd voor door hem afgenomen diensten volgens de daarvoor vastgestelde en bekend gemaakte tarieven. De tarieven kunnen bestaan uit eenmalig verschuldigde bedragen, maandelijks of anderszins periodiek verschuldigde bedragen en bedragen die afhankelijk zijn van het gebruik van de Telefoondienst en Aanvullende diensten (…).”
27.1 Deze Algemene Voorwaarden en de tarieven kunnen door KPN worden gewijzigd.(…)”
2.5. De zakelijke klanten van KPN kunnen de rekeningen van KPN op twee manieren betalen: per acceptgiro en per automatische incasso. Klanten die kiezen voor betaling van de rekeningen van KPN per acceptgiro krijgen een papieren factuur met daaraan gehecht een acceptgiro toegezonden. Aan die klanten wordt, omdat zij niet per automatische incasso betalen, een bedrag van € 1,05 per factuur in rekening gebracht. Als reden hiervoor vermeldt KPN dat banken voor betaling per acceptgiro een hoger bedrag in rekening brengen dan in geval van betaling per automatische incasso en verder dat zij kosten maakt die direct gerelateerd zijn aan de keuze voor betaling per acceptgiro (zoals productie-, print- en verzendkosten) en kosten die verband houden met het betalingsgedrag van de klanten die kiezen voor betaling per acceptgiro (meer contact met de klantenservice, meer betalingen na de vervaldatum, waarna het verzenden van een betalingsherinnering nodig is en mogelijk nog meer handelingen als betaling geheel uitblijft, en meer mislukte betalingen). Klanten die kiezen voor betaling van de rekeningen van KPN per automatische incasso krijgen alleen een papieren factuur toegezonden. Hun wordt niet € 1,05 per factuur in rekening gebracht.
2.6. TGG heeft de keuze gemaakt om de rekeningen van KPN niet per automatische incasso te betalen. Zij betaalt de rekeningen door middel van internetbankieren. Sinds december 2007 brengt KPN haar het bedrag van € 1,05 per factuur in rekening.
2.7. TGG handelt voor de leden van de BTG die van haar diensten gebruikmaken jaarlijks circa 12.000 facturen van KPN af.
2.8. Aan verzoeken van TGG om het in rekening brengen van het bedrag van € 1,05 per factuur te staken heeft KPN geen gehoor gegeven.
3. Het geschil
3.1. TGG vordert, na wijziging van eis, dat de rechtbank:
a) voor recht verklaart dat KPN niet gerechtigd is om de kosten van € 1,05 bij TGG in rekening te brengen;
b) KPN veroordeelt om deze kosten aan TGG terug te betalen.
TGG vordert verder dat KPN wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure.
3.2. KPN voert verweer.
3.3. Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Nu KPN geen bezwaar heeft gemaakt tegen de wijziging van eis en de rechtbank geen gronden aanwezig acht om de wijziging van eis buiten beschouwing te laten, zal de rechtbank op die eis beslissen.
4.2. KPN heeft zich primair tegen de vordering van TGG verweerd met de stelling dat TGG geen belang heeft bij haar vordering en dat die vordering reeds daarom moet worden afgewezen. KPN heeft er in dit verband allereerst op gewezen dat TGG het bedrag dat KPN bij haar in rekening brengt doorberekent aan de leden van de BTG die van haar diensten gebruikmaken en TGG uiteindelijk zelf dus niets betaalt aan KPN. De rechtbank neemt aan dat TGG met de leden van de BTG die van haar diensten gebruikmaken is overeengekomen dat zij de belangen van deze leden in rechte zal vertegenwoordigen. Dat is ook wat TGG in deze procedure doet. Zij komt dus niet op voor haar eigen belang, maar voor dat van bedoelde leden van de BTG. Het betoog van KPN, dat dit miskent, faalt reeds hierom. KPN heeft er verder op gewezen dat het bedrag dat TGG jaarlijks aan KPN moet betalen (circa € 12.600,--) in relatie tot het bedrag dat met de facturen van KPN in rekening wordt gebracht bij de leden van de BTG die van de diensten van TGG gebruikmaken (circa
€ 130.000.000,--), verwaarloosbaar is te achten. Deze enkele omstandigheid rechtvaardigt echter, wat hiervan verder ook zij, niet de conclusie dat TGG onvoldoende belang heeft bij haar vordering als bedoeld in artikel 3:300 BW. Het betoog van KPN impliceert dat de rechter alleen over zaken van een bepaald financieel gewicht een oordeel zou mogen geven. Dit betoog vindt geen steun in het recht. Een en ander brengt mee dat de rechtbank toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de vordering van TGG.
4.3. De vraag die in dit verband speelt is of KPN op basis van artikel 14.1 van de Algemene Voorwaarden, bezien in samenhang met artikel 27 van die Voorwaarden, gerechtigd is om aan de leden van de BTG die van de diensten van TGG gebruikmaken kosten in rekening te brengen die verband houden met de keuze van die leden om de facturen van KPN niet per automatische incasso te betalen. TGG meent dat dit niet het geval is. KPN bepleit het tegendeel.
4.4. TGG stelt in dit verband, althans zo begrijpt de rechtbank haar, dat het in deze niet gaat om een vergoeding voor een dienst als bedoeld in voornoemde artikelen uit de Algemene Voorwaarden, maar om een pure doorbelasting van kosten zonder dat daar een dienst tegenover staat. De rechtbank is met KPN van oordeel dat TGG hierin niet kan worden gevolgd. Klanten die ervoor kiezen om de rekeningen van KPN niet per automatische incasso te betalen worden door KPN in het bezit gesteld van een acceptgiro, zodat deze klanten hun rekeningen kunnen betalen. Met het verzenden van een acceptgiro verleent KPN dus een dienst aan haar klanten. Deze dienst is ook onlosmakelijk verbonden met de hoofdverplichting die KPN jegens haar klanten op zich heeft genomen, namelijk het verlenen van telecommunicatiediensten. Dat KNP TGG letterlijk geen dienst bewijst omdat TGG de acceptgiro’s die KPN naar haar verstuurt terzijde legt en het bedrag van de rekeningen overmaakt door middel van internetbankieren, doet aan het voorgaande niet af. Dit is een eigen keuze van TGG. Bovendien heeft KPN onbetwist gesteld dat ook als haar rekeningen worden betaald door middel van internetbankieren de kosten die zij maakt nog altijd hoger zijn dan de kosten die zij maakt als klanten hun rekeningen per automatische incasso betalen. De conclusie moet dus zijn dat KPN de kosten waartegen TGG zich verzet , op grond van artikel 27.1 van de Algemene Voorwaarden in rekening heeft mogen brengen en nog steeds mag brengen.
4.5. KPN moet bij het uitoefenen van de bevoegdheid die haar op grond van artikel 27.1 van de Algemene Voorwaarden toekomt uiteraard wel binnen redelijke grenzen blijven. De rechtbank is van oordeel dat KPN deze grenzen hier niet heeft overschreden. KPN heeft betoogd dat het bedrag van € 1,05 in een redelijke verhouding staat tot de kosten die zij werkelijk maakt. TGG heeft dit niet, althans niet gemotiveerd, bestreden. Het verzenden van een acceptgiro is, zoals hiervoor is overwogen, bovendien een vorm van dienstverlening van KPN aan haar klanten. KPN biedt TGG ook een alternatief, namelijk het betalen van de rekeningen per automatische incasso. Dat TGG, om haar moverende redenen, niet op deze wijze wenst te betalen is (ook) haar eigen keuze. De rechtbank acht het betalen per automatische incasso ook niet onredelijk bezwarend voor TGG. Hierbij is mede van belang dat TGG een ter comparitie gedaan aanbod van KPN om over de bezwaren van TGG tegen betaling per automatische incasso te praten en te trachten hierin een oplossing te bereiken, heeft laten passeren.
4.6. Voor zover TGG nog heeft willen betogen dat KPN haar had moeten informeren alvorens over te gaan tot het in rekening brengen van het bedrag van € 1,05 per factuur, volgt de rechtbank haar daarin evenmin. Hierbij is allereerst in aanmerking genomen hetgeen onder 4.5 is overwogen. Het bedrag waar het in dit geval om gaat is in relatie tot het contractsbelang bovendien zo gering dat niet kan worden gezegd dat KPN ter zake een informatieplicht had.
4.7. Uit het voorgaande volgt dat de vordering van TGG integraal moet worden afgewezen. Bij deze uitkomst past een veroordeling van TGG in de kosten van deze procedure. Deze kosten worden als volgt begroot:
- griffierecht: € 262,--;
- salaris advocaat: € 904,-- (2 punten x € 452,-- (= tarief II)).
KPN heeft de rechtbank verzocht te bepalen dat TGG deze kosten binnen veertien dagen na dit vonnis moet voldoen en dat zij bij gebreke daarvan van rechtswege in verzuim zal zijn. TGG heeft zich tegen dit verzoek niet verzet. De rechtbank zal aldus beslissen. Op verzoek van KPN zal de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
5. De beslissing
De rechtbank
- wijst de vordering af;
- veroordeelt TGG in de proceskosten, aan de zijde van KPN tot op heden begroot op € 1.166,--, waarvan € 262,-- aan verschotten en € 904,-- aan salaris advocaat;
- bepaalt dat TGG deze kosten binnen veertien dagen na dit vonnis moet voldoen, bij gebreke waarvan zij van rechtswege in verzuim zal zijn;
- verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Bierling, mr. H.F.M. Hofhuis en mr. S. Verheijen en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2010.